Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Martjen Nantkes van der Swaagh
Martjen Nantkes van der Swaagh.

relatie
met

Hero Pieters Heres.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johannes*1832 Nieuw Scheemda †1875 Nieuw Scheemda 43


Martke Luppes
Martke Luppes, geb. circa 1638, ovl. (ongeveer 58 jaar oud) circa 1696.


Nn
Nn .

tr.
met

Alberich van Elsass, zn. van Haicho Vom Elsass (van Elsass) en Ganna Nn.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Liutfried     


Matthias Hayes
Matthias Hayes, geb. circa 1570, hij wordt voor het eerst genoemd te Heiligerlee [Gr] in 1591,
Kerkvoogd, zijlvester en vaandrig van Westerlee en Heiligerlee in 1621,
Gedurende de invasie en het passeren van het leger van Brunswick, moet Matthias 50 soldaten en vijftig paarden onderdak en voedsel verschaffen.
Matthias geldt in zijn tijd als een zeer vermogend man. Hij exploiteert ook de steenfabriek (tichelwerk) bij het voormalige klooster van Heiligerlee en levert stenen aan voor de bouw van de kerken van Midwolda en Bellingwolde. Hij voert een gedeeldwapen: I een halve adelaar en II drie eikels paarsgewijs geplaatst.
hij komt voor te Heiligerlee [Gr] in 1629, komt voor te Heiligerlee [Gr] in 1639, ovl. Hij overlijdt in de maand mei.

tr.
met

Gele Nn.


Bronnen:
1.Boerderijenboek Wold-Oldambt; BWO 201, S649


Matthias Hayckens
in
Parenteel van Tyacko Tiddinga.

Matthias Hayckens.

tr. (Eppien 29 jaar oud) te Westeremden [Gr] op donderdag 26 mei 1661
met

Eppien Fockens, dr. van Edzo Fockens en Tyabbechien Luppens, geb. te Hoysum, Warffum op woensdag 4 feb 1632, ovl. (minstens 45 jaar oud) na donderdag 11 mrt 1677.


Matthias Tiddes
Matthias Tiddes, ovl. te Midwolda [Gr] in 1736.


Aantekeningen bij Matthias Tiddes.
Midwolda - fol.101 - 28 april 1714:.
Jurjen Thies en Ecke Willems (ehel.) lenen van zijlvest Matthias Tiddes en Wobbigjen Hermanni (ehel.) met Stijntjen Tiddes 300 gld. à 5%. Getuige n: mr. Hilbrant Alberts en Jan Hindriks.

tr. (1) te Midwolda [Gr] op donderdag 15 mrt 1708 Midwolda- fol.648 - 15 maart 1708:
H.V.Thies Tiddes en Wobbigjen Hermannus. Brg.: Stijntien Tiddes, zuster; Teetie Heeres, nicht; Br.: solliciteur Reneman, aangehuwde oom en pr.vmd .; Hermannus Aises, sibbevoogd, en Trijntien Broers (ehel.), moei; Wubbe lt Hindriks en Eeke Hermanni (ehel.), nicht; Getuigen: Ritzo Jans en Tonn is Eppes
met

Wobbigje Hermannij, ovl. in 1727.

Uit dit huwelijk 2 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Geesjen  †1736   
Swaantje  †1768   

tr. (2) te Midwolda [Gr] op vrijdag 1 aug 1727 Midwolda - fol.510 - 1 augustus 1727:
H.V.Zijlvest Matthias Tiddens en Anna Mentkes, wed. Peter Hermans. Goede ren ongemeen, winst en verlies half om half, kinderen gelijk, indien hij eerder overlijdt dan zij, krijgt zij een kindsdeel, omgekeerd krijgt hij ook een kindsdeel. Brg.: Swaantje Matthias [Swaantje Matties] en Geesjen Matthias [Geesjen Matties], dochters; Reinder Renkes [Reinder Remkes] en Stijnten Tiddens (ehel.), zuster; Heero Jemmes en Imke Aises [Imke Aijsse s] (ehel.), halve neef; Cornelis Jans, aangetrouwde halve neef; Bartholt Onnen [Bartholt Onnes] en Grietje Melles (ehel.), halve nicht; Br.: Stijn tjen Abrahams, weduwe van Peter Jurjens, dochter; Geurt Wijpkens en Eef ke Jans (ehel.), oom; Roelef Cornelis en Bauwe Lupkes [Bouwe Lupkes] (ehe l.), neef; Wildrik Buttjes [Wildrik Botjes] en Eefke Peters (ehel.), nee f; Engel Lupkes en Trijntje Jans (ehel.), halve nicht; Tidde Peters [Tid do Pieters] en Sijben Tonnis, Doede Ounkes [Doe Uuckes] en Bouwe Peters [ Bouwe Pieters] en Deuwer Peters [Diewer Pieters], aangetrouwde kinderen. Getuigen: Tonnis Eppes en Hinderik Krul [Hindr. Crol]
met

Anna Mentkes, dr. van Mentko Wijpkens en Liefke (Eefke) Jurjens, tr. (2) met Abraham Isaacks. Uit dit huwelijk een dochter, tr. (3) met Pieter Hermans. Uit dit huwelijk 2 zonen, tr. (4) met Pieter Jan Smit. Uit dit huwelijk geen kinderen.


Aantekeningen bij Anna Mentkes.
Midwol- fol.468 - 9 februari 1700:.
H.V.Cornelis Roelfs en Itien Mentkes. Brg.: Jantien Cornelis, moeder; Jan tien Cornelis, moei; Jacob Derks, neef; Br.: Mentko Wijpkens, vader; Geu rt Wijpkens, oom; Jan Wobbes en Geertien Sijpkens (ehel.), halfzuster; Pi eter Sijpkens en Bunje Epkes (ehel.), halfbroer; Oewe Okkes en Jantien Si jpkes (ehel.), halfzuster; Anna Mentkes, zuster; Getuigen: Hindrik Jaco bs en mr. Boele Everts.Midwolda - fol.706 - 22 februarij 1710 - Herman Ja ns en Corneliske Cornelis (ehel.) zijn schuldig aan Garrelt Tobias, Geu rt Wijpkens en Roelef Stour, voogden over Anna Mentkes' dochter bij Abrah am Isaacs, als ook aan Anna Mentkes, getrouwd met Peter Hermans, 184 gl d. à 4%. Getuigen: mr. Geert Tiaarts en Hinderic Harkes.Nieuwolda Fol.3 21 - 26 mei 1717 - Geert Tjasses, Tjakke Egges en Wibbo Eilderts, als vol machten van het kerspellieden en «i»uitbruikeren«/i» der Nieuwolder lande n, lenen van Hitjo Gerrijts, Geurt Wijpkes en Peter Sijpkes, voogden ov er de nagelaten dochter van wijlen Abraham Izaaks en Anna Mentkes (gew.eh el.) 1050 car.gld. à 4%. Getuigen: Tjakko Rotgerts en Jan Hindrik Klimp.M idwolda- fol.760 - 25 oktober 1736 - Anna Mentkes, weduwe van Mattias Tid dens te Midwolda, aan de ene kant, en Pieter Eijses [Pieter Aijses] en Sw aantie Mattias [Swaantje Matties] (ehel.), te Midwolda, aan de andere kan t, regelen de nalatenschap van Mattias Tiddens, zijnde respectievelijk m an en vader. Mandelig is de plaats en het land te Oostwold voor Swaantie Mattias en Anna Mentkes voor haar kind Eefko Mattias, aangekocht van Henr icus Sissing, te weten 2/3 voor Swaantie Mattias en 1/3 voo het kind van Anna Mentkes. De weduwe krijgt de gehele inboedel en het huis en land te Oostwold destijds aangekocht van de weduwe van ds. Wigoldus Hoorn. Het li nnengoed en zilver zijn verdeeld. Pieter Aises zal aan zich behouden die goederen die zich reeds in zijn huis bevinden en als zodanig stonden verm eld in de opgestelde inventaris. Anna Mentkes moet daarenboven aan hem ui tkeren 244 gld. Getuigen: Wildrik Bottties [Wildrik Botjes] en Edso Hindr iks [Edzo Hindriks]


Rutpert II Im Wormsgau
Rutpert II Im Wormsgau1, geb. circa 7501,1,1, graaf te Oberrhein [Dui] van 785 tot 807, graaf te Wormsgau [Fra] van 785 tot 807,
Heer te Dienheim [Dui] circa 795,
Dienheim is een plaats in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts, en maakt deel uit van het district Mainz-Bingen. Dienheim telt 2.117 inwoners.
Ovl. (Ongeveer 57 jaar oud) op vrijdag 12 jul 8071,1.

tr. (1)
met

Theoderata Nn1, geb. circa 7551,1, ze komt in bronnen voor tussen 766 en 777, ze is in ieder geval overleden in 789, ovl. (minstens 22 jaar oud) na 7771,1.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Rutpert Robert III*775  †830  55

tr. (2)
met

Isengarde Nn1, geb. na 789, ovl. 1,1.


Bronnen:
1.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen

Maurits Ripperda
 
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Maurits Ripperda, geb. in 1536, heer te Vorden [Ge], voor de helft hoofdeling te Farmsum [Gr], voor de helft hoofdeling te Appingedam [Gr], voor de helft hoofdeling te Petkum [Deu], voor de helft hoofdeling te Dornum, gravelijke hofrechter te Aurich [Deu], lid van de ridderschap van de graafschap te Zutphen [Ge] in 1564, ovl. (ongeveer 80 jaar oud) te Petkum [Deu] op zondag 2 okt 1616.



Aantekeningen bij Maurits Ripperda.
Hij is geb. 1536, overl. 2 okt. 1616 te Petkum, zoon van Hayo en van Henrica van Hackfort, door wie Vorden in het bezit der Ripperda's kwam. Maurits R, hoofdling in half-Farmsum, Retkum en Dornum, was sedert 1564 beschreven in de ridderschap van Zutphen. Hij wordt in 1564 lid van de Ridderschap van Zutphen en is gravelijke hofrechter te Aurich (Oost-Friesland). Ook gaat hij als gecommiteerde van het Landschap in 1573 naar Antwerpen en Brussel ter begroeting van don Luis de Requessens, de nieuwe Spaanse gouverneur der Nederlanden en opvolger van de hertog van Alva. Nadat in 1580 kasteel Vorden door Engelse soldaten geplunderd is vertrekt hij naar Oost-Friesland en wordt in 1591 drost te Norden. Op 28 november 1599 huldigt hij graaf Enno van Oost-Friesland.
Zijn recht op Vorden wordt betwist door zijn halfoom, Henrick van Eck tot Medler, zonder dat hun goede verstandhouding daaronder schijnt te lijden. Hij draagt zijn deel in de heerlijkheid Farmsum over aan zijn broer Jacob. De Farmsumse hoofdtak van de Ripperda's is uiteindelijk door de hoge kosten van de borg verarmd. Hij overlijdt op 2 oktober 1616 op de Ripperdaburg te Petkum.
In 1573 gaat hij als gecommitteerde der landschap naar Antwerpen en Brussel ten einde Requesens te complimenteren. In 1580 wordt zijn huis te Vorden door Engelse soldaten geplunderd; hij vertrekt dan naar Oostfriesland en wordt in 1591 drost te Norden. Het recht op Vorden wordt hem betwist door zijn halve oom Henrick van Eck, zonder dat hun goede verstandhouding daaronder lijdt. Later worden die aanspraken weerr opgehaald en eindigen na een langdurig proces in 1620, met bevestiging van een overeenkomst, waarbij het goed, op zekere voorwaarden, aan Adolf Ripperda, Maurits zoon, wordt toegekend. Maurits Ripperda huwt vóór 1570 met Maria van Willich of Wylich tot Diesfort, geb. 1536, dochter van Derck en van Anna van Swanenborch. Uit dit huwelijk spruiten twaalf kinderen.
(Bronnen: Zie: Wapenheraut V, 174, 213; Geld. Volksalmanak 1892, 39, 41; Slichtenhorst, pag. 5; Mdbl. Ned. Leeuw XLII, 75-78).
Ook gaat hij als gecommiteerde van het Landschap in 1573 naar Antwerpen en Brussel ter begroeting van de Spaanse gouverneur der Nederlanden en opvolger van de hertog van Alva, don Luis de Requessens. Nadat 1580 kasteel Vorden door Engelse soldaten geplunderd is, vertrekt hij naar Oost-Friesland en wordt 1591 drost te Norden. Op 28 november 1599 huldigt hij graaf Enno van Oost-Friesland. Zijn recht op Vorden wordt betwist door zijn halfoom Henrick van Eck, zonder dat hun goede verstandhouding daaronder schijnt te lijden. Hij draagt zijn deel in de heerlijkheid Farmsum over aan zijn broer Jacob. De Farmsumse hoofdtak der Ripperda's is uiteindelijk door de hoge kosten van de borg verarmd.


Grafzerk van Maurits Ripperda in Pewsum.

Maurits wordt voogd over de minderjarige Kinderen van Henrick van Eck, die tijdens de 80-jarige oorlog sneuvelt.
Een van deze kinderen, Vrijdach, voert op zijn beurt ook een langdurig proces over het bezit van Vorden. Niet eerder dan op 17 september 1620, zev en en tachtig jaar nadat Henrica van haar zuster het kasteel erfde, bepaa lt het Hof van Gelderland, dat Hendrick van Eck (een kleinzoon van Henric k, die het proces aanspande) afstand moet doen van zijn aanspraken op het huis ten behoeve van Adolf Ripperda (een zoon van Maurits), waarvoor h em 20.000 daalders uitgekeerd worden. Maurits Ripperda woont met zijn gez in op het kasteel tot op 23 november 1580 Engelse huursoldaten in Staat se dienst het kasteel aanvallen en innemen. Er wordt veel vernield en weg gehaald, terwijl de onverlaten bovendien de vrouw des huizes, haar kinder en en bedienden ontvoeren. Na het betalen van een losgeld worden ze weer vrijgelaten. Maurits ontspringt deze dans, omdat hij niet thuis is. Kort hierna wordt door soldaten brand gesticht op het kasteel, maar dan heeft het gezin Vorden al verlaten en zijn intrek genomen in een huis aan de Halterstraat in Zutphen. Daarvandaan trekt Maurits naar Groningen.
Door Graaf Edzard II van Oost-Friesland wordt hij aangesteld als drost v an Bierum en van Norden, gelegen in het graafschap Oost-Friesland, waar Ripperda´s vele bezittingen hebben. In de loop der jaren negentig keert hij terug naar zijn gehavende kasteel. Omstreeks de eeuwwisseling wordt de schade aan het kasteel hersteld.In 1617 sterft Maurits. Zijn oudste zo on en erfgenaam Adolf stelt waarschijnlijk geen prijs op Vorden. Een jaar nadat hij Hendrik van Eck 20.000 daalders heeft moeten betalen, draa gt hij Vorden over aan zijn jongere broer Peter Vincent. Die laat in 16 37 Vorden na aan zijn oudste zoontje Maurits Herman, die pas na tien jaar de leeneed zelf mag afleggen.
Nog weer tien jaar later trouwt hij in Vorden met Adriana Sophia van Rene sse van Elderen. Twee weken voor de bruiloft leent de bruidegom van Jan Gijsen, richter te Vorden en zijn vrouw Mechteld Tengbergen f 2000,- en tw ee jaar later nog eens f 1000,-. Wanneer Mechteld Tengbergen en Jan Gijs en overlijden, resp. 10 maart 1674 en 10 december 1683 is er nog niets af gelost.
Pas in 1688 betaalt Maurits Herman een gedeelte terug plus achterstallige rente. Zijn erfgenamen blijven opgescheept met de rest van de schuld, maar ook zij maken geen enkele haast daar iets tegen te doen. Na nog eens twintig jaar is het bedrag opgelopen tot f 8000,- en dat wordt de erven van het echtpaar Gijsen te machtig. Omdat er geen enkel onbezwaard all odiaal goed bij de Ripperda´s meer te vinden is, vragen ze aan Adriaen Werner van Pallandt, als leenheer van Vorden, toestemming om ten landrech te te mogen prodederen op de havesathe Vorden, sijne meulen.. ´. Van Pallandt stemt hierin toe en in 1709, vijftig jaar na het aangaan van de l ening, draagt het gericht van Scholambt Zutphen, waartoe ook het ambt Vor den behoort, de familie Ripperda op haar schuld te betalen. Maurits Herm an heeft niet alleen moeilijkheden veroorzaakt, hij krijgt ze ook, want t ijdens de tweede Engelse oorlog (1665-1667) trekt de bisschop van Munster, Christoph Bernard van Galen, Gelderland binnen, daartoe overgehaald door de Engelse Koning Karel II. De bisschop lijkt dit een uitstekende gele genheid om in één moeite door zijn eigen zaakje in het Gelderse op te kna ppen. Hij bezet de heerlijkheid Borculo, waarop hij meent rechten te hebb en en brandschattend rukt hij verder door Gelderland. In 1665 bezet hij kasteel de Wildenborch in Vorden, 1666 wordt Vorden zijn slachtoffer.
Wanneer Maurits Herman in 1689 overlijdt, leeft er van hem nog één zoon, Vincent Willem, die zijn vader maar kort overleeft en kinderloos de were ld verlaat. Het goed gaat dan over op Vincent Willems zuster, Anna Margri et, gehuwd met Willem Hendrik Carel Ripperda, afkomstig uit een jongere t ak van het geslacht Ripperda. Kort na haar huwelijk en de geboorte van ha ar eerst kind in 1695 is ze gestorven. Maurits Carel George Willem wordt als kleuter van twee jaar beleend met Vorden, waarbij zijn vader als voogd optreedt. Op zijn zevende erft hij de heerlijkheid Verwolde in het Gel derse Laren van de oom van zijn moeder. Hij huwt in 1724 met Anna Maria D orothea van lintelo, bezitster van het kasteel de Ehze onder Almen. Het echtpaar woont daar ook, al verblijft het nu en dan in Zutphen.
Maurits Carel verkoopt Verwolde in 1737 aan Allard Philip van der Borch, wiens nakomelingen het tot 1977 hebben bezeten. Maurits Carel en Anna krijgen geen kinderen. Bij het overlijden in 1751 van Maurits wordt een inve ntaris opgemaakt van zijn bezittingen waartoe o.a. behoren: Het huys Vorden met deszelfs Stallingen, Hoven, Boomgaarden, de windemoolen, de waet ermoole, de Looijerije aan de Beeke. Op het onbewoonde kasteel bevindt zich wat meubilair en huishoudelijk goed, alles bij elkaar een wonderlijk allegaartje. Op de bovenkamers staan elf oude stoelen met vijf oude stolkussens, een bedstede en eenige rommelerie op het kleine toorencamert hjen. In de grote ridderzaal wordt het interieur gevormd door een theetafel, een kleine troonhemel van een bed, drie stoelen, een kleine eiken k astje, een tafeltje van vurenhout en rustbank. De eetzaal herbergt een bu ffet en een theetafel, alsmede een brandroede, een tang en drie landkaart en. Op de meidenkamer bevindt zich een eiken provisiekast en een dito kast met allerhande oude papieren. Op de slaapkamer staan behalve een bed, voorzien van peluw, kussens, een katoenen en een wollen deken, maar lief st achttien stoelen, waaronder twee armstoelen met vijf kussens, brandroe de, tang en blaasbalg ontbreken niet. Aan de wand hangt een spiegel met v ergulde lijst, waaronder een kastje prijkt. In de keuken treft men een kl eine eettafel aan plus een grote eiken kast, in de kelder een bedstede, e nige boeken, een reiskoffertje en een klein kistje, waarop verscheidende wapens genaaid zijn.
Aan een ongetrouwde nicht van Maurits Herman, Sophia Amalia Maria van Gent, wordt Vorden nagelaten. Zij laat het goed taxeren in verband met het opmaken van testament. Taxateurs zijn de Vordenaren Jan Mellink en jan Gal lee, die tussen 19 december 1757 en 30 maart 1758 het hele terrein aftreden, wat blijkens een mededeling niet meevalt in verband met de winter se wateroverlast. Het kasteel en het bouwhuis (waarmee stellig het meest westelijk gelegen bouwhuis bedoeld wordt) zijn naar hun mening zeer oud en aan reparatie niet alleen veel kosten moeten worden gedaan maar ook van ´t selve geen opkomsten komen. Het poortgebouw is nog aanwezig, vlak daarachter staat een koeiestal, het bouwhuis uit 1713 doet dienst als paardestal. De mannen lopen langs het huis met zijn vijvers, grachten en sloten, door de hof en door de boomgaard, terwijl ze intussen nauwkeurig alle bomen tellen. Er blijken meer dan 4000 eiken te zijn en een bescheid ener aantal beuken, populieren, essen, linden, iepen, dennen, en wilgen. Er wordt melding gemaakt van de beek en van de oude beek, de allée, de nieuwe allée, en de dwarsallée, de windmolen en de watermolen.
Omstreden erfenis voor Maria Torck.
Freule van Gent, die in 1764 is overleden, laat bij testament Vorden na a an Maria Margaretha Torck, een 67-jarige achternicht. Maria, sinds 1731 douairiere Rudolph Bernard Volkier graaf van Rechteren tot Vellenaer, z al echter niet ongestoord van haar bezit kunnen genieten. Direct nadat So phia van Gent is overleden, laat Frederik Borchard Lodewijk van Westerhol t, heer van Hackfort zich door de leenkamer van Keppel als leenrechteli jk erfgenaam met huis Vorden belenen. Uit Pruisen ontvangt Van Hackfo rt echter in 1767 een gerechtelijke kennisgeving van Carel Casimir vrijhe er van Wittenhorst Sonsfelt, mede als gemachtigde van zijn broer en twee zusters, dat hij zich beschouwt als de wettige erfgenaam van Sophia van Gent. Maria Torck spant voor Hof van Gelderland een proces aan tegen deze wel wat optimistische majoor in Koninklijk Pruisische dienst, zesdegraa ds familielid van Sophia van Gent. In Berlijn laat de majoor op 14 september 1767 een volmacht opmaken, waarbij hij Mr. Otto Dijkhuis Wakker, advocaat voor den Hove van Gelderland>/i> aanstelt als behartiger van zijn zak en. De raadsman blijkt zich meermalen op het kasteel op te houden. Maria Torck, zeventig jaar nu, verzoekt haar schoonzoon Frederik Willem van der Borch van Verwolde op te komen voor haar belangen. Van der Borch laat zich bijstaan door zijn rentmeester Johan Hendrik Brass, die later – in 1 776 – bouwer, eigenaar en bewoner zal worden van het dicht bij kasteel Vo rden gelegen historische landhuis de Kieftskamp, een der acht kastelen van Vorden. In een brief van 27 augustus 1768 meldt Brass aan Van der Borch, dat de heer Wakker, die zedert gepasseerde Woensdag op Vorden is, voornemens is den 1. September namens de heer Wittenhorst te vercoopen twee extra swaere eyke boomen liggende omrent den huyse Vorden en die voor dr ie jaren door de sterke wind omgewaayt sijn, waervan naeders de publicat ie aan het Wijnhuis aangeplakt gevonden. Hij vermeldt tevens: gister en is te Vorden in de buitenvijver gevist. Niettegenstaande het protest van Brass worden beide eiken verkocht. Op 25 mei 1769 laat Brass aan Van der Borch weten dat Mr Wakker pachters op Vorden bij zich heeft geroepen om de pachten te innen, maar volgens Brass is er niet veel geld gebeurd en, d´Hr. Wakker is wederom naar Arnhem vertrokken onder de belofte van in de groote vacantie wederom te sullen komen en alsdan alles reguleren. Maria Torck is er niet gerust op dat het proces gunstig voor haar zal aflopen. Zij besluit haar huis aan de Oeverstraat in Arnhem, waar ze ook woont, als onderpand te geven om daaruit de kosten te betalen, indien zij het proces mocht verliezen. Op 31 mei 1769 wordt hiervan voor de Magistraat van de stad Arnhem een akte opgemaakt. Maar twee weken later al schrijft Brass voldaan aan Van der Borch, dat, de regeeringe van die heer en op Vorden wel salle gedaen wesen. Frans Reyger, al jaren op Vorden als jager in dienst van Maurits Carel Ripperda en Anna Maria Dorothea van Lintelo, is hem namelijk komen zeggen, dat Wakker naar Zutphen is gekom en om zijn confrater aldaar Mr Welmers, mee te delen, dat de Graaf van Wy lich en Lottum (neef en erfgenaam van de inmiddels op 13 november 1768 overleden Carel Casimir Van Wittenhorst) van Vorden wil afzien. Mr Wakker heeft toen meteen ook tegen Frans gezegd, dat die nu niet meer onder haare ordres stond, waarover,,eene groote verbaastheyt bij d´Hr. Welme rs en desselfs bruydt, die vandaag ingeschreven worden, bespeurt wierde. In 1772 doet het Hof van Gelderland uitspraak, waarbij de gedaagde verordeeld wordt om de havezathe Vorden in te ruimen. Maria Torck is dan al twee jaar geleden gestorven, zodat haar dochters erfgename Sophia Juliana van Rechteren deze gunstige uitslag in ontvangst neemt.
Via Van Rechteren aan van der Borch.
Sophia, gehuwd met Frederik Willem van der Borch, die zich met rentmeest er Brass zoveel moeite heeft gegeven de zaak voor zijn schoonmoeder tot e en goed einde te brengen, gaat hierna op het kasteel wonen. Het lijkt aan nemelijk dat dit echtpaar het voorpoortgebouw met traptorentje heeft lat en afbreken en ook het aanbouwsel tegen de westelijke vleugel verwijderd e. Als eerste en enig lid van het geslacht Van Rechteren is Sophia tot ha ar dood in 1793 vrouwe van Vorden. Dan wordt haar zoon Allard Philip Rein ier Carel de eerste bezitter uit het geslacht Van der Borch. In 1788, zeven jaar na de dood van Sophia´s echtgenoot, vechten verre Duitse verant en opnieuw de geldigheid aan van het testament van freule Van Gent, overigens wederom zonder succ6. Allard Philip woont niet op Vorden, maar komt er wel jagen. Hij laat regelmatig reparaties aan huis en bijgebouwen verrichten, zoals het vernieuwen van ruiten in het kasteel en paadestal. Ook het schilderwerk wordt bijgehouden. Bouwhuizen en andere bijgebouwen word en gebruikt voor het opbergen van hooi, stro, paarden, koeien en mest. In 1829 verpacht hij, voorlopig voor drie jaar, de kelderverdieping aan Gerit Jan Norde, die zich ertoe verplicht de kelderverdieping zindelijk te bewonen en de rest van het huis schoon te houden en te luchten. Een groot aantal rechten en plichten is in de overeenkomst vastgesteld. Wanneer de baron met zijn familie naar het landgoed komt en op het kasteel wen st te eten, dient Norde er in ieder geval voor te zorgen, dat alles op h et kasteel in beste orde verkeert en moet hij een maaltijd bereiden. Het blijkt dat in 1861 de weduwe van Gerrit Jan Norde (nog steeds) op Vorden woont, maar dan heeft Arendvan der Borch zoon van Allard het kasteel al bijna vijf en twintig jaar onvoldoende laten onderhouden. De verf bladde rt af, in de ruiten zit het weer, de stoep is gebroken, muren en dak van het dak van het kasteel zijn grauw bemost, de gracht raakt vol gegroeid, de paden en lanen overwoekerd met onkruid en struikgewas. In deze staat e rft in 1871 de dan 27jarige Paulus Anthony van der Borch de bezitting v an zijn oom Arend. Maar Paulus Anthony laat zich niet ontmoedigen. Hij is van plan zich te verloven met de vijftienjarige Johanna Maria barones se van Nagell. Hij wil met haar op het kasteel een gezin stichten en besl uit daarom tot herstel en modernisering van het oude huis. Tot hij, 57 ja ar oud, overlijdt in 1901 woont hij met zijn vrouw en veertien kinderen – waarvan één jong is gestorven - op kasteel Vorden. Zijn echtgenote z al hem nog 42 jaar overleven. Zijn oudste zoon Willem Francios Emile er ft het goed. Die blijft tot zijn dood in 1954 eigenaar, dan komt Vorden aan zijn enige zoon Paulus Anthony, die het in 1956 verkoopt aan de N.V. L andbouw-, Bos en Bouwexploitatiemij. De Renkumsche. In 1974 verwerft de Stichting 'Het Geldersch Landschap' te Arnhem het kasteel en daarbij behorende goederen en grond. Het kasteel omringend terrein wordt doorverk ocht aan de gemeente Vorden, de rest blijft eigendom van 'Het Geldersch Landschap'.

  • Vader:
    Hayo III Ripperda, zn. van Boelo Ripperda en Hiska von Kankena Zu Dornum, geb. in 1495, Kasteel te Hackfort Hayo laat het kasteel te Hachfort verbouwen, hoofdeling te Farmsum [Gr], hoofdeling te Appingedam [Gr], hoofdeling te Dornum, hoofdeling te Petkum [Deu], hij verkrijgt later de heerlijkheid en het kasteel te Vorden [Ge], wordt benoemd tot keizerlijke Raad in Gelderland door Karel V op zaterdag 7 jan 1550, ovl. (ongeveer 63 jaar oud) te Vorden [Ge] op dinsdag 10 jun 1558, tr. (hoogstens 38 jaar oud) voor 1533.
 

tr. (beiden ongeveer 25 jaar oud) in 1561
met

Maria Freiin von Wylich Zu Diersfordt, dr. van Dietrich Erbhofmeister von Wylich Zu Diersfordt en Anna Freiïn von Schwanenberg Zu Erprath, geb. in 1536 op Schloss Diersfordt, ovl. (ongeveer 74 jaar oud) op woensdag 20 okt 1610.

Uit dit huwelijk 13 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hayo*1562     
Heer Adolf*1563  †1634  71
Anna*1563  †1632  69
Heer Pieter Vincent*1567  †1637 Vorden [Ge] 70
Henrica*1570  †1631 Emden (Dld) 61
Margaretha Elisabeth*1570     
Bolo*1570     
Georg*1572  †1632 Maastricht [Li] 60
Agnes*1573  †1624  51
10 Hans Dirck     
11 Adelgunde  †1596   
12 Maria     


Dossier:


Maurits van Sytzama
Maurits van Sytzama, titel.

relatie
met

Catharina van Heemstra.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Baron Johannes Galenus*1767 Driesum, Friesland †1839 Leeuwarden, Friesland 72


Maurits Adriaan De Savornin
in
Genealogie van Tobias van Iddekinge.
Parenteel van Hendrina (Hendrikje) Hiddingh.

Maurits Adriaan De Savornin, geb. te Breda [Nb] op donderdag 13 nov 1704, titel, ovl. (42 jaar oud) te Tholen [Ze] op zaterdag 2 sep 1747.


Aantekeningen bij Maurits Adriaan De Savornin.
Mr. Maurits Adriaan de Savornin, * Breda 13-11-1704, ~ Breda19-11-1704, o verl. Tholen 2-9-1747, begr. Tholen 29-9-1747. tr.1: Goes 28-11-1735 Isab ella Rutteria Haijman, ~ Goes 3-11-1716,overl. Tholen 8-8-1741, dochter v an Petrus Haijman en IsabellaEversdijk. tr. 2: (otr. 's-Gravenhage 2-6-17 43) 's-Gravenhage20-6-1743 Quirina Jacoba van Persijn, ~ 's-Gravenhage 3- 2-1723,overl. Groningen 23-12-1797, dochter van Mr. Govert van Persijn en Johanna Louise Blanckert.
Uit het huwelijk 1:.
1 Isabella Anna de Savornin, * 24-6-1737, overl. Groningen20-11-1786. t r. (otr. 's-Gravenhage 25-5-1755) Zonnemaire12-6-1755 Mr. Tjaard van Berc huys, * ca. 1722, overl. Groningen16-7-1789, zoon van Albert Jan van Berc huys en Maria vanButtingha.
2 Adriana de Savornin, * 4-12-1738, overl. Tholen 6-5-1739.
3 Isabella Rutheria Anna de Savornin, * Tholen 17-3-1740, overl.Breda 30- 1-1741.
Uit het huwelijk 2:.
1 Anna Adriana de Savornin, * Tholen 27-10-1744, overl. Groningen17-7-178 8. tr. Groningen 7-7-1766 Mr. Wijtsius Hendrik Lohman, *Groningen 3-9-173 4, overl. Groningen 11-9-1810, zoon van Mr.Meynart Lohman en Henrica Adri ana Keiser.
2 Johanna Louise de Savornin, * Tholen 20-6-1746, overl. Tholen4-7-1746.
3 Daniel Govert de Savornin, ~ 's-Gravenhage 11-7-1747, begr.'s-Gravenha ge 24-10-1748.

tr. (resp. ongeveer 38 en ongeveer 20 jaar oud) in 1743
met

Quirina Jacoba van Persijn, geb. in 1723, ovl. (ongeveer 74 jaar oud) in 1797, tr. (1) met Antony Adriaan van Iddekinge, zn. van Pieter Rembt van Iddekinge en Bartha Johanna Gerlacius. Uit dit huwelijk 2 zonen.


Margaretha Lewe van Peize
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Margaretha Lewe van Peize, geb. in 1582, erfdochter te Peize [Dr], ovl. (ongeveer 43 jaar oud) in 1625 Huis te Peize.

tr.
met

Adolf Ripperda, zn. van Maurits Ripperda en Maria Freiin von Wylich Zu Diersfordt, geb. circa 1563, lid van de ridderschap van de graafschap te Zutphen [Ge] van 1602 tot 1619, drost van Drenthe van 1618 tot 1621, ovl. (ongeveer 71 jaar oud) in 1634 Huis te Peize.


Aantekeningen bij Adolf Ripperda.
Nadat hij Hendrick van Eck's aansprak op Vorden heeft afgekocht, draagt hij het kasteel en de heerlijkheid over aan zijn broer Peter Vincent. Hij is landdrost van Drenthe (1618-1621) en maakt deel uit van de lijkstoet van graaf Willem Lodewijk van Nassau in Leeuwarden.

Uit dit huwelijk 6 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hayo*1602  †1603  1
Wigbolt   Groningen [Gr]  
Anna Allegunda*1610  †1660  50
Maurits*1608 Vorden [Ge] †1665  57
Hayo Dirck  †1652   
Joost Herman  †1655   


Maurits Clant van Juckema
in
Genealogie van Hendrik Clant.
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Maurits Clant van Juckema1 (Clant van Hanckema), geb. te Groningen [Gr] op donderdag 20 okt 1667, ovl. (67 jaar oud) te Zuidhorn [Gr] op woensdag 22 dec 1734.


Aantekeningen bij Maurits Clant van Juckema (Clant van Hanckema).

De borg Juckema.
Juckema verschijnt in de 17e eeuw een tijdlang als borg. Maurits Ripperda erft van zijn vader Adolf Ripperda van Peize in 1634 o.a goederen te Zeerijp. Misschien is ook Juckema daarbij geweest. Zo ja, dan zal het nog geen borg geweest zijn, want het wordt zelfs niet met name genoemd. In elk geval vestigt Maurits Ripperda zich te Zeerijp, waarschijnlijk op Juckema. Zijn vrouw, Margaretha Clant van Menkema, gestorven 1642, ligt in de kerk te Zeerijp begraven en zelf compareert hij sinds 1644 voor Zeerijp op de landdag. In 1665 sterft hij. Zijn rouwbord is nog in de kerk aanwezig.

Zijn dochter Margaretha Josina is in 1660 in tweede huwelijk getrouwd met Derck Clant van Nijenstein. Het echtpaar vestigt zich op Juckema en noemt zich ook daarnaar. Margaretha Josina overlijdt in 1670. Ook haar rouwbord hangt in de kerk van Zeerijp. Derck Clant koopt in 1675 Hanckema bij Zuidhorn en verhuist ook daarheen. Het 'huis' Juckema doet hij in 1682 over aan zijn zoon Edzard Jacob Clant. Deze overlijdt reeds het jaar daarop, ongehuwd. Juckema zal toen weer aan de vader gekomen zijn, die in 1687 het huis overdraagt aan zijn zoon Maurits. Deze compareert tot 1699 voor Zeerijp op de landdag. Als Maurits Clant van Juckema komt hij herhaaldelijk voor. In 1700 overlijdt zijn vader Derck Clant van Hanckema. Ook diens rouwbord hangt nog in de kerk van Zeerijp. Maurits Clant erft Hanckema en zal zich daar ook gevestigd hebben. In de erfscheidingsbrief van 1700 is sprake van de borg Juckema met zijn hoven, singels, schathuis, gestoelten en graven in de kerk te Zeerijp. Maurits Clant verkrijgt bij deze erfscheiding Hanckema, maar Juckema komt dan mandelig aan zijn zuster Alegonda Maria Clant en zijn zwager Gerhard Horenken van Dijksterhuis voor diens minderjarige dochter Margareta Josina. De laatste trouwt met Willem Alberda van Dijksterhuis. Bij de geboorte van een zoon sterft zij in 1705 op 18 jarige leeftijd. Ook haar rouwbord hangt in de kerk van Zeerijp. In 1711 verkoopt Willem Alberda zijn helft van de behuizing Juckema c.a. aan Lambert Tjarda van Starckenborg van Onstaborg, die getrouwd is met Alegonda Maria Clant, die de andere helft heeft geërfd. Het echtpaar bezit dus geheel Juckema, maar zal er niet hebben gewoond. In 1712 verkopen zij de borg voor 3150 car. gulden aan Jan Jansen en Anje Eppes. De korte rol van Juckema als borg is daarmee uitgespeeld.
De borg heeft vermoedelijk gestaan op de plaats van het voorhuis van huidige boerderij. De oostermuur bestaat uit opnieuw gemetselde kloosterstenen. (Bron: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4).

  • Vader:
    Derk Jacob (Dirk) Clant van Hanckema2, zn. van Edzart Jacob Clant Van Scheltema-Nijenstein en Bouwina Coenders van Helpen, geb. op dinsdag 12 jan 16382, heer van Hanckema, schepper te Zandeweer [Gr], lid Gedeputeerde Staten, lid Staten Generaal, luitenant van de Hoofdmannenkamer, lid van de Gedeputeerde Staten en Staten Generaal, jonker op woensdag 26 mei 1660 en op dinsdag 7 nov 1662, op Nijenstein op dinsdag 29 mrt 1661 en op dinsdag 7 nov 1662, jonker op dinsdag 7 nov 1662 en op zaterdag 23 feb 1664, woont op Borg Hanckema te Zuidhorn na 1675, ovl. (62 jaar oud) op zaterdag 10 apr 1700, kerk.huw. (resp. 22 en ongeveer 23 jaar oud) te Groningen [Gr]3 op woensdag 26 mei 16603, wonen op borg Juckema na woensdag 26 mei 1660.
 
 

kerk.huw. (resp. 29 en 26 jaar oud) op maandag 2 sep 1697
met

Bouwina (Bauduina) Clant van Nijenstein5,1, dr. van Egbert Clant en Anna Lewe Van Klinkenborg, geb. te Groningen [Gr] aan de vismarkt op woensdag 18 feb 16711,1, ged. te Groningen [Gr]5 in de Martinikerk
In het kerkeboek wordt zij Boudina genoemd; elders komt zij voor als Bouwina.
op donderdag 19 feb 16715,5, zij bewoont de borg Hanckema (Hankema) Hanckema, Zuidhorn [Gr] van 1671 tot 1704, ovl. (33 jaar oud) 1 op woensdag 5 nov 17041,1.

 



Aantekeningen bij Bouwina Clant van Nijenstein.
De borg Hankema Formsma.
Deze borg is kennelijk genoemd naar het geslacht Hanckema, waarvan leden, met name Hille, Jelle en Reneka, in de jaren 1444-1446 in het Westerkwartier voorkomen, zonder nadere plaatsaanduiding. Wél is de woonplaats bekend van Tyasse Hannekema; deze is in de tweede helft van de 15e eeuw (vóór 1486) kerkvoogd in Zuidhorn.
De heerd zelf wordt in 1540 genoemd "myt die stede". 86 grazen groot. In 1565 Is de heerd in bezit van de familie Broersema blijkens een boedelscheiding. Het gaat naar alle waarschijnlijkheid om de boedel van Pabe Broersema en Ide Retkema. Zij zal de dochter zijn geweest van Reyner Rotkema (niet Rolteman), die in 1556 als hoofdeling te Zuidhom voorkomt, en Hille Hantkema. Op deze wijze zal door vererving Hanckema aan de familie Broersema zijn gekomen.
De genoemde boedelscheiding verloopt niet vlot. Tjaart Broersema zal ten slotte eigenaar zijn geworden. In 1598 komt hij nog voor als hoofdeling te Zuidhorn. Hij is getrouwd met Aeltien Fritema en zal 8 juli 1607 zijn gestorven. Hanckema komt daarna aan zijn zoon Pabe, getrouwd met Eeuke of Juecke Jensema. Hanckema wordt dan voor het eerst borg genoemd en in 1628 omschreven als uit het water opgemetseld, bestaande uit een keuken, kamer en een grote benedenzaal, tezamen kelderhol, met drie goede bovenkamers, een groot hof, singel en poort.
Pabe sterft 26 februari 1646. Aangezien zijn kinderen voor hem zijn overleden, vermaakt hij Hanckema en andere bezittingen aan zijn broer Menno en zo deze kinderloos overlijdt zal de borg aan zijn neef Tiaert toe Nansum komen.
Menno overlijdt inderdaad kinderloos, al op 6 mei 1646 en zo komt Hanckema aan Tjaart toe Nansum. Deze komt van 1646-1650 als eigenaar van Hanckema voor en na hem in 1652 Coppen tho Nansum.
Vervolgens treffen we van 1653-1663 Herman de Sighers als eigenaar aan. Deze heeft de borg verkregen door zijn huwelijk in 1652 met Anna Catharina Kijff, gezegd Frens, weduwe van Tjaert tho Nansum. De Sighers sterft 5 november 1663. Zijn weduwe hertrouwt met Adolf van Holtzappel, heer van Blauwborg bij Obergum. Wegens ziekte van de bruidegom wordt het huwelijk op Hanckema voltrokken, 31 januari 1667. De volgende dag sterft hij. Nog hetzelfde jaar, 1 december 1667, trouwt Anna Catharina voor de vierde maal. Rembt ten Ham van het naburige Klinckema is nu de gelukkige. Deze heeft al tevoren op 15 november 1667 Hanckema gekocht.
Lang heeft dit echtpaar er niet gewoond. In 1670 wordt het huis gerechtelijk ten verkoop aangeboden. Er zijn echter geen liefhebbers die voldoende bieden of de koopsom kunnen betalen en zo komt de borg nog enige malen onder de hamer, totdat ten slotte Derk Jacob Clant van Juckema onder Zeerijp eigenaar wordt voor 25.500 gulden. Dit is in 1675.
Enige jaren tevoren, in 1672, is de borg bezet geweest door de Munsterse troepen als centrum van hun strooptochten in het Westerkwartier.
Van deze tijd zijn de oudste afbeeldingen van de borg, die ons wel voor enige problemen stellen. In de eerste plaats is er de tekening die vanouds aan Van Beerstraten wordt toegeschreven en dan van omstreeks 1660 zou zijn. Enige twijfel is hier wel gerechtvaardigd.
Dan is er de vergissing van Schoemaker. Door vergelijking van zijn tekeningen met die van de Coenderskaart (niet op de rand) en met latere afbeeldingen blijkt, dat hij Hanckema en de Tammingaborg te Hornhuizen verwisseld heeft. Corrigeert men deze vergissing dan blijkt, dat Hanckema omstreeks 1677 dus in overeenstemming met de tekening van Van Beerstraten een toren bezit zoals honderd jaar later op de Beckeringkaart te zien is. Het is dan ook de vraag of deze toren tijdens Derk Jacob Clant gebouwd is.
Onder de familie Clant valt de bloeitijd van Hanckema. Het huis wordt uitwendig en inwendig opgeluisterd en aangepast aan de behoeften van de tijd (zie het artikel van Jacob Vinhuizen in de Groningse Volksalmanak van 1924).
De leden van de familie Clant, die Hanckema bewonen, zijn achtereenvolgens: Derk Jacob Clant, 1638-1700, getrouwd met Margriet Josina Ripperda, gestorven 1670, Maurits Clant, 1667-1734, bekend geworden door zijn strijd met de beruchte Mepsche van 't Faan, getrouwd niet Bouwina Clant, 1671-1704, Edzard Jacob Clant, 1698-1750, getrouwd met Swana Alegonda Gruys, 1706-1775, en Maurits Clant, 1730-1804, getrouwd met Everdina Josina Lewe van Mattenes, 1733-1808.
Met Maurits Clant sterft het geslacht uit.
Met Maurits Clant stierf het geslacht Clant uit in de mannelijke lijn. Hij liet twee dochters na. De oudste, Alegonda Swana Anna Sophia, is in 1786 getrouwd met Edzard Unico de Hertoghe van Feringa. Dit huwelijk wordt in 1799 ontbonden. Zij hertrouw in 1814 met de 15 jaar jongere koopman Petrus van Hees te Groningen. Ook dit huwelijk wordt ontbonden, in 1821. Zij sterft te Groningen in 1826.
De jongste dochter, Josina Edzardina Jacoba, wordt geschaakt door de uit Leiden afkomstige officier Pieter Bindervoet, met wie zij 25 juli 1794 te Haren in het huwelijk treedt. Voor haar euveldaad wordt zij door haar vader onterfd voor de duur van het leven van haar echtgenoot. Toch heeft dit testament waarbij dit bepaald wordt niet de bedoelde uitwerking. Wel komt Hanckema, nadat het 26 januari 1808 publiek te koop is aangeboden, bij boedelscheiding van 27 februari 1809 aan de oudste dochter, maar deze draagt onmiddellijk daarna, 4 maart 1809, de borg over aan Pieter Bindervoet. Deze heeft zich reeds een jaar na de dood van Maurits Clant met zijn vrouw te Zuidhorn gevestigd (attestatie 1 september 1805). De moeder is dus blijkbaar niet zo boos als de vader. Bindervoet laat onmiddellijk verschillende reparaties verrichten, waarbij de toren wordt ingekort.
Hij overlijdt 19 februari 1822, zijn vrouw 12 februari 1833, als laatste van het adellijke geslacht Clant, zoals op haar grafsteen te Zuidhorn vermeld staat.
Hun zoon Evert Barthold Bindervoet, die het huis erte, verkoopt het in 1842 aan mr. Arnoldus Gelderman, burgemeester van Zuidhorn. Na diens dood, 19 mei 1867, wordt de borg 20 januari 1868 bij palmslag verkocht. Koper wordt mr. Maurits Clant Bindervoet, de jongste broer van voornoemde Evert Barthold. Tot 1876 heeft hij met zijn gezin de borg bewoond. In 1877 wordt het huis op afbraak verkocht en gesloopt.
Het borgterrein is thans met huizen bebouwd, van de borg zelf is niets meer over en de kwekerij is verdwenen. Het schathuis is "gerestaureerd".

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Anna*1699 Juwkemahuis te Zeerijp †1732 Beslingastate, Friesland 33
Edzart Jacob*1698  †1750  51



Bronnen:
1.De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Dr. W.J Formsma, Stol en Pathuis, Van Corcum & Comp. B.V., ISBN 90 232 1047 6, Assen [Dr], 1973
2.De Nederlandse Literatuur. De Nederlandse taal., Stichting DBNL te Leiden
3.BSO Ondertrouwboek Kerkelijke gemeente Groningen, RHC GA, Collectie DTB, toeg. 124, inv.nr. 167, folio 121v, van 1656 tot 1660 (woensdag 26 mei 1660)
4.Ondertrouwboek Kerkelijke gemeente Groningen, RHC GA, Collectie DTB, Toeg.nr. 124, Inventarisnr.: 167, Groningen [Gr], van 1656 tot 1660 (vrijdag 28 dec 1657)
5.Algemeen Doopboek Kerkelijke gemeente Groningen, RHC GA, Collectie DTB, toeg. 124, Inventarisnr.: 147, Groningen [Gr], van 1658 tot 1676 (donderdag 19 feb 1671)


Maurits Herman Ripperda Tot Vorden
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Maurits Herman Ripperda Tot Vorden, geb. in 1624, heer te Vorden [Ge], Gedeputeerde v.d. Generaliteits Rekenkamer, lid van de ridderschap van het Graafschap te Zutphen [Ge] in 1649, schout van het graafschap te Zutphen [Ge] in 1655, curator van de Universiteit te Groningen [Gr] in 1657, ovl. (ongeveer 74 jaar oud) te Vorden [Ge] op woensdag 2 jul 1698.


Aantekeningen bij Maurits Herman Ripperda Tot Vorden.
Hij is overleden op 2 juli 1698 te Vorden en is een zoon van Peter Vincent tot Vorden en van Anna van Eerde tot Beurse, broer van Adolph Henrick en van George.
In 1649, in hetzelfde jaar als zijn broer Adolph Henrick, geadmitteerd in de ridderschap van Zutphen, wordt hij in 1655 schout van Zutphen en in 1657 curator van de Universiteit te Groningen wegens de Ommelanden. Door de inval van de bisschop van Münster, Bernard von Galen, heeft Vorden zwaar te lijden en wordt ernstig beschadigd..
Hij huwt in 1657 Adriana Sophia van Renesse, dochter van Willem, heer van Heesbeen en Oost Malle, en van Margaretha van Renesse van der Aa. Uit dit huwelijk spruiten: Peter Vincent Ripperda tot Vorden, ritmeester, in 1692 of 1693 overleden, Anna Margaretha, gehuwd met Willem Hendrik Carel Ripperda tot Veenhuis en Leemcuil, heer van Verwolde, en Maria Agnes Ripperda, de vrouw van Otto Frederik van Gendt, heer van Dieden en Biesterveld, overleden in 1706. (Bronnen: Zie: Wapenheraut V, 216, 219; Geldersche Volksalmanak, 1892.).

tr. (resp. ongeveer 33 en ongeveer 28 jaar oud) op zaterdag 16 jun 1657
met

Adriana Sophia II van Renesse en van Elderen, dr. van Willem van Renesse en van Elderen en Margaretha van Renesse van der Ae, geb. te Angerlo [Ge] in 1629, erfvrouwe te Heesbeen [Nb], ovl. (hoogstens 82 jaar oud) voor feb 1711.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heer Vincent Wilhelm*1658  †1692  33
Anna Margaretha*1671  †1697  26
Maria Agnes  †1724   


Heeuwo Hendriks
Heeuwo Hendriks, geb. circa 1610.

tr. (resp. ongeveer 36 en ongeveer 26 jaar oud) te Westerlee [Gr] op maandag 24 sep 1646
met

Grietje Hindriks, geb. in 1620.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jannes*1647 Westerlee [Gr]    


Maurits Ripperda Van Vorden
Maurits Ripperda Van Vorden, geb. in 1536, ovl. (ongeveer 90 jaar oud) op vrijdag 2 okt 1626.

relatie
met

Maria von Wylich Tot Diersfordt, geb. in 1536, ovl. (ongeveer 74 jaar oud) op woensdag 20 okt 1610.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Adolf Ripperda*1571 Vorden [Ge] †1617 Peize [Dr] 46


Maximilaan van Cruijningen
Maximilaan van Cruijningen, geb. op vrijdag 29 jul 1555.

relatie
met

Eva Von Inn- und Kniphausen, dr. van Iko von Inn- und Kniphausen en Anna Maria Oriana von Elteren.

Uit deze relatie 5 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jacqueline Oriane*1597  †1616 Rijswijk, Zuid Holland 19
Maria Sabina*1602     
Louise*1603     
Anna Catharina*1604     
Charlotte*1605     


Mechelina Andries Wegers
Mechelina Andries Wegers.

tr. none
met

Adam Jans Kenter.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Zwaantje*1824 Oude Pekela [Gr] †1917 Winschoten [Gr] 93


Mechelina Wendeltje Hillinga
in
Genealogie van Godde Hilling.
Parenteel van Godde Hilling.

Mechelina Wendeltje Hillinga, geb. te Winschoten [Gr] op woensdag 21 jan 1857, Status op donderdag 10 mrt 1938, Overlijdens aangifte op vrijdag 20 nov 19421, ovl. (85 jaar oud) te Rotterdam [Zh] op zaterdag 14 nov 1942 09:00:001.

tr. (resp. 24 en 29 jaar oud) te Winschoten [Gr] op donderdag 28 apr 1881
met

Jan Harms Pauw (Ook: Paauw), zn. van Harm Jans Pauw (Ook: Paauw) en Martjen Eefting, geb. te Beerta [Gr] op maandag 23 feb 1852, Kastelein, wagenmaker, schrijwerk, Status, Overlijdens aangifte op woensdag 24 jan 193410, Status op donderdag 10 mrt 1938, ovl. (81 jaar oud) te Winschoten [Gr] op dinsdag 23 jan 19349.

Uit dit huwelijk 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Martje*1882 Beerta [Gr] †1895 Winschoten [Gr] 13
Zwaantje*1884 Drieborg [Gr] †1946 Winschoten [Gr] 62
Harm*1892 Winschoten [Gr] †1919 Winschoten [Gr] 27
Trientje*1893 Winschoten [Gr]    



Bronnen:
1.Algemene bron, S251
2.BS Huwelijksregister Winschoten, RHC GA, GA Groningen (woensdag 24 aug 1870 akte 30)
3.Genlias, Burgerlijke stand. Aktenummer: 35, gem. Winschoten., S206
4.Genlias., S50
5.Burgerlijke stand (Genlias): Groninger Archieven, aktenummer 36., S90
6.Burgerlijke stand (Genlias): Groninger Archieven, aktenummer 8., S80
7.Genlias, Burg. stand; Gron. Arch.; akte nr. 23, gem. Winschoten., S253
8.Burgerlijke stand (Genlias): Groninger Archieven, aktenummer 13., S79
9.Overlijdensakte. Groninger archieven., S69
10.Winschoten, S8


Mechteld Middelborgh
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Mechteld Middelborgh.

tr. (Heer Herman hoogstens 51 jaar oud) in 1599
met

Herman Ripperda, zn. van Unico III Ripperda en Judith (Jutta) van Twickelo, geb. na 1548 (1584, mogelijk een bastaardzoon), heer (het slot) Boxbergen, Wesepe [Ov], heer te Boekelo [Ov], heer van 'Weldam', Goor [Ov], heer van, drost te Salland [Ned], in dienst geweest van het Spaanse leger, in krijgsdienst bij ritmeester Johan v. Plettenburg ten Walle voor Spanje, dient bij de Duitse hertog Erik van Brunswijk, Calenberg en Lunenberg van 1528 tot 1584, comandant in het leger tot 1597, ovl. (hoogstens 77 jaar oud) te Hengelo op maandag 22 sep 1625 op kasteel Hengelo, tr. (1) met Margaretha (van Heyden Tot Ransdorp), dr. van Wennemar van Heyden en Agnes van Reede van Saesveld. Uit dit huwelijk 8 kinderen.

 



Aantekeningen bij Herman Ripperda.


Herman of Willem Ripperda.

Al jong dient hij in buitenlandse krijgsdienst en vecht nota bene onder Johan von Plettenberg en de hertog van Brunswijk voor koning Filips II van Spanje tegen zijn eigen vaderland. Derhalve wordt hij door zijn vader onterft en verliest zijn deel van een enorme nalatenschap. Desalniettemin schijnt hij zich met geweld op Boculo gevestigd te hebben. Hij brengt ook enige tijd door met zijn zuster Judith en Christopher v. Schele. Hij is echter door het harde krijgsleven zo ruw geworden, dat het tot menig meningsverschil komt en hij derhalve de Schelenburg snel weer moet verlaten. In 1593 wordt hij, na het overlijden van zijn broer Eggerik, beleend met Boxbergen, inclusief de schuldenlast en is van 1602-1612 lid van de ridderschap van Overijssel. Hij is te Osnabrück in drunckenschap sijn peerd op de straet piqueerende gevallen en breekt een been, waardoor hij de rest van zijn leven mank loopt.
Herman Ripperda is net als zijn broers Eggerik, drost van Salland, en Johan, heer van Weldam, aanhanger van Oranje. Herman is net als Eggerik eerst in dienst geweest van het Spaanse leger. Beiden staan bekend als stevige drinkers. Hoewel veel Twentse edelen vluchten krijgt Herman (voorlopig) een vrijgeleide van de Spaanse overheid. Hij blijft in Twente.
Herman Ripperda is zoon van Unico Ripperda, drost van Salland, en Judith van Twickelo. Zijn broer is Eggerik van Ripperda, die zijn vader opvolgt als drost van Salland. De broers gaan in Deventer naar school. Herman Ripperda dient bij de Duitse hertog Erik van Brunswijk, Calenberg en Lunenberg (1528-1584). In 1572 is Herman Ripperda in krijgsdienst bij ritmeester Johan van Plettenberg ten Walle die onder hertog Van Brunswijk (Braunsweich) voor Spanje vecht.
Herman Ripperda trouwt in 1569 met Margaretha van Heiden (of Heyden), dochter van Wennemar van Heiden en Agnes van Reede. Het paar bouwt een huis dat bekend wordt als het Hof te Boekelo. Herman is holtrichter van Woolde, ritmeester van het Staatse leger en na de bevrijding van Twente in 1597 commandant van de schutterij in Delden.
De eigendommen van Herman Ripperda hebben zwaar te lijden van plunderende soldaten van Mendoza uit Ootmarsum en Martinegen in Enschede. Veel boeren wordt straatarm. Herman Ripperda krijgt, na onderhandelingen met zijn broer, Johan Ripperda op het Weldam, en zijn zuster, de goederen van Eggerik van Ripperda, nadat Eggerik in gevangenschap in Deventer kinderloos is overleden.
Eggerik zit diep in de schulden en zijn eigendommen, zoals het huis Heeckeren, zijn in brand gestoken en zwaar gehavend. Het huis Boxbergen in Wesepe bij Deventer ligt eveneens in puin. Herman woont een tijdje in de kelder van Boxbergen en bouwt er langzaam weer wat op. Na 1593 is Herman Ripperda drost van Haaksbergen en Delden en negen jaar later lid van de Ridderschap.


Herman Ripperda bouwt omstreeks 1570 het Hof te Boekelo op de plek waar eens de familie Van Twickelo het goed Vogelenzang beheert. Cornelis Pronk maakt deze tekening rond 1734 alshet hof 150 jaar oud is en al die tijd vrijwel ongewijzigd.

Vrijgeleide.
Rennenberg voelt zich als katholiek steeds meer in het nauw gedreven door calvinisten die in veel steden de macht grijpen. Herman van Ripperda krijgt als voormalige overste in het leger van de koning een vrijgeleide (sauvegarde) waardoor hij in zijn havezate Boekelo kan blijven.
Hij kan net voorkomen dat de Spaanse overheid zijn goed confisceert. Als Holtrichter van Woolde bedreigt hij Deldenaren die de hulp inroepen van de stadhouder Barlaymont.
De zoon van Herman, Unico, wordt na 1596, wanneer Overijssel zich definitief aansluit bij de Staten-Generaal, drost van Haaksbergen en daarna drost van Twente. (bron: Sweder Schele van Weleveld, archief Schelenburg Osnabrück, Havezaten in Twente Gevers en Mensema). Herman Ripperda wordt in 1597 commandant van de Schutterij van Delden. Unico neemt in 1597 bezit van goederen van gevluchte Spaansgezinde Deldenaren en is in 1602 een vermogend man. Wanneer Spinola Oldenzaal belegert in 1605 valt Herman Ripperda van zijn paard en sterft. (bron: Kronink van Delden van Harry Vrielink).

Ruzie om het drostambt tussen Ripperda en Ittersum .
Een ernstige ruzies, dreigementen en intimidaties tussen families van edelen dreigen de Staten van Overijssel te verscheuren in 1621. De aanleiding van de onrust is de verwijdering van de landdag van Unico Ripperda tot Hengelo en Boekelo in 1617. Een edelman beschuldigt Unico van overspel. Die aantijding leidt tot zulke heftige taferelen dat Ripperda uit de vergadering is gezet. Hij probeert daarna zonder succes weer op de landdag te mogen komen. Nadat in mei 1621 een nieuwe poging mislukt gooit hij het over een andere boeg. Hij verdenkt kapitein Hendrik van Ittersum tot de Hofstede er van dat die zijn functie van drost wil overnemen. Wanneer de landdag vergadert en op 29 mei de afgevaardigden van de steden en de ridderstand bijeen komen in Deventer, lopen Unico en zijn zoon Willem Ripperda met officieren en ruiters uitdagend heen en weer bij de brug die toegang geeft tot de stad. Ze wachten Hendrik van Ittersum op.
Van Ittersum komt samen met enkele jonkers bij de brug waar een schermutseling plaatsheeft. Willem Ripperda verwondt een vijand en escalatie dreigt. De volgende dag lopen de drost en zijn zoon met hun mannen wacht bij het raadhuis en de herbergen van de stad waarin de bezoekers van de landdag overnachten. Zo dwingt hij zich audiëntie af bij de landdag. Maar zijn verschijning op 1 juni in de vergadering loopt weer uit op bedreigingen, nu aan het adres van de drost van Salland. De gedeputeerden van Zwolle en Kampen vertrekken en ook andere edelen gaan naar huis. Prins Maurits brengt Ripperda twee weken later tot bedaren. Ripperda mag zijn logement niet verlaten en hij moet afzien van verdere intimidaties.


Pentekening van Andries Schoemaker uit 1729. Bij het bezoek van de tekenaars Abraham de Haen, Cornelis Pronk en Andries Schoemaker in 1729 aan het Hof te Boekelo zakt een paard met een voet door de brug in de laan bij het Hof te Boekelo. 'Maar onze voerman was zo voorzichtig dat hij sterk aansloeg waardoor er geen tijd was dat de brug verder brak en wij dus gelukkig daarover geraakte', schrijft Schoeman. Hij ziet een huis met poortgebouw en twee vrijstaande wachttorentjes zoals Herman Ripperda dat 150 jaar eerder heeft laten bouwen.

Hendricus Ignatius van Kempen koopt de havezate in 1792, maar hij verhuist in 1817 naar de Aalshorst bij Dalfsen en laat Boekelo veilen. Gerhardus Kwinkeler, Jan Dijk en Johan Gabriel Borchard Weerman nemen alles over. In 1822 verkoopt Weerman de huisplaats met de daaraan verbonden rechten aan Helmich van Heek, een fabrikeur uit Enschede. In 1949 brengen zijn nazaten Boekelo samen met landgoed 't Stroot onder in een tot 1972 naamloze en sindsdien besloten vennootschap.

HET VERLOOP VAN DE OORLOG.
Torck trekt zich daarna met een Spaans vendel van dertig ruiters terug naar Delden. Prins Maurits trekt nog niet verder Twente in. Hij verovert nu eerst de vestingstad Coevorden en keert dan terug om met 9000 man voet volk en 1600 ruiters Frederik van Twickelo uit Ootmarsum te verjagen. Hij verkent daarna de omgeving ten westen van Oldenzaal en bekijkt persoonlijk de vestingswerken. Maurits staat bekend als een voorzichtig strateeg die pas aanvalt als hij heel zeker is van zijn zaak.
Verdugo zit ondertussen niet stil. Hij verslaat een staats regiment bij Nordhorn, aan de andere kant van Oldenzaal. Een omsingeling van Oldenzaal lijkt mislukt. Prins Maurits trekt zich daarna terug naar Coevorden.
Voor Twente breken moeilijke tijden aan wanneer prins Maurits de belangrijke handelsstad Deventer in 1591 verovert. Het aantal guerilla-acties neemt toe. Gouverneur Frederik van Twickelo moet in 1592 Ootmarsum ontruimen.
In de zomer van 1593 is Verdugo met zijn leger in Azelo waar ook Rutger Torck zich met een vendel bij hem voegt. De slecht betaalde soldaten zijn de oorlog beu. Drost Mullert van Voorst krijgt op 21 oktober 1593 opdracht muitende benden bij Delden tot de orde te roepen. De drost krijgt hulp van Don Fernando.
De staatse commandant Herman Ripperda grijpt in 1593 de Spaanse richter Engelkens in Woolde en ondervraagt hem over het onderhoud van ruiters en knechten die in Delden waren gelegerd. Of het er daarbij zachtzinnig aan toeging is maar zeer de vraag. De staatse kapitein Lesewin of Lesewijn ver kent Deldenerbroek en de omgeving van Almelo daarna. Don Fernando probeert hem te verjagen.
Maar Lesewin krijgt hulp van graaf Oversteijn die rond Goor en Haaksberg en actief is. Don Fernando vlucht naar Oldenzaal en krijgt hulp van garnizoenscommandant Boijmer, die de staatse soldaten verjaagt. Verdugo moet i ets bedenken om de toenemende dreiging het hoofd te bieden. Hij roept Don Fernando terug naar Oldenzaal. Frederik van Twickelo leidt voortaan de verdediging van Delden.

Verdugo naar Brussel.
De Spaanse verdediging vertoont scheuren vooral nadat aartshertog Ernst van Oostenrijk in 1594 Verdugo terugroept naar Brussel. Verdugo verliest Groningen in dat jaar. Frederik, graaf Van den Berg, volgt Verdugo op in Oldenzaal. Gerard Warmelo, drost van Salland, vraagt Goor en Delden zich aan te sluiten bij de prins.
Frederik van Twickelo wil Herman Ripperda die zich met soldaten van Joach im Hendriks, bijgenaamd de Zwarte Hond, bij Delden ophoudt verjagen. Een gevecht heeft plaats bij het erf Kemerink in Bentelo. Van Twickelo moet vluchten en laat Delden onbeschermd achter. Gerard Warmelo en Lubbert Ulgher komen daarna in Delden geld ophalen voor het leger van de prins.
Maar Frederik van Twickelo komt terug om Delden en Goor opnieuw te bezetten. Prins Maurits heeft geen geld meer. Hij moet de staten vragen bij te passen en dat kost tijd.
Staatse benden verwoesten in 1595 en 1596 zo'n 60 boerderijen in het dorpje Hengelo. Ook steken zij het huys Hengelo in brand. Drie keer moet Hengelo het ontgelden. Notaris Johannus Benolken geeft in 1596 een overzicht van belastingbetalingen in Delden waaruit blijkt dat de inwoners niet veel draagkracht meer hebben. Bron: WP.
')}