AMBACHTSHEERLIJKHEID HOOFDELING SCHOUT AFKORTINGEN
BEKLEMRECHT EN MEIER HOOFDMANNENKAMER STANDEN  
DROST HUWELIJKSCONTRACT STAPELRECHT  
DUIVELSROOSTERS JONKER STEENHUIZEN  
EDELMAN JONKHEER    
FEODALISME KERKHOFROOSTERS    
HEERLIJKHEID MEIER EN BEKLEMRECHT    
HEERLIJKE RECHTEN NAARKOOP    
HEERSCHAP PISCINA    
KEERSKOOP RIDDER    
GELAG SAGE    
TIENDEN THO (ook: Tho, To, Toe)    
       
       

 

AMBACHTSHEERLIJKHEID
Een ambachtsheerlijkheid of lage heerlijkheid Is een heerlijkheid van een ambachtsheer. In Holland en Zeeland Is de term zeer gebruikelijk. De ambachtsheerlijkheid onderscheidt zich van de vrije of hoge heerlijkheid doordat de heer geen jurisdictie in halszaken bezit. Naast rechtspraak behoren ook bestuur en wetgeving tot de competentie van de heer. Deze laat uitoefening van al deze bevoegdheden meestal over aan een door hem benoemde schout (werkelijke uitvoering door schout en schepenen). Voorts heeft de heer onder meer recht op allerlei heffingen. Oorspronkelijk zijn de ambachtsheerlijkheden in handen van edellieden. Later worden ze veelal gekocht door rijke burgers en door steden. Top


BEKLEMRECHT EN MEIER
Een veel voorkomend fenomeen in het 18e eeuwse Groningen is de meijer/meier. Net zoals er in de jaren 1990 experimenten gedaan worden door woningbouwcorporaties waarbij de huurders de binnenmuren van hun flat kunnen kopen, zo zijn er vroeger ook bijzondere vormen van verhuur geweest.
Een bekend voorbeeld is de (erf)pacht, een huurovereenkomst die niet kan worden opgezegd door de verhuurder, tenzij de huurder de pachtsom een aantal malen niet betaalt. De pachter geniet dus een sterke mate van 'huurbescherming'.
Een ander voorbeeld is een constructie waarbij men land huurt van een ander, waarbij men de toestemming heeft om dat land te gebruiken om er een huis op neer te zetten, en om er planten op te verbouwen. Deze goederen 'boven de grond' blijven eigendom van de huurder, die meijer wordt genoemd.
Omdat er een huis op staat, heeft de grond geen 'vrij uitzicht' meer, men zegt dat de grond 'beklemd' is. De term 'beklemde meijer' wordt ook wel gebruikt. Bij vertrek van de meijer wordt de bebouwing opgekocht door de eigenaar van het land. Eventueel wordt er in termijnen betaald.
Top


DROST
De drost Is de gezagsdrager die het landsbestuur vertegenwoordigt. Zijn taken zijn vooral militair, administratief en gerechtelijk.
Top


EDELMAN
Een edelman is een persoon van het mannelijk geslacht die van adel is. Een vrouw van adel wordt dan ook edelvrouwe genoemd. Een edelman geniet in de Middeleeuwen veel aanzien, maar dit wordt in de loop der eeuwen minder. Volgens diverse historici groeit de invloed en het aanzien van de Engelse adel in Engeland echter juist tot aan 1914, waarna het weer afneemt. Tegenwoordig heeft een adellijke titel nauwelijks nog invloed op de carrière of het aanzien. Het begrip edelman is erg breed. Daarom wordt de hogere adel dan ook vaak anders aangeduid, bijvoorbeeld door gebruik van de titel, of door excellentie, majesteit of een dergelijke aanspreektitel te gebruiken.
Top


FEODALISME
Het feodalisme, leenstelsel of de feodaliteit (van het Latijnse feudum of leen) is een begrip in de geschied- en rechtswetenschap en in de sociale wetenschappen waarin een maatschappelijke orde wordt aangeduid. Het betreft het in leen geven van gebieden waar een onderlinge verplichting tot trouw, bijstand en het betalen van schattingen tegenover staat. Het woord feodalisme wordt in de middeleeuwen nog niet gebruikt. Tijdens de Franse revolutie wordt het begrip in negatieve zin gebruikt. De rond 1789 in zwang gekomen term Féodalité beschrijft de door het leenstelsel ontstane standenmaatschappij met haar privileges.
Karl Marx gebruikt het begrip feodaal om de productieverhoudingen aan te duiden die bestaan tussen de periode van de slavernij en de periode van het (vroege) kapitalisme.
Top


HEERLIJKHEID
Een heerlijkheid is een bestuursvorm voortkomend uit een feodale onderverdeling van het overheidsgezag in de middeleeuwen.
De centrale persoon van de heerlijkheid Is de eigenaar van die rechten: de heer, vrijheer of erfheer (of vrouwe, vrijvrouwe of erfvrouwe). Het Latijnse woord voor heer, dominus, wordt ook wel gebruikt. De heren fungeren als leenman van een hogere heer. Deze hogere heer kan een hoge edelman zijn, die zelf weer als leenman optreedt namens een koning of keizer.
Veel heerlijkheden zijn in handen van de adel. Ook regenten schaffen heerlijkheden aan, met het doel zich een semi-adellijke status aan te meten. Zij voegen dan vaak de naam van de heerlijkheid aan hun achternaam toe, zoals Deutz van Assendelft, Six van Oterleek, enz. Daarnaast zijn veel heerlijkheden in handen van steden. De steden kopen heerlijkheden om zeggenschap te krijgen over het grondgebied rond de stad, bijvoorbeeld om te voorkomen dat de stad economische schade gaat ondervinden van tolheffingen.
Top


HEERLIJKE RECHTEN
Het bezit van een heerlijkheid mag niet verward worden met het bezit van grond. Het bezit van een heerlijkheid geeft de eigenaar slechts bepaalde rechten. Het kan zelfs voorkomen dat de heer geen grondbezit in zijn heerlijkheid heeft. Met 'heerlijkheid' wordt dan het gebied aangeduid waar die rechten betrekking op hebben. Binnen de heerlijkheid is de heer gerechtigd om lokale overheidsdienaren en gezagsdragers (zoals een meier, baljuw of schout) te benoemen. Met name het benoemen van deze ambtenaar (een soort burgemeester, politiecommissaris en kantonrechter in één persoon verenigd) geldt als een belangrijk recht, aangezien dit inkomsten (uit rechtspleging en boetes) met zich meebrengt. Op zich heeft de heer het recht zelf als meier of schout op te treden, maar veelal laten de heren zich vertegenwoordigen door een door hen benoemde schout. Door de controle over het schoutsambt en de lokale rechtspraak, kan de heer zich in 'zijn' heerlijkheid als een kleine potentaat gedragen. Er bestaan nochtans tal van beperkingen. Veelal beschikt de heer slechts over de lagere of middele jurisdictie. De zware geldboeten en lijfstraffen vallen onder de hogere jurisdictie die door grafelijke of hertogelijke ambtenaren wordt waargenomen (hoofdschout, hoofdmeier, drossaard, amman). Bovendien dient de heer zich steeds te gedragen naar het plaatselijke gewoonterecht.

 

Overzicht van diverse heerlijke rechten
• De hoge jurisdictie is het recht op het veroordelen tot en doen voltrekken van de doodstraf.
• De middelbare jurisdictie houdt in het recht op uitvoering van gewone criminele en civiele rechtspraak.
• De lagere jurisdictie houdt in de bevoegdheid tot het uitoefenen van notariële taken zoals opmaken van testamenten, verdeling van erfenissen, en opstellen van verkoopactes.
Boetes en voor de rechtskundige handelingen vereiste bedragen komen aan de heer. Van ter dood veroordeelden kan het bezit in beslag genomen worden.


Molenrecht

Verdere rechten kunnen zijn
• Het recht van houtschat, inhoudende 1/10 van het hout dat in de bossen wordt gekapt.
• Het pootrecht, recht om bomen te planten.
• Het visrecht.
• Het jachtrecht.
• Het cijnsrecht, recht om belasting te heffen.
• Het benoemingsrecht, recht om bepaalde functionarissen te benoemen.
• Het molenrecht, de verplichting om graan uitsluitend te laten malen bij de molen van de heer, die banmolen of dwangmolen wordt genoemd.
Al deze rechten kunnen worden verpacht tegen een bepaald bedrag dat aan de heer ten goede komt.

 

Inkomsten
Aan een heerlijkheid zijn allerlei economische en zakelijke rechten verbonden, waarbij de heer recht heeft op een belasting of heffing:
Onroerende belastingen: Aan vrijwel iedere heerlijkheid is er een cijnshof verbonden, waaraan iedere cijnsplichtige (d.w.z. de vruchtgebruiker van een grondstuk binnen de heerlijkheid) een belasting moet afdragen á rato van de oppervlakte van het grondstuk. Dit cijnsgeld is te vergelijken met de hedendaagse onroerende belasting. Omdat het bedrag van de cijns niet inflatiegebonden is, wordt zij doorheen de tijden vrijwel verwaarloosbaar.
Pachtgelden: De belangrijkste inkomstenbron van een heerlijkheid is wellicht het pachtgeld van grondstukken die als landbouwareaal deel uitmaakt van de heerlijkheid.
Transactietaksen: Bij de verkoop van een grondstuk binnen de heerlijkheid heeft de heer recht op een transactietaks (orde van grootte: 5 % op de verkoopsom). In sommige streken noemt men dit recht, de pontpenningen.
Heffing op nalatenschappen: Veelal beschikt de heer over het zogenoemde 'recht van de dode hand'. Dit is een belasting op de nalatenschap van de ingezetenen, meestal met een grootorde van 5% op de verkoopwaarde van het onroerend goed. Soms heeft de heer ook het recht om het beste stuk uit de persoonlijke bezittingen te kiezen. Afhankelijk van de streek noemt men dit recht 'beste kateil' of 'beste hoofd' (mooiste dier uit de veestapel), 'hoogstoel' (d.w.z. het mooiste meubel uit de inboedel), etc. Dikwijls is er ook een bijzondere heffing voorzien op de nalatenschap van vreemdelingen, inwijkelingen en bastaarden.
Tolgelden: aan de grenzen van heel wat heerlijkheden mag tol worden geheven, hetzij als een soort wegentol, maar ook als belasting van de doorvoer van specifieke grondstoffen (zout bijvoorbeeld) en passage van personen.
Banrechten: de ingezetenen zijn verplicht gebruik te maken van bepaalde infrastructuur die bij de uitbating van de heerlijkheid behoort. Een typisch voorbeeld is een banmolen: de landbouwers zijn verplicht zich bij deze molen (water- of windmolen) aan te bieden om hun graan te laten malen, uiteraard met een bepaalde vergoeding aan de heer (of in zijn plaats, aan de pachter van de molen).
Vorstelijke rechten: windrecht, visrecht, marktrecht zijn vorstelijke privileges, doch die dikwijls in leen worden gegeven aan een vazal. Deze blijft ze traditioneel dan ook uitbaten. Top

 

Gefeodaliseerde kerkelijke rechten
In sommige heerlijkheden zijn er in duistere tijden ook zekere voorrechten opgeslorpt die in principe aan de kerk toebehoren. Zo kan een heer over het collatierecht beschikken of kan een tiende een feodaal goed geworden zijn. Ook heeft de heer soms inspraak bij de benoeming van een priester, bijvoorbeeld omdat de parochiekerk zijn eigen kerk is (d.w.z. ooit opgericht door een voormalig bezitter van de heerlijkheid). Reeds tijdens de Hoge Middeleeuwen geeft dit aanleiding tot disputen met de kerkelijke overheid (usurpatie). Ook als gevolg van de Reformatie leidt de bemoeienis van een heer bij de keuze van een predikant tot hevige spanningen tussen hem en zijn onderdanen, met name in plaatsen waar de heer een ander geloof is toegedaan dan de meerderheid van de kerkgangers. Top

 

Financieel instrument en statussymbool
Door het geleidelijk wegvallen van de militaire verplichtingen die aan een leen verbonden zijn geweest, wordt het bezit van een heerlijkheid vanaf de 16e tot de 17e eeuw meer en meer een financieel instrument en tegelijk ook een statussymbool. Aan een heerlijkheid zijn veelal uitgestrekte pachtvelden en dikwijls ook een burcht of kasteel verbonden. Daardoor is een heerlijkheid (als buitensteedse residentie) een aantrekkelijke investering voor succesvolle kooplieden en leden van het stadspatriciaat. Met de aanschaf kunnen ze zich tegelijk een pseudo-adellijk profiel aanmeten.
In de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) wordt het financieel karakter van een heerlijkheid nog geaccentueerd door het Koninklijk Edict van 8 mei 1664. Een adellijke titel wordt vanaf dan slechts verleend mits er een minimum bedrag aan inkomsten te behalen is uit leengoederen:
• voor een baronie: 6000 gulden;
• voor een graafschap of markizaat: 12.000 gulden;
• voor een hertogdom of een prinsdom: 24.000 gulden.
In deze tijd ontstaat dan ook een nieuwe sociale orde, die gebaseerd is op de rijkdom van de titeldragers, maar ook tot doel heeft de financiële stabiliteit van de voornaamste heerlijkheden te garanderen.
Top

 

RidderschapRidder
Met name binnen de adel vormt het bezit van heerlijkheden het leeuwendeel van het bezit van een bepaalde familie. Veel edelen zijn sterk aangewezen op het bezit van heerlijkheden, die voor hen een machtsbasis, inkomstenbron en statussymbool vormen. Omdat edelen hun familienaam veelal aan een heerlijkheid ontlenen (denk aan namen als 'Van Wassenaer'), is de heerlijkheid dus ook belangrijk voor het prestige van de familie.
In het gewest Holland is naast adellijke status het bezit van een heerlijkheid ook een voorwaarde voor toetreding tot de Ridderschap, een exclusief adellijk college dat geacht wordt het platteland te vertegenwoordigen in de Staten van Holland. Een zetel in de Ridderschap geeft toegang tot allerlei financieel interessante erebaantjes en betrekkingen. Om deze reden 'verzamelen' edelen heerlijkheden, zodat ook hun zonen in staat zullen zijn zitting te nemen in de Ridderschap.
Top

 

HorigenDe afschaffing van de heerlijke rechten
De heerlijkheden werden in de Nederlanden opgeheven na de Franse inval van 1795. Ze werden in Nederland afgeschaft door de Bataafse Staatsregeling van 1798. Enkele heerlijke rechten als het jachtrecht en visrecht werden na de Franse periode hersteld als zakelijk recht. Het overgrote deel van die rechten, met name de bevoegdheid om plaatselijke bestuurders (mee) aan te duiden, verdween met de Belgische Grondwet van 1830 en met de herziene Nederlandse Grondwet van 1848. De meeste bestuurlijke functies gingen over op de gemeente en werden geregeld met de nieuwe gemeentewet. De rechterlijke macht werd voortaan door de landelijke overheid geregeld. Het jaar 1923 markeert formeel het einde van de heerlijkheid, omdat in dat jaar door de Jachtwet de laatste zakelijke rechten, voortgekomen uit het fenomeen 'heerlijkheid', werden afgeschaft. Personen die zich nadien 'heer van...' noemden, baseerden dat doorgaans op het bezit van een kasteel of havezate. Strikt genomen waren zij echter eenvoudigweg 'kasteeleigenaar' of 'kasteelheer'. Top

 

HEERSCHAP
Heerschap is een bestuursvorm voortkomend uit een feodale onderverdeling van het overheidsgezag in de middeleeuwen. de term die de heerschappij van een heer over een bepaald gebied uitdrukt. De term Heerschap is gelijk aan de term Heerlijkheid. De oorsprong van de Heerschap ligt geheel bij de wil van de heer om ze op te richten. Het komt er op aan in welke kracht en hoedanigheid deze zich ontwikkelt. En ook of niet al bestaande heerschapsrechten van anderen in het gedrang komen. In relatief dunbevolkte gebieden is het gemakkelijker om een heerschap op te richten dan in dichtbevolkte gebieden. Het is een term die zich vooral in de 12e, 13e, 14e eeuw ontwikkeld. De term wordt vooral in het oosten van Nederland, Twente, Salland, Gelderland gebruikt. Het Duitse Herrschaft en Herrschaftsrechte is van geheel dezelfde betekenis. De centrale persoon van de heerschap is de eigenaar van die rechten. (zie ook 'Heerlijkheid')

Na 1500 is de term ook een opkomende titel voor leden van de Friese adel. Het predikant Heerschap wordt graag gebruikt door de hoofdelingen, die in de gunst staan van de vreemde landsheren en bepaalde voorrechten genieten.
Tegenwoordig wordt dit woord vooral pejoratief gebruikt om een persoon van het mannelijke geslacht mee aan te duiden. Top

 

HOOFDELING
Een hoofdeling (meervoud: hoofdelingen) is oorspronkelijk een gekozen leider bij de Germaanse volken. Het is geen adellijke titel, maar betekent 'belangrijk persoon'. In de loop van de geschiedenis worden hoofdelingen invloedrijke personen en families die veel land bezitten en bestuurlijke en juridische macht uitoefenen.
Bij de vroege Germanen is een hoofdeling uitsluitend iemand die macht bezit in zijn dorp of gebied. Hij spreekt recht bij geschillen en roept bij moeilijkheden de bevolking bij elkaar. Bij sommige Germaanse stammen heeft een hoofdeling ook een sacrale functie. Gedurende de periode dat hij verkozen is, is hij de belangrijkste persoon, vaak tot aan zijn dood toe of wanneer er een nieuwe hoofdeling wordt gekozen. Geleidelijk aan ontstaat er een klasse van edelen en wordt het steeds meer een gewoonte dat de hoofdelingen gekozen worden uit de elite van de bevolking. Vanaf de Grote volksverhuizing komt er steeds meer afstand tussen het gewone volk en de edelen.
Soms wordt in tijden van oorlog een hoofdeling gekozen als oorlogsleider. Bij de Germanen wordt zo'n oorlogsleider hertog genoemd
. Top


Middeleeuwen
In de middeleeuwen, als bij de meeste volken de functie van hoofdeling overgenomen wordt door edelen, blijft alleen bij de Friezen de functie van hoofdeling bestaan. Zij zijn vooral personen of invloedrijke families van boeren die veel land bezaten. Als het gravelijk gezag in Friesland eindigt en het tijdperk van de Friese vrijheid begint, krijgen deze hoofdelingen geleidelijk aan steeds meer macht. In dorpen of gebieden beschikken zij over bestuurlijke en juridisch zeggenschap. Als teken van hun macht, maar ook als verdediging in de partijstrijd, bouwen zij stinsen en steenhuizen, versterkte stenen huizen. Top


De Friese Hoofdelingen
Aan de zelfstandige macht van de Friese hoofdelingen komt een einde op het eind van de 15e eeuw en het begin van de 16e eeuw. De Saksische Hertogen, en na hun de Bourgondische Keizers hebben met privileges de meeste hoofdelingen aan het landsbeheer verbonden. In sommige gevallen krijgt een hoofdeling een adellijke titel, de andere geprivilegeerde hoofdelingen noemen zich heerschap of jonker. De hele 16e en 17e eeuw hebben deze heerschappen nog een grote invloed. Pas in de Bataafse Republiek komt er een einde aan deze bestuurlijke macht.
Top


De Oost-Friese hoofdelingen
In Oost-Friesland nemen de hoofdelingen in de loop van de 14e eeuw de macht over nadat de oude egalitaire bestuursvorm uit de zogenaamde tijd van de 'Friese Vrijheid' in verval is geraakt.
Tot de belangrijkste hoofdelingen behoren het geslacht tom Brok uit het Brokmerland; tussen Aurich en Norden. De eerste hoofdeling uit deze familie, Keno I tom Brok, sticht de familiezetel bij Oldeborg in de buurt van Engerhafe. Zijn zoon, Ocko de Oudere, Ridder van Napels, brengt bijna heel Oost-Friesland onder zijn controle. Hij wordt in 1391 na een belegering in de burcht van Aurich vermoord, na vruchteloze onderhandelingen met de hoofdeling Folkmar Allena.
In de periode daarna is Ocko's echtgenote Foelke, bijgenaamd 'Quade Foelke', regentes voor diens minderjarige zonen Widzelt en Keno. In ruil voor een aandeel in de buit verlenen zij een schuilplaats aan zeerovers als Klaus Störtebeker en Gödeke Michels. De stad Hamburg voert strijd tegen de zeeroverij en kan rond 1400 de Oost-Friese hoofdelingen dwingen de ondersteuning van de zeerovers te staken.


Keno II tom Brok verdrijft onder anderen de hoofdeling en provoost Hisko Abdena van Emden. Hij sterft echter op jonge leeftijd. Zijn zoon Ocko voert strijd met de vroegere vazal Focko Ukena uit Leer.
Focko verslaat Ocko II tom Brok en zijn bondgenoten in de slag bij Detern (1426) en in de slag op de Wilde Ackers (bij Oldeborg) (1427). Daarmee komt een einde aan de heerschappij van het geslacht tom Brok. Vanaf dat moment is Focko Ukena de machtigste hoofdeling in Oost-Friesland. Tegen hem komt een coalitie van hoofdelingen in het geweer, onder leiding van Edzard Cirksena uit Greetsiel. Focko wordt verslagen en verdreven. Hij sterft in 1436 in Groningen.


Met deze overwinning van de Cirksena's komt een einde aan de macht van de hoofdelingen in Oost-Friesland. Keizer Frederik III verleent Ulrich Cirksena de titel van Rijksgraaf en geeft hem Oost-Friesland als leen.
Plaatselijk houden enkele hoofdelingen nog enige tijd stand tegen de nieuwe heerser, bijvoorbeeld Hero Omken of Oomkens in Esens en Edo Wiemken in Jever. In het begin van zijn bewind voert Edzard de Grote een geslaagde veldtocht tegen hen. Deze brengt een beslissend einde aan het tijdperk van de hoofdelingen in Oost-Friesland.


De Groningse hoofdelingen
De hoofdeling komt niet alleen in Oost-Friesland voor. Ook in de Groningse Ommelanden weten meerdere geslachten voldoende macht op te bouwen om zich met de titel van hoofdeling te kunnen tooien. Anders dan in Oost-Friesland weet echter geen enkel geslacht voldoende macht op te bouwen om het tot landsheer te brengen. Tot de hoofdelingen behoren o.a. de geslachten Lewe, Clant, Ripperda, Ewsum, Rengers, de Mepsche en Coenders. Top

 

HOOFDMANNENKAMER
De hoofdmannenkamer is de instantie om bij in hoger beroep te gaan tegen beslissingen van lagere rechters. De kamer bestaat uit vier personen en vergadert in het stadhuis van Groningen. De leden zijn oud-burgemeesters of oud-raadsleden. De hoofdmannenkamer bestaat van ongeveer 1400 tot 1749. Dan wordt de functie overgenomen door het provinciaal hof van Justitie. Top
Meer lezen over de Hoofdmannenkamer. Meer lezen over de Hoofdmannenkamer.

 

HUWELIJKSCONTRACT
Het opmaken van een huwelijkscontract is in Groningen meer in zwang geweest dan elders in het land. Hierin wordt het erfrecht en het bezit van de boedel ('huwelijkse voorwaarden', of 'in gemeenschap van goederen') geregeld.
Een veel gemaakte keuze is dat ieder een bepaald startkapitaal (geld of goederen) 'inbrengt', dat dan gemeenschappelijk is. Alle winst en verlies tijdens het huwelijk wordt ook gelijk verdeeld. Maar als er iets valt te erven, dan valt die erfenis vaak buiten de gemeenschap van goederen. Zo houdt men bijvoorbeeld land en kapitaal 'in de familie'.
Bij het opmaken van zo'n contract wordt vaak een flink deel van de familie opgetrommeld als getuige. Een voorbeeld hiervan is (Oldehove, toegang 735 inv. nr. 302, fol. 79, 9 april 1794): 'Tot Dedigslieden [getuigen] zijn hier an en over geweest aan Bruidegoms zijde Hindrik Franssen volle broeder, Menne Hindriks en Wijtske Franssen zwager en suster, Jantje Franssen volle suster, Abraham Hartsema en Bauke Franssen, zwager en suster Frans Ites neef. aan kante van de Bruid Eelkje Doeijes volle moeder, Jan Fridses volle oom. [volle moeder: geen stiefmoeder, volle oom: een broer van moeder of vader, dus geen aangetrouwde oom.]'.
Dat huwelijkscontracten een genealogische goudmijn kunnen zijn hoeven wij na dit citaat niet meer uit te leggen. Zeker in een streek waar men alleen patroniemen treft is het kennen van de familierelaties tussen de leden van zo'n groep vaak van onschatbare waarde.
Top

 

JONKER
'Jonker' Is een adellijk predicaat dat men tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden toekent aan ongetitelde - en ambtdragende - edelen. Tegenwoordig gebruikt men de titel nog wel om een jonkheer mee aan te duiden. Later (in de 17e en 18e eeuw) zijn de jonkers zich naar Duits voorbeeld veelal baron gaan noemen, hetgeen bij de instelling van het Koninkrijk der Nederlanden bij deze families veelal is overgenomen. De jonkheren komen veelal voort uit het stedelijk patriciaat. Top

 

JONKHEER
Jonkheer (afkorting: jhr.) is een adellijk predicaat (en geen adellijke titel, zoals vaak wordt gedacht). Het vrouwelijke equivalent is jonkvrouw (afkorting: jkvr.).

Predicaat
Dit predicaat wordt gevoerd door de meeste leden van adellijke families. Het duidt aan dat men wel tot de adel behoort, maar geen titel heeft.
Het predicaat wