Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Focko Zu Focken
Focko Zu Focken.

relatie
met

Eite Ukena.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Uko Focken  †1586   


Focko Fransen
Focko Fransen, geb. te Weener (Dld) circa 1650, ovl. (ongeveer 30 jaar oud) te Weener (Dld) op zondag 8 dec 1680.

tr. (resp. ongeveer 24 en ongeveer 26 jaar oud) te Weener (Dld) op zaterdag 3 nov 1674
met

Ockje Sybens (Siebens), dr. van Sybo Hoitet en Anna Berents Greshoff, geb. te Weener (Dld) circa 1648, ovl. (minstens 61 jaar oud) te Weener (Dld) na 1709, tr. (2) met Albrecht (Albert) Brechtesend, zn. van Willem Brechtesend en Engel Woltjes. Uit dit huwelijk 2 kinderen.

Uit dit huwelijk 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Franz*1676 Weenermoor †1677 Weener (Dld) 1
Franz*1677  †1731  54
Sybo*1678 Weener (Dld)    
Susanna*1680 Weener (Dld) †1709 Weener (Dld) 28


Focko Ukena
 
in
Genealogie van Folckermarus (Folcmar) Onsatha.
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Focko (Fokko, Focco) Ukena, geb. te Neermoor, Ost-Friesland [Dld] (of Edermoer) circa 1360, komt uit een Oost-Fries adelijk geslacht, beroemde Oostfriese veldheer, heer, heer te Aurich [Deu], hoofdeling te Leer (Dld), heer op Dijkhuizen, Tjamsweer [Gr], hoofdeling van Overledingen (Ostfr.) in 1435, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) te Appingedam [Gr] op zaterdag 29 aug 1435, begr. te Appingedam, Augustinuskerk.



Aantekeningen bij Focko Ukena.

DE BORG WINSUM.
In hoeverre de Ripperda´s omstreeks 1350 mogelijk reeds in het bezit zijn van een Huis te Winsum is onbekend. Pas in 1445 komen we voor het eerst gegevens hierover tegen in een akte, waarbij de derde vrouw van Fokko Hidde Ripperda Tho Dijkhuizen, ook wel Hiddeke van Wijtwerd genoemd, voor komt, samen met Evert Sickinge, de zoon van Amke, een dochter van Focco en Hidde.
Door het huwelijk tussen Focco en Theda heeft Focko veel bezittingen in Groningerland verkregen.


Portret van Focko Ukena. Bron: GNU.

FOCKO UKENA.
Via Focko Ukena zijn praktisch alle protestantse vorstenhuizen in Europa verbonden.
Als hoofdeling van Leer en hoofdeling van Oost Friesland en Heer op Dijkhuizen (1435) te Appingedam staat deze Focco als veldheer bekend en als held. Focco Ukena is een zeer avontuurlijk man, een Napoleon in zakformaat, maar dan wel wat ruwer. Maar daarvoor leeft hij ook in de middeleeuwen.
Veertig jaar lang is hij de schrik van heel Friesland, ook in het gebied tussen Eems en Lauwers. Hij is van voorname afstamming. De zetel van het geslacht der Ukena's is de borg Edramoor in Mormerland.
Er bestaat een munt, nog wel de oudste van de tot nu toe bekende hoofdelingenmunten van Oost Friesland, een Tournois uit het midden der 14e eeuw, van 'Uko, domicus' met een typische rand van 12 lelies. Deze Uko is de vader van Focco Ukena. De moeder van Focco is Amke van Lengen.
Focco's familie is dus wel van voorname stand, maar het geld om deze stand op te houden ontbreekt. Volgens oude Friese kronieken heeft Focco zich als jongen veel onder het ruwe krijgsvolk opgehouden. Waardoor de jongen bij deze bandeloze soldatenbendes is terecht gekomen, is niet bekend, maar vermoedelijk niet van weelde. Misschien is hij door armoede tot het avontuurlijke leven van die stropende bendes van middeleeuwse huursoldaten gedreven en heeft hij op die manier de harde Spartaanse opvoeding gekregen, die voor heel zijn leven zijn stempel op hem gezet heeft.
Na het doorlopen van deze harde leerschool komt hij in aanraking met Keno tom Broke, de bekende Oostfriese hoofdeling, hoofd van de partij der Vetkopers. Wij moeten echter niet denken, dat de berooide avonturier als ondergeschikte door Keno in dienst wordt genomen. Integendeel, Keno heeft hem als volwaardig partijgenoot in zijn 'fliuta' opgenomen. Al vóór 1417 moet Focco, misschien enigszins als vazal, maar toch als heer over Mormerland beschouwd worden.


Ocko II tom Brok wordt gevangen voorgeleid aan Focko Ukena na de Slag op de Wilde Ackers in 1427 (Bron: Tjarko Meyer Cramer, 1803; WP).

Keno en Focco hebben allebei groot profijt van hun bondgenootschap gehad. Keno vindt in Focco een zeer bekwame troepenaanvoerder, die hem menige overwinning in Friesland heeft bezorgd. Focco van zijn kant krijgt niet alleen de goederen van zijn voorvaderen terug, maar hij wordt ook een vermogend man, door de buit, die hij uit zijn overwinningen weet te behalen.
Intussen is Focco getrouwd met Theda van Reide, van wie wij zo goed als niets weten. Ook is niet bekend, hoe lang hij met haar getrouwd is. Theda moet vóór 1411 zijn gestorven, want in dat jaar trouwt Focco met Hiddeke van Wytwert, Dijkhuizen en Garreweer, de dochter van Sjabbe Ripperd van Garreweer en Ailske Ripperda.
Uit beide huwelijken heeft hij kinderen. Van zijn dochter Bawe schijnt niet vast te staan of zij uit het eerste of uit het tweede huwelijk is.
Na de dood van Keno tom Broke vangt de strijd aan tussen diens zoon Occo II en Focco Ukena. Beiden streven naar oppermacht in één hand. Beiden dromen van een heerschappij over een groot, machtig Friesland, zich uitstrekkend van het Flie tot aan de Wezer.
Geen van beiden heeft deze droom verwezenlijkt gezien, hoewel Focco in de strijd tegen Occo de wel overwinningen heeft behaald.
Wil Focco zijn tegenstander met succes bestrijden, dan moet hij eerst 'partyesluden' zoeken en hij moet die trachten te vinden onder de rijksten en en machtigsten van het land. Daartoe bezit hij geen beter middel, dan zijn kinderen uit te huwelijken aan de groten van Oost Friesland. Zijn zoon Udo trouwt met Hymba of Hyma Itzinga van Norden in 1421. Vier jaar later trouwt zijn zoon Uko met Hebe van Dornum. In 1426 trouwt zijn dochter Amke met Sibet van Rustringen, die naast Occo II de machtigste hoofdeling van Oost Friesland is.
Met wie zijn zoon Tyo getrouwd is, is niet bekend. Wel is van hem bekend, dat hij als heer van Neermoor op de oude stamborg Edramora heeft gezeten. Het staat niet alleen vast, dat Focco zijn kinderen machtige huwelijken doet sluiten, maar het is ook zeker, dat hij daarmee niet het geluk van zijn kinderen heeft willen bevorderen, doch daarmee allereerst een vijandige omsingelingspolitiek tegen Occo II heeft willen volgen. Als zijn 'fliuta' groot en machtig is, vangt Focco de strijd aan en in drie veldslagen weet hij zijn tegenpartij absoluut te vernietigen.
In 1426 verslaat hij in de slag bij Deteren de aartsbisschop van Bremen, één der bondgenoten van Occo II.
In 1427 verslaat hij de Groningers, eveneens bondgenoten van Occo. Deze slag wordt gestreden bij Oterdum. In deze strijd staan de Ommelanders, die de kans schoon zien de gehate stad een hak te zetten hem trouw ter zijde. Hun succes is groot. In deze slag vallen er veel Groningers en wordt hun aanvoerder gevangen genomen.
Focco heeft te Oterdum een burcht, die aan zijn vrouw behoort en hier vindt hij dus dadelijk een vast punt, van waaruit hij de strijd kan aanbinden. Op weg naar Oterdum beginnen de Groningers maar vast met een aanval op het niet bezette Dijkhuizen en roven er alles uit wat maar enige waarde heeft.
In 1428 heeft de stad die vernielpartij lelijk moeten bezuren, want dan moet aan Focco schadevergoeding worden betaald. Een derde overwinning wordt door Focco behaald op de Wilde Akkers in Oost Friesland. Dit is ook in 1427, slechts drie weken na de slag bij Oterdum.
Occo II wordt hier niet alleen verslagen maar ook gevangen genomen. Hij wordt in Leer in Focco's burcht opgesloten.
Het oude huis Tom Broke wordt gesloopt en tot de grond toe verwoest. Na deze schitterende overwinning staat Focco op het toppunt van zijn macht. Weliswaar heeft hij zich nooit hoofdeling van Oost-Friesland mogen noemen, maar hij is het wel. Hij heerst niet alleen over het land van Oost Friesland, doch ook over het land tussen Eems en Lauwers. Hij geeft aan dat land, waarin de goederen van zijn vrouw Hiddeke liggen, zijn beroemde 'Willekeuren', die rechtspraak, bestuur en dijkwezen regelen en deze streken aan de invloed van Groningen onttrekken.
Zo heerst hij van de Lauwers tot de Wezer oppermachtig! Maar dan keert de wispelturige Fortuna hem de rug toe. De Cirksena's verschijnen op het toneel en komen voor de gevangen Occo op. Focco trekt zich terug in zijn sterke burcht te Leer, maar wordt daar door een sterke strijdmacht ingesloten. Toch weet hij door nacht en nevel dwars door het leger van zijn vijanden te ontkomen. Nu wordt ook Focco's burcht verwoest en met de grond gelijk gemaakt. Zijn kansen staan helemaal niet zo gunstig. Zijn eigen onderdanen hebben zich bij zijn tegenpartij aangesloten.
Aan zijn zoon Tyo op Edramoor in Mormerland heeft hij niet veel. Ook Udo en Uko kunnen geen hulp bieden. Of de Ommelanders hem nog op het goed van zijn vrouw Hiddeke zullen dulden, is nog de vraag. In elk geval zullen ze hem niet graag in een nieuw avontuur over de Eems willen volgen. Toch bestookt Focco een tijdlang, van het Munsterse Sticht, zijn tegenstanders, op gevaarlijke strooptochten, die hem veel buit opleveren en die zijn naam als de 'flegende' ruiter hebben gevestigd.
Maar weldra moet hij wijken naar Groningerland. En daar zit nu de trotse adelaar gevangen. Alles wat hij in Oost Friesland heeft bezeten aan burchten en landerijen moet hij achterlaten. Ook zijn beide zoons Uko en Udo en zijn schoonzoon Sibet moet hij achterlaten. Zij zijn in 1433 gesneuveld. In de slag bij Bargerbur bij Norden wordt in dat jaar voorgoed afgerekend met de macht van Focco's aanhangers en hierdoor wordt de oude vechtersbaas voor altijd de kans ontnomen tot herstel van zijn vroegere machtspositie. Zijn droom van roem en grootheid is ten einde. Slechts een paar kleine plekjes grond, hier en daar in de weilanden verstrooid, vormen het gebied, waar hij heersen mag.
Van de kinderen uit zijn eerste huwelijk brengt hij alleen Amke, de weduwe van Sibet, mee naar de Ommelanden. De kinderen uit het tweede huwelijk zijn er alleen. Amke heeft spoedig haar weduwenkleed afgelegd en is hertrouwd met Evert Sickinge, de man, die in het midden van de 15e eeuw herhaaldelijk voorkomt als proost van Loppersum en hoofdeling te Winsum.
Tyo is vermoedelijk met de vijanden van zijn vader tot overeenstemming gekomen en is in Oost Friesland gebleven. Zo heeft tenslotte deze Napoleon in zakformaat ook zijn St. Helena gevonden. Lang heeft hij het in ballingschap niet uitgehouden. In 1435 is hij op 29 augustus op de borg Dijkhuizen gestorven. Hij is vervolgens begraven of bijgezet in of bij de Augustijner kerk te Appingedam.
Als de kerkvoogdij van Appingedam in 1705 de oude bouwvallige Augustijner kerk willen afbreken, is daartegen verzet gekomen van mevrouw Ripperda uit Oosterwijtwerd, een nakomelinge van Focco Ukena.
Zij heeft toen met de kerkvoogden gecontracteerd, dat de zuidmuur van die kerk, langs het kerkhof, zal blijven staan.
Welk belang kan mevrouw Ripperda daar bij gehad hebben? Hierop lijkt maar één antwoord mogelijk: bij die zuidmuur moet de grafkelder of het graf van Focco Ukena geweest zijn. En de plaats daarvan heeft zij in ere willen houden.
Focco's nagedachtenis wordt ook door zijn nageslacht geëerd door de instandhouding van een brokstuk van de zuidelijke muur van de borg Dijkhuizen.
Na de dood van Focco hebben lelijke geruchten de ronde gedaan over zijn vrouw Hiddeke, de achterblijvende weduwe. Zij zou haar man hebben vergiftigd. Dit is misschien niet meer dan een vaag gerucht, maar het feit, dat zo 'n gerucht verspreid kan worden, wijst er toch wel op, dat het huwelijk niet al te gelukkig is geweest.
Het zal ook helemaal niet zo verwonderlijk zijn, als Focco op zijn oude dag, na zoveel desillusies en in vernederende ballingschap een onhandelbare brombeer is geworden.
Wie weet hoeveel Hiddeke van zijn kuren en nukken zal hebben geleden en onder zulke omstandigheden heeft menige middeleeuwse vrouw haar man vergiftigd.
Het spreekt vanzelf, dat er na de dood van zo'n man van spokerijen gehoord wordt.
Hij stierft in een tijd, waarin onrustige mensen zelfs in hun graf geen rust kunnen vinden. Onthoofde burchtheren keren naar hun huizen terug om er door holle gangen en donkere kelders of langs stoffige torentrappen met het hoofd onder de arm rond te dwalen. De boeren van Overledingerland hebben nog eeuwen lang aan hun kinderen verteld van de 'Flegende Focco', die als een soort wilde jager uit Wodan's legerscharen rusteloos door de lucht rijdt, evenals hij tijdens zijn leven als de 'vliegende ruiter' in wilde stormnachten over de Oostfriese slagvelden heeft gereden.
Op het Huis te Oosterwijtwerd heeft zijn portret nog eeuwenlang voor de schoorsteen gehangen. Het opschrift erboven luidde:.
'Focco Ukena van Brokum Höueling to Edermoer end Lüer Her van Aurich end Brockmerland offte Brocum'.
Ook zijn wapen is hierbij afgebeeld. Dit is een witte leeuw in een blauw veld met een rode omgekeerde kroon.
om de hals. Deze kroon moet bewijzen, dat Focco uit een heel oud en voornaam geslacht stamt. Karel de Grote zal namelijk reeds aan sommige Friezen de ridderslag gegeven hebben. De tot ridder geslagenen ontvangen dan een schild met de keizerlijke kroon. In het wapen van Oost Friesland staan niet minder dan drie geslachten met zulke keizerskronen.
De harpij der Cirksena's draagt er één, de adelaar der Tom Broke's zelfs drie, en de klimmende leeuw in het wapen der Ukena's draagt er één, omgekeerd als halsband.
Eén ding moet tenslotte nog uit het veelbewogen leven van Focco Ukena worden verteld, namelijk het bouwen van Dijkhuizen en het Huis te Oosterwijtwerd.
Hij heeft waarschijnlijk de huizen, die Hiddeke hem heeft aangebracht, niet mooi genoeg gevonden. Iemand, die droomt van een gravenkroon en van de heerschappij over een groot Friesland moet natuurlijk in een mooi huis wonen.
Het is niet waarschijnlijk, dat Focco iets geheel nieuws gebouwd heeft. Vermoedelijk heeft hij het reeds bestaande Huis te Oosterwijtwerd en Dijkhuizen bij Appingedam vertimmerd, verfraaid en vergroot.
Het schilderstuk bestaat nog en is in het bezit van Mevr. Douair. Hora Siccama van de Harkstede te Hilversum. Door vererving is het van de Ripperda's, via de families Clant van Stedum, Tjarda van Starkenborgh en Rengers van Farmsum eigendom van genoemde Mevr. Hora Siccama geworden.
De achtergrond stelt een landschap voor. Ukena's handen rusten op en naast een op een tafel liggend boek, waaromheen een bokaal, een pennenkoker met inktpot, een spel kaarten, een halve perzik, een halve walnoot, een appel en wat kersen. Vooral de laatste vruchten zijn wel heel eigenaardige attributen van iemand, met wie het zo kwaad kersen eten is geweest als met deze Focco Ukena. Het is heel jammer, dat dit portret niet naar het leven getekend is. De kleren, die Focco draagt, zijn niet van zijn tijd, maar worden ongeveer een eeuw na zijn dood gedragen. Het portret kan niet ouder zijn dan van 1520 of 1530. Het is een typisch vroeg-renaissance portret. Ook de typische renaissance-beker, die voor Focco op tafel staat, wijst op de eerste helft der 16e eeuw. Het portret doet heel sterk denken aan het bekende, door L. Cranach geschilderde portret van Maarten Luther. Natuurlijk blijft de mogelijkheid over, dat het gezicht van een ander portret van Focco is overgenomen. Wat Harkenroth van Focco's wapen meedeelt, is niet helemaal juist. Als hij wat beter gekeken zou hebben, zou hij gezien hebben, dat de Witte Leeuw geen roden halsband, maar een omgekeerde kroon om de hals draagt. Deze kroon moet bewijzen, dat Focco uit een heel oud en heel voornaam geslacht stamt (zie hiervoor bovenstaande beschrijving van het wapen).' (Bron: GVA 1935).
Hij overlijdt op de borg Dijkhuizen maar is begraven in de Augustijnerkerk van Appingedam (dit is de kloosterkerk) aan de zuidmuur voor het altaar van de Heilige Anna. 'Anno Christi 1435 up den dach Sanc Joannis ent hoevedinge is de stridtbaer und manafftige helt Foeko Uken, hoevetlinck to Leer, nach dem hemannige slachte und storme van joeget up sinen vianden gehold en und gedaen, tom latesten van lande und luide vordreven. So is he danno ich sines natuerlichen dodes to Dickhusen by den Dam gesturven und is eer lichen in de cloester karcke begraven'.

HUWELIJKEN.
We komen van Focko Ukena vier verschillende vrouwen tegen. Behalve Theda von Rheide (hw circa 1385), Hidde Ripperda tho Dijkhuizen (hw 1411) en Hebe II tom Brok. wordt in het Ostfriesisches Urkundenbuch (Band 2: 1471 - 1500 nebst Nachträgen und Anghang', door Ernst Friedländer) te Emden in 1881 nog een vierde vrouw genoemd, met de naam Eneke. Zij komt daar voor in maart 1478 als weduwe van Focko Ukena die met haar neef Hatet Ukena te Twixlum bij de ruil van verschillende grondstukken:.
'Wij Eneke, salighe Foeke Ukena echte huysvrouwe, ende Hatet Ukena, erers twyers soens, inwoners in Twixlum, doen witliek ende kundieh alle den gheenen, die dessen brieff syen offto hören leesen openbaer bekennende in der waerheit voer allczweeme, hoe dat wij myt unsen vryen willen ende vorberadene moede, myt willen, raet ende volboert unser vryenden ende erven, hebben ghewisselt ende gehütet, wisselen ende buten to enen steede vaste ewige wissel in krafft des brieffs myt den eerwerdigen gheesteUeken man here Sebastianus, pro est to Langer-monyken, myt rade ende consent synre pricsteren, beer Jacob prior, her Adrianus kellener, suster.
Enne priorisse ende der gemeynder zusteren ende broederen; soe dat wij hebben untfangen van dat convent vorben. twee ende twentieh grase landes in Twyxlumnier liamrijck gelegen, achte grase tuschen die Thyaerdwey ende die grone wech, geheyten in Seywarts gara, ende twee grase in Allyngmedc, streckende myt den enen ende an die Leghe wey ende myt die ene syde an de ver werlde werft in eene fen van vyer grasen. Itein ses grase bij die Ee weyke, streckende myt de eene ende an de maer ende vuff grase by Pewessumer til streckende an die inaer, geheyten in die Daethierne, ende een gras in Filich loend bij die Tyaerdwey; voer welcke lant wij hebben dat convent vorben. weeder ghedaen dertyenstehalve grase landes, gras voer gras, drye gelegen in Locghender hamryek fenland in die grote Kremynghe, geheyten Wymyngmede, de ick Eneke vorben gegeven hadde den convent erghen. ewelick te bruken na Hatets vorben doet, voer unse zielen to bidden, de to unsen herd hopende synt, voer welcke drie grase sal men den convent weeder geven na Hatets erghen. doet anders drie grase van syne nalatende erve sonder enyglie wederroepen offte spreken. Ende vier grase by die Maermede tili. Item vierdehalff gras by die Maermede wey, gheeofft van Ewo Herena to Waltzeten, ende twe grase in Awynga wilda mede geeofft van zalige Ome to Langena, ende die ander tyendehalff gras hebben wij deme provest ende convent vorben vul ende all degher betaelt de yerste pennynck myt den lesten, na uutwysinge unser brieve gezegelt myt des eonvents ende heren Nompno to Twixlom kerekheer ingezegel.
So dat convent vorben. sal ende mach vrij ende veylich ewelick bruken desse dertyenste halff grase landes vorbescr. na hären will ende nutticheyt; ende weere yemant, die up dit vorscr. erve in toecomen tijde dachte anelaghe te doen van dessen wisseis wegen, des wij doch nycht en vermoeden, so sullen wij Eneke ende Hatet vorscr. ende willen ende unse erven, boren unde ungheboren, scholen ende willen deine convent vorben. vrij, quijt unde schadeloes holden van alle ansprake gheestcltckes ende werlickes rechtes, waer, wanneer ende so vaken als dat deine convent noet off behoeff is sonder alle argelist, intoch off behebynge, hulpereden ende nye vonde uutgesproken.
Welck summe gheldes van uns gheboert van des cupes wegen des landes vorscr. heefft die proest ende dat convent erghen bestedighet weder te copen ende in te lossen de elven grase landes, die Remyt Ubbena inwoner to lllerlt in vortyden vereofft waren van dat convent up een wedercoep. Des te tughe so hebben hier mede yeghenwordieh, bij, an ende over gheweesen als warachtige tugeslude heer Remyt vicarius te Twixlum, Ewo te Betteweer, Udo te Hamswerum, Uko Ubbena, Auwo ende Focko broeders, borghers to Emden, ende anders vele goeder lüde.
In orkonde der warheit ende meerre getuyohenisse so hebben wij Eneke ende Hatet vorben. vruntlicken gebeden de eersame bescheydene manne heren Kompno, unse kerckhere to Twixlum, heren Herman, kerekhere to Larlt, ende heer Herman, kerckhere to Langen, ora hären ingezegel, die sij witlicken ende myt goeden willen om unser bede willen hebben hangen an dessen brieve.
Na der boert Christi dusent vicrhondeit in denie achten ende tseventichte jare, in profesto Gregorü pape et confessoria'.
.

tr. (resp. ongeveer 25 en ongeveer 11 jaar oud) (1) in 1385
met

Theda von Rheide, dr. van Ewo Tammena van Jemgum en Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta, geb. te Rheide [Deu] circa 1374, ovl. (hoogstens 37 jaar oud) voor 1411, relatie (2) met haar halfbroer Eggerich (Eggerik) Ewen van Jemgum. Uit deze relatie geen kinderen.

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bawe Ukena*1411  †1477  66
Uko Fockena*1386  †1433 Osterhusen 47
Fossa Ukena*1386     
Thyo*1391 Emden (Dld)    
Beno*1392     

door dit huwelijk komen de bezittingen van de Ukena's in handen v.d. Ripperda's, kerk.huw. (resp. ongeveer 51 en ongeveer 33 jaar oud) (2) in 1411, door het huwelijk wordt het Huis van Oosterwijtwerd gesticht in 1411
met

Hiddeke Ripperda Tho Dijkhuizen, dr. van Siabbe Ripperda van Garreweer en Ailske Ripperda (Ulske) Van Wytwerd, geb. te Appingedam [Gr] circa 1378, erfvrouwe te Oosterwijtwerd [Gr], erfvrouwe van Dijkhuizen, Tjamsweer [Gr], erfvrouwe te Weiwerd [Gr], erfvrouwe te Oterdum [Gr], erfvrouwe te Wirdum, erfvrouwe te Garreweer [Gr], ovl. (minstens 100 jaar oud) na nov 1478.


Aantekeningen bij Hiddeke Ripperda Tho Dijkhuizen.
Zij leeft nog in 1478 en is de erfdochter van Witwerd, Dijckhuizen, Gerwer, Winsum en Oterdum. Hiddeke of Enneke wordt ook wel Hiddeke van Wijtwerd genoemd. Met Wijtwerd wordt Oosterwijtwerd bedoeld.

Aantekeningen bij Heer Focko Ukena en Hiddeke Ripperda Tho Dijkhuizen

Dit huwelijk brengt Wijtwerd, Winsum en het kasteel te Oterdum in de familie. Het GVA uit 1841 vermeldt daarover: ".Harkenroth , Oostfr. Oorspr. 404, legt: dut 7,1] hem uanbragt Wijtwcrt, Winsum en Oterdum. Wiarda , t. a. p. noemt Wijtiverd, Winsum, Oterdum en Dijkhuizen. Westendorp , Jaarb. II. 336, Dijkhuizen , Wciiverd, Wirdum en Oterdum. Weiwerd, Wirdum en Oterdum behoren aan het huis te Furmsum en dus moet men waarschijnlijk lezen Wijtwert, Winsum en het kasteel te Oterdum. De Heeren
van Dijkhuizen schijnen daar een kasteel aangelegd te hebben. De Ripperda's van Winsum stammen van Focco af en deze heerlijkheid is van de heeren van Dijkhuizen afkomstig. Over het geslacht van Focco Ukena kan men nazien Harkenroth, Oostfr. Oorspr. I. en II. 401, 129,145 , 795.".

Uit dit huwelijk 3 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Sjabbe Fockena*1385  †1436  51
Ulske Ukena*1420  †1474  54
Fockena     

relatie (3)
met

Hebe II Tom Brok, dr. van Ocko I Tom Brok en Fokeldis (Foelke) Kampana von Strakholt Ook: Foelke Kampana en Quade Foelke (Kwade Foelke), naar haar strengheid, geb. na 1370 In ieder geval geboren tussen 1370 en 1376, relatie (2) met Uconi Murmania. Uit deze relatie geen kinderen.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Amke*1394  †1445 Winsum 51

tr. (4)
met

Eneke .


Bronnen:
1.Groninger Volksalmanak 1841., GVA 1841 (blz/akte 5)

Dossier:


Herman Middachten
Herman Middachten, geb. in 1415, ovl. (ongeveer 80 jaar oud) in 1495.

tr.
met

Walburga Diepenbroeck, geb. in 1428, ovl. (ongeveer 70 jaar oud) in 1498.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elsabe  †1513   


Focko Hayo Ripperda van Peyse
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Focko Hayo Ripperda van Peyse, geb. in 1510 wordt met een keizersnee geboren, redger, overrechter, zijlrechter, Geduputeerde van de Ommelanden, hoofdeling te Winsum in 1541, ovl. (ongeveer 56 jaar oud) in 1566, begr. in 1566.


Aantekeningen bij Focko Hayo Ripperda van Peyse.
De borg Ripperda in Winsum.
Focko Ripperda en Vrouke laten een zoon na, Peter, die vóór 1524 sterft. Uit zijn huwelijk met Johanna Rengers wordt een zoon Focko geboren, die in 1533 trouwt met Anna van Ewsum. In 1541 komt hij voor als hoofdeling te Winsum.
Nog altijd zijn er onder de Ripperda's moeilijkheden over de erfenis van proost Uneken en vrouw Ulske. Pas in 1552 komt een overeenkomst tot stand waarbij Focko de "steden ende campen myt hoeren toebehoeren tho Winsum gelegen vrij ende ewelicken" verkrijgt.
Deze Focko speelt een grote rol in het politieke leven van die tijd. In 1565 of 1566 moet hij gestorven zijn. Hij is de vader van Peter, Asinge, Onno en Wigbolt, die als geuzen zo bekend geworden zijn. Na de "beeldenstorm" die zij in Winsum ondernemen, moeten zij uitwijken en worden hun goederen geconfisqueerd. Vóór zijn vlucht heeft Peter in 1568 zijn huis te Winsum verkocht of verhuurd aan Hercules van Ewsum, met 120 grazen land daarbij behorende. Bij de borg wordt dan een zomerhuis genoemd.

tr. (beiden ongeveer 23 jaar oud) op dinsdag 7 feb 1533
met

Anna van Ewsum van Peize, dr. van Wigbold I (van Ewsum van Middelstum en Nienoord) en Beetke Aeylkema van Rasquert (Aylkema to Rasquert), geb. in 1510, erfvrouwe van Peize, doopgetuige van Philip Ernst Carel Pieter Ripperda te Bedum [Gr] op dinsdag 30 apr 1737, zij erft de borg Eglumborg van haar broer Christoffer na 1683, ovl. (ongeveer 45 jaar oud) in 1555.


Aantekeningen bij Anna van Ewsum van Peize.
Anna is waarschijnlijk erfgename van de havezate Peyse (Peize), waar ook de Ripperda's lang zijn verbleven.
Leden van het geslacht Van Ewsum staan bekend vanwege hun grote rijkdom en intelligentie. Anna's broer, Wigbolt van Ewsum tot Nienoord, probeert zijn vermogen te vergroten door in het Westerkwartier op commercieële wijze turf te winnen. De onderneming brengt hem en zijn familie en vrienden echter bijna tot het bankroet. Enkel Wigbolt's broer, Johan van Ewsum tot Mensinge en zijn kinderen hebben niet aan de investering deelgenomen. Johan vergroot zijn vermogen totdat deze bijna de rijkdom van de graaf van Oost-Friesland overtreft. Zelfs zijn hofhouding is indrukwekkender geweest.

Uit dit huwelijk 5 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heer Asinge*1530  †1574 Winsum 44
Onno*1534  †1580  46
Wigbold*1535 Winsum †1573 Haarlem [Nh] 38
Peter II*1535  †1574 Ost-Friesland, Dld. 39
Johanna Elisbeth*1549     


Focko Johans Coerts
Focko Johans Coerts. Focko wordt voor het eerst genoemd in 1581. Verder is er van hem niets be kend.



Bronnen:
1.Sebo Abels - Doopsgezinde Families in het Oldambt, p.1091, S627


Focko Ulparts van Hoysum
in
Parenteel van Tyacko Tiddinga.

Focko Ulparts van Hoysum, geb. te Warffum [Gr] op vrijdag 22 jan 1627, Secretaris van de Rekenkamer van Stad en Lande, ovl. (34 jaar oud) op zondag 10 jul 1661.

tr. (26 jaar oud) op donderdag 18 dec 1653
met

Frederika Alting.


Focktien Doewes
Focktien Doewes.

relatie
met

Barteld Hindriks, relatie (2) met Frouke Doewes. Uit deze relatie geen kinderen.


Bronnen:
1.FamilySearch.Org - Church of Jesus Christ of Latter Day Saints -, S617
2.Algemene bron, S616
3.Sebo Abels - Doopsgezinde Families in het Oldambt, p.1180., S615


Focktien Fockens
in
Parenteel van Tyacko Tiddinga.

Focktien Fockens, geb. te Hoysum, Warffum, ovl. na woensdag 4 mei 1622.

tr. (1)
met

Sebo Tyarcks, zn. van Tyarck Doedens en Eppe Luwerts Bunninga, geb. in 1587, ovl. (ongeveer 33 jaar oud) in 1620.

tr. (2)
met

Frerick Eppens.

tr. (Menno hoogstens 31 jaar oud) (3) voor vrijdag 8 apr 1611
met

Menno Hendricks, zn. van Hendrick Eltekens en Wipcke Tammes, geb. te Midwolda [Gr] circa 1580, kerkvoogd en hopman, woont Dollard's Heerd, Menterneweg 2, 9681 BR Midwolda [Gr] tussen 1611 en 1646, ovl. (ongeveer 83 jaar oud) te Midwolda [Gr] op vrijdag 11 mei 1663, begr. te Midwolda [Gr] op maandag 21 mei 1663, tr. (beiden ongeveer 43 jaar oud) (1) te Midwolda [Gr] op donderdag 14 sep 1623 met Renscke Memmens, dr. van Memmo Eppens en Hisse Nn, geb. te Midwolda [Gr] circa 1580, ovl. (ongeveer 72 jaar oud) te Midwolda [Gr] op dinsdag 8 okt 1652. Uit dit huwelijk geen kinderen.


Aantekeningen bij Menno Hendricks.
Hij woont/bezit De Dollard's Heert te Midwolda van 1611 tot 1646. Hij wordt in de verponding van 1630 aangeslagen voor 42'/2 deimt in Middwolda en 23 deimt in Eexta. Het gebouw staat op een kaart van ca. 1640 getekend op de plaats waar ook het huidige gebouw staat. Volgens deze kaart zijn de nrs. 32 en 33 hiervan afgesplitst. Behalve van zijn huisheerd hier is Menno Hindricks ook eigenaar van de westelijke heerd van nr. 39 en een deel van Baukenheerd, nr. 44-w. In 1640 heeft hij tezamen met Ulphert Mennes 175 deimt land.
Op de Oude Dijk wonen dan OLPHERT MENNES, gehuwd met GRIETJE ONNES, overleden na 5-1-1655.
Tussen 1646 en 1663 wordt op de heerr Menno Hindricks nog genoemd met zijn neef TAMMO ELTJES, zoon van Eltyo Hendricks en Bouwe Fockes, eerst gehuwd met : NN, dan te Scheemda op 15-11-1646 (huwelijkscontract. 1-10-1646) met SIJPKE WYARDTS, dochter van Wyardt Popckens en Annetie Hittiens, nr. 21, daarna te Midwolda op 4-7-1652 (huwelijkscontract 31-5-1652) met TRIJNTIEN TAMMENS, dochter van Tammo Epkens en Haycke Hayckens, nr. 18. Menno Hendricks en Tammo EItjes bezitten in 1660 179'/2 deimt land. Huis en land van Ulfert Mennes worden op 8-11-1654 "bij brandender keerse" (faillissementverkoping) verkocht. Het land wordt op 5-1-1655 verkocht door Menno Hindricks zelf, diens zoon Hindrick Mennes en de schoonzoon Eltio Popkes. Voor het huis: zie nr. 39 BBWO.

Aantekeningen bij Menno Hendricks en Focktien Fockens

Midwolda: fol.142v - 8 april 1611: Hijndrick Eltkens en Wijpke ( ehel.) verkopen aan Menno Hendricks en Focktijen (ehel.), hun zoon en schoondochter, een huis en schuur zoals ze bewonen en gebruiken met de levende have, en het ingoed, uitgezonderd, 4 koeien. De heerd waarop de behuizing staat wordt verhuurd voor 10 jaar. Prijs: 4000 Emder gld. Getuigen: E ppo Haijens en Eltijen Hindricks.
Midwolda: fol.187 - 3 mei 1613: Wijpke, nu getrouwd met Hindrick Eltkens, verkoopt aan haar beide laatste zonen Eltijen Hindricks en Menno Hindricks, broers, 28 daler, het betreft kosten so haere sohn Luwert thot Bruissel gedan ende oversulcks in appenhensen geholden is worden. Getuigen: Johan Cornelijus en Hemmo Cornelijus.
Midwolda: fol.262 - 22 juni 1617: Tammo Tiddinga, Eggerick Tiddin ga, [?], Eltke Hindricks, Menno Hindricks, [?] over wijlen hun broer Luwert Tiddinga, [?]. Ze maken een afhandeling met de weduwe van Luwert. De weduwe ontvangt van hen 700 daler vanwege gemaakte kosten. Getuigen: Harcke Dercks en Johan Cornelijs.
Midwolda: fol.314 - 4 mei 1622: Ubeko Haijkens, te Midwolda, verkoopt aan Menno Hijndrijcks en Focke (ehel.) [?] daler. Getuigen: Ubbo Hemmens en Gerdt Luwerts.
Menno en Focktien hebben 5 kinderen, Hindrick en Bauwe [Mennes] en drie waarvan we de naam niet kennen. Ze sterven allemaal na 7 november 1623.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hendrick*1620  †1641  21
Bauwe  †1623   
Baeuwtien     



Bronnen:
1.Website Geuko Hendrik Schuur, S562
2.Van Bouwe naar Bouwina (Antonia Veldhuis); p.39; Westerwolde; 22:49, 2001, S671


Focktien Edzes
in
Parenteel van Tyacko Tiddinga.

Focktien Edzes, geb. te Warffum [Gr] op zondag 9 apr 1628, ovl. (37 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 11 jan 1666.

tr. (28 jaar oud) op donderdag 2 nov 1656
met

Eco Swalue.


Foecke Ulbetsna
Foecke Ulbetsna, geb. circa 1450.

tr. (resp. ongeveer 30 en ongeveer 40 jaar oud) circa 1480
met

Lyubbe Tyadeken, zn. van Onne Tyadenson en NN Nn, geb. circa 1440, ovl. (hoogstens 52 jaar oud) voor 1492.

Uit dit huwelijk 4 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lyuppe     
Ocke     
Cherit     
Tjarck     


Foelke Tyackens
Foelke Tyackens, geb. circa 1530, ovl. (minstens 81 jaar oud) na zondag 8 mei 1611.

tr. (beiden hoogstens 67 jaar oud) te Midwolda [Gr] voor 1597 -> Gehuwd met Ubeko Bennens ca 1530-1595/1597
-> Midwolda: - fol.6 - 15 januari 1594[?] - Autije Hemmens en Law[?] (ehe l.) verzetten aan Hijndrick Eltekens en Wibke[?] (ehel.) [?] deimt land te Midwolderhamrik in een stuk weerland van 12 deimt, ten westen wijlen U beko Bunnens' erfgenamen, en Hijndrijck Eltekens ten oosten strekkende t en zuiden aan de AE, in het noorden aan die Wardick. Tijd: 6 jaar. Getuig en: Johannis Lamberts en Hommo Poppens.
-> Midwolda: - fol.20 - 19 april 1599 - Wibbo Hommens] verkoopt aan Tijas se Hindricks en Ussa (ehel.) 5 deimt land gelegen over de Dollard in Midw olderhamrik, ten westen het Convent van Grijze Monniken, wijlen Ailcko Ub bens' erfgenamen ten oosten. Strekkende tussen de Ae en de Hereweg. Zoa ls wijlen Ubeko Bennens' erfgenamen het kunnen verdedigen. Getuigen: Der ck Haijens en Johannis Lamberts.
->Ubeko and Foelke had 4 children: Benno, Ubeko, Heero, and Icke [Ubekens ].), en hun kinderen:
Benno Ubckens; Ubeko Bennes; Heero Ubekens; Jicke Ubekens Bennens
met

Ubeko Bennens, zn. van Benno Nn en NN Phebens, geb. circa 1530, functie, ovl. (hoogstens 67 jaar oud) voor 1597.


Aantekeningen bij Ubeko Bennens.
Ubeko Bennens was in 1551 ingeschreven als student te Wittenberg, in 15 52 weer te Midwolda, wordt aldaar vermeld vanaf 1565, was kerkvoogd alda ar van 1572 tot 1585 en wederom in 1589, was volmacht van Midwolda in 157 9.
Hij werd als Upco Bennencis Phrisius Groninganus op 7 juni 1551 te Witten berg als student ingeschreven.
Onder Midwolda wordt in 1556 land genoemd van "Ubeko Eggens Ubeko Benne ns behorich". Wellicht was dit een voorvader.
In 1552 wil hij met Eggo Phebens en Luwert Tiddinga een hervormingsgezin de pastoor beroepen, in 1568 gelast de Stad Groningen weer een getrouw Ro oms Katholiek tot pastoor te kiezen.
Volgens het verpondingsregister van 1556 is Ubeko eigenaar en deels gebru iker van 95 deimt. Zijn erfgenaam is zijn zoon Benno Ubckens.

Uit dit huwelijk 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jicke Ubekens*1550 Midwolda [Gr] †1632  8210 
Benno Ubekens*1550  †1604 Midwolda [Gr] 54
Ubeko*1562  †1599  37
Heero*1562  †1602  40



Bronnen:
1.Menne GLAS - NGV-Bbs, S633


Foelke Garrelts Ubbena
Foelke Garrelts Ubbena.


Foelque Crumminga
Foelque Crumminga.

relatie
met

Wiart Mennes ter Haseborg, zn. van Menne Wiardes ter Haseborg en Etta Haykes Crumminga Tho Middelstum, geb. te Weener (Dld) circa 1557, beheerder van de goederen van het klooster Barthe, rentmeester, grondbezitter te Stapelmoor (Dld) [Deu] in 1616, ovl. (minstens 59 jaar oud) te Weener (Dld) na 1616.

 



Aantekeningen bij Wiart Mennes ter Haseborg.
Klooster Barthe bij Hesel.

Opgravingen van het klooster Barthe rond 1988. Bron: WP.
In 1200 wordt aan de Heilige Nikolaas van Myra het klooster van de Prämonstratensers bij Hesel in Oost-Friesland gewijd. Het wordt een nonnenklooster dat in 1287 in Barthe 140 bewoners telt. Het klooster bezit een voorwerk 'im Woltzeter Hammrich', dat al in de 15e eeuw door de hoofdelingen Von Loquard en Rysem wordt afgebroken. In 1508 verwerft het klooster nog land bij Opwierde in Groningen, daarbij behorende landerijen en aangrenzende kerspelen.
Na de Reformatie wordt het klooster in een boerenbedrijf van het graafschap veranderd. Drie nonnen uit het Groningerland verhuizen in 1563 naar het klooster Maria Gratia in Schildwolde. In 1576 worden ook de goeder in Groningen onteigend en worden in 1598 voor een deel teruggegeven. De kloosterkerk wordt pas in 1631 afgebroken en ook het Kloster Barthe wordt uiteindelijk in 1875 afgebroken en gaat deels over in bosbouw.

Opgravingen van het klooster Barthe rond 1988. Bron: WP.
Tussen 1988 en 1992 vinden er opgravingen plaats en worden de fundamenten van de kloosterkerk blootgelegd en er worden beenderen en munten gevonden. Hieruit blijkt dat het binnenwerk van de kerk ongever 32 x 7 meter is geweest. De kloostergebouwen hebben noordelijk van de kerk gestaan en het kerkhof in het zuidoosten. De fundamenten van het klooster zijn met plantgoed aangegeven. De Kloster-Barthe-Schule in Hesel herinnert nog aan de kloostertijd en het gebied is tegenwoordig een staatsbos van ongeveer 600 ha, een van de grootste in Oost-Friesland.

Munten van het klooster Barthe.

Plattegrond van het klooster met op de voorgrond de kerk. Het kerkhof ligt aan de oost- en aan de zuidkant van de kerk.

Uit deze relatie 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Menne     
Etta Wiardes  †1668   


Foetien Foekes Foekes
Foetien Foekes Foekes, ovl. in 1675.

relatie
met

Johannes Eyssonius Mensema, zn. van Eysso Joan Mensema en Margaretha Ripperda, geb. in 1647, ovl. (ongeveer 28 jaar oud) in 1675.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Eildert Jan*1675  †1710  35


Fokeldis Kampana von Strakholt
Fokeldis (Foelke) Kampana von Strakholt1,2 Ook: Foelke Kampana en Quade Foelke (Kwade Foelke), naar haar strengheid, geb. te Hinte, Ost-Friesland circa 13551,2,1,2, ovl. (minstens 62 jaar oud) tussen zaterdag 16 aug 1417 en woensdag 4 aug 1419 1,2,1,2.


Aantekeningen bij Fokeldis (Foelke) Kampana von Strakholt Ook: Foelke Kampana en Quade Foelke (Kwade Foelke), naar haar strengheid.
KAMPANA, Foelke, ook bekend als Fokelt tom Broke (geb. Hinte, Oostfriesland, ca. 1355 – gest. Aurich, Oostfriesland, tussen 16-8-1417 en 4-8-1419), wegens legendarische wreedheid bekend als 'kwade Foelke'. Dochter van Kempo von Hinte, hoofdeling op de Westerburg van Hinte. In 1377 trouwde Foelke Kampana met Ocko Kenisna tom Brok(e) (gest. 1389), ridder en heer van de Oldeborg, hoofdeling in Brockmerland, Auricherland en Emsigerland in Oostfriesland. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.
•.
Foelke wordt op 12 december 1376 voor het eerst genoemd bij de stichting van het vrouwenklooster Dykhusen. In een oorkonde betreffende de overdracht van een kapel komt ‘Fokeldis Kampana, puella (jonge vrouw) in Hynte’ voor, samen met onder anderen Ocko tom Brok, haar latere echtgenoot en een bijzonder machtige en onafhankelijke edelman. Priores van het nieuwe klooster werd Foelkes zuster Heba, weduwe van Ocko’s jong gestorven broer. Kort daarop, tussen 13 december 1376 en 5 juli 1377, trouwden Foelke en Ocko.
•.
Uit contemporaine bronnen komt Foelke naar voren als een eerbare en vrome vrouw. Na het huwelijk tussen Foelke en Ocko verleende paus Gregorius XI het echtpaar een volledige aflaat. Tevens kre­eg het paar het recht een draagaltaar te bezitten, dat hen in staat stelde overal – ook buiten kerken en kapellen – de mis op te laten dragen. Foelke schonk ook landerijen aan het premonstraten­zer­klooster Aland en het cisterciën­zer­klooster Ihlo, dat door Ocko was gesticht. Uit open brieven en oorkonden blijkt dat ze ernaar streefde een scheids­rech­terlijke en bemiddelende rol te spelen in (familie)conflicten.
•.
Politiek.
De Friese landen werden in de veertiende en vijftiende eeuw verscheurd door partijstrijd in Westerlauwers Friesland. Er heerste de zogenaamde ‘Friese vrijheid’: het gebied was niet aan een lands­heerlijk gezag onderworpen. Door de inmenging van buitenlandse vorsten werd het conflict steeds grootschaliger. Op zoek naar bondgenoten kwam Ocko tom Broke in contact met Albrecht van Beieren, graaf van Holland, die Friesland wilde veroveren en zijn steun aanbood. In 1381 gaf Ocko zijn landen aan Albrecht in leen en raakte zo directer betrokken bij de strijd in het Friesland ten westen van de Eems.
•.
In 1389 belegerde een van Ocko’s tegenstanders, de hoofdeling Folk­mar Allena, het slot te Aurich. Tijdens de onderhandelingen op 7 au­gustus van dat jaar werd Ocko op lafhar­tige wijze vermoord. Foelke zocht direct hulp bij bond­genoten van haar man. Gedurende haar afwezigheid probeerde een andere vijand van Ock o, de machtige hoofdeling Edo Wiemken van Rüstrin­gen, de burcht in Aurich te veroveren en verschans­te zich in de kerk. Foelke keerde terug met hulptroepen en slaagde erin de kerk te hero­ve­r en. Twee­honderd gevangenen werden ter plek­ke onthoofd.
•.
Omdat hun zoon Keno nog minderjarig was, kwam het regentschap over Brockmerland in handen va n Widzel, een oudere bas­taard­zoon van Ocko. Spoedig bleek dat Widzel aspiraties koesterde om Ocko’s erfenis naar zich toe te trekken. Hij verbond zich met Folkmar Allena, maar in april 139 9 werd Widzel in een vete doodgeslagen. Zo kwam de weg vrij voor Foelkes inmiddels vol­wassen zoon Keno (II) om de macht over te nemen. Foelke bleef nauw bij de regering betrokken. Toen Keno in 1400 door de Hanzesteden in gijzeling was genomen omdat hij steun had verleend aan zeerovers, wist Foelke hem uit zijn benarde positie te krijgen door met succes steun te vragen aan hertog Willem van Gulik en Gelre. Op 13 november 1400 kwam haar zoon als vazal van hertog Willem op vrije voeten en sloot hij een bondgenootschap met de Hanzesteden.
•.
Na de dood van Keno in 1417 trad Foelke weer korte tijd op als voog­des, nu voor haar minderjarige kleinzoon Ocko II. In een oorkonde van 16 augustus 1417, waarin Ocko een door zijn vader gesloten bondgenootschap met de stad Groningen vernieuwt, komt ‘frou Fokelt mynre oldermoder’ (vrouwe Foelke mijn grootmoeder) voor onder de personen die namens hem zweren. Kort daarna, blijkens een oorkonde in elk geval voor 4 augustus 1419, is Foelke Kampana gestorven. Zij is begraven in de Lambertikerk te Aurich. Van haar grafsteen zijn in de negentiende eeuw nog tekeningen gemaakt, maar de steen zelf is nadien verloren gegaan.
•.
Overlevering.
Foelke is vooral bekend gebleven onder haar bijnaam ‘quade Foelck’. De Oostfriese hoof­de­ling en historieschrijver Eggerik Beninga (1490-1562), verwant aan de Allena’s, is hie r voor een groot deel debet aan. Hij vermeldt in zijn Chronica der Fresen als eerste een aantal legenden over haar die beeld­bepalend bleken, hoewel ze onder meer een loopje nemen met de jaartallen.
•.
Volgens de eerste legende maakte Ocko in 1379 bij een veldslag tegen zijn vijand Folkmar Allena twee hoofdelings­zonen krijgsge­van­gen. Het waren Folkmars zoon, en de zoon v an Ocko’s zuster. Ocko stuurde de gevangenen naar Foel­ke en droeg haar op goed voor de jongeman­nen te zorgen. Zij liet hen echter in de gevangenis van de honger omkomen. Om er zeker van te zijn dat niemand hun te eten zou geven, droeg ze zelf de sleutels van de kerker bij zich. Na­ hun hongerdood liet Foelke de lijken naar het klooster Ihlo bren­gen en beval de abt de lichamen in het moeras te gooien. Hij negeerde het bevel en gaf ze een christelijke be­gra­fenis. Deze legende bevat een historische kern. Rond 1409 had Foelke s zoon Keno namelijk de burcht van Folkmar Allena in Osterhusen veroverd en daar­­bij twee hoofde­lingen gevangen genomen. Ze werden op de burcht te Aurich vastge­hou­ den, waar ze kort daarop onder verdachte omstandigheden stier­ven. Keno werd vanwege deze inbreuk op het veterecht in de ban gedaan. Foelkes betrokkenheid blijkt niet uit de bronnen. Waarom zij in de latere beschrijving van het gebeuren de schuld aangewreven kreeg, is niet duidelijk.
•.
Volgens de tweede legende zou Foelke in 1397 haar schoon­zoon Lütet Attena, heer van Nesse, aangeraden hebben zijn vrouw, Foelkes eigen dochter Occa, te doden, als straf voor haar losban­digheid en buiten­echte­lijke relaties. Amper had de onge­lukkige echtgenoot zijn vrouw om het leven gebracht, of Foelke liet de burcht van h aar schoonzoon aanvallen. Lütet vluchtte naar zijn vader Hero von Dornum, maar Foelke veroverde ook die burcht. Vader en zoon werden gevangengenomen en ter plekke op bevel van Foelke terechtgesteld: Hero op bruin, Lütet op groen Leids laken. Dit verhaal heeft dezelfde historische kern als het eerste. Na de inname van de burcht van de Allena’s zag Keno ook kans de burcht van zijn zwager Lütet in Nesse te veroveren. Hij werd daarbij gesteund door de Han­ze. In de Norder Annalen wordt onder het jaar 1411 ver­meld dat een groot aantal hoofdelingen, waaronder Lütet en zijn familie, door Keno is te­recht­ge­steld. De plotse­linge en voortijdige dood van Occa, juist toen haar man en broer als doodsvijanden tegenover el­kaar stonden, heeft waarschijnlijk geleid tot verhalen over een gewelddadige dood, waarbij Beninga er niet voor terugdeinst om de dochter minstens zo zwart te maken als de moeder. In de loop van de tijd kreeg Foelke een belangrijke rol in de legende, hoewel ze volgens de feiten in het geheel niet betrokken was.
•.
Het beeld dat Eggerik Beninga ruim een eeuw later schetst van de strijd tussen zijn voorouders en de Tom Broks om de hegemonie in dat gebied, is gekleurd door de gruwelijke verha­len over Foelke, een bijzonder energieke vrouw die haar man en zoon in tijden van nood in daad­kracht overtrof. Blijkbaar leidde haar daadkrachtige optreden ertoe dat de wreedheden die haar zoon Keno had begaan, aan de moeder werden toege­schreven.
•.
In de negen­tien­de eeuw schreef de Oost­fries Willrath Dreesen een bal­lade over Foelke. Op slot Dornum hing een –overduidelijk onecht – portret van haar, waarop ze met sleut els wordt afgebeeld, een verwijzing naar de opsluiting van de beide jonge hoofde­lingen. Volgens een Oostfriese sage verschijnt zij in dat kasteel aan de slotheren wanneer die op sterven liggen. Doen ze boete, dan is Foelke (Fokeld) rustig, maar doen ze dat niet, dan gaat zij spoken. Volgens andere sagen verscheen ze in Aurich als het grafelijk gerechtshof op het punt stond een onschuldige te veroordelen of als de burgheer een ongeluk stond te wachten. Opmerkelijk is dat zij in deze sagen geen kwade geest is, en verschijnt als hoedster van deugd en recht.
•.
De vermeende gruweldaden van Foelke Kampana inspi­reerden ook toneel­schrijvers: in 1842 werd er een historisch treur­spel uitgebracht, in 1912 gevolgd door een ‘Volks­­stück’. Ook in een ‘Hei­matspiel’ uit 1920 over de ondergang van de Attena’s kwam Foelke ten tone­le. In de twintigste eeuw ten slotte waren de verhalen over Foelke Kampana aanleidin g voor twee historische romans. De eerste dateert van 1934, geschreven door de van oorsprong Friese schrijver Stef­­fen Bartstra, de tweede is van de hand van de Oostfriese Siever Johanna Meyer-Abich. Dit laatste boek werd voor het eerst uitge­bracht in 1943 en in 1967 en 1990 herdrukt.

tr. (resp. minstens 21 en minstens 26 jaar oud) tussen vrijdag 13 dec 1376 en zaterdag 5 jul 1377 1,1
met

Ocko I Tom Brok3, zn. van Keno I (Hilmersma) Tom Brok en Ocka von Oldersum, geb. in 1350, Oostfriese krijgsheer en hoofdeling, wordt door de koningin van Napels tot Condotiere (ridder) geslagen, hoofdeling in Brockmerland, Auricherland en Emsigerland, ovl. (ongeveer 39 jaar oud) in 1389, tr. (2) met Nn . Uit dit huwelijk een zoon.

 



Aantekeningen bij Ocko I Tom Brok.
In 1376 treedt Ocko I tom Brok aan. Hij beheerst op dat moment vrijwel geheel Oost-Friesland en Norderland. In 1379 neemt hij Emsigerland ten noorden van Emden, in zijn bezit. Later neemt hij het Harlingerland en Auricherland in bezit. Vervolgens wordt de burcht in Aurich het centrum van de heerschappij van de familie Tom Brok. Hij wordt door de koning van Napels tot Condodiere (ridder) geslagen.
In 1380 wordt in Aurich de eerste hoofdelingenburcht van de familie tom Brok gebouwd. Deze heeft waarschijnlijk gestaan op de plaats waar tegenwoordig het Piquerhof staat. Rond 1430 wordt de burcht volledige verwoest. Later wordt tegenover deze plaats door Ulrich Cirksena in 1448 een waterburcht, de Averborg, gebouwd.
In 1381 stelt Ocko I tom Brok Albrecht van Beieren, Graaf van Holland als leenheer aan. Dit wordt door de Oostfriezen gezien als een beperking van de Friese vrijheid en Ocko I tom Brok wordt voor zijn burcht door een sluipmoordenaar vermoord.

Uit dit huwelijk 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hebe II*1370     
Occa*1375  †1411  36
Fossa Kenesna (Focke)*1370     
Keno II  †1417   



Bronnen:
1.Instituut v. Ned. Gesch., een project van ING en OGC (UU)., ING
2.Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, Dig Vrouw Lex
3.Krummhörn Greetsiel (Www.Greetsiel.De), Greetsiel


Fokeltje van Poelgeest
Fokeltje van Poelgeest.

relatie
met

Moses Hora.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Willhelmus*1646 Groningen [Gr] †1696  50


Fokje Jans
Fokje Jans.

tr. te Beerta [Gr] op vrijdag 15 mrt 1754
met

Jan Elzes.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antje~1770 Beerta [Gr] †1846 Beerta [Gr] 75


Fokje Klinkenborg
Fokje Klinkenborg.

relatie
met

Harm Hindriks van der Wal.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hendirk*1858 Beerta [Gr]    


Fokjen Jans Hilgenga
Fokjen Jans Hilgenga, geb. te Beerta [Gr] op zondag 11 mrt 1804, Dienstmeid, Overlijdens aangifte1, ovl. (40 jaar oud) te Beerta [Gr] op maandag 16 dec 18441.



Bronnen:
1.Burg. Stand (Genlias); Gron. Arch.: Aktenr. 63, gem. Beerta., S281
2.Burg. Stand (Genlias); Gron. Arch.: Aktenr. 49, gem. Beerta., S280
')}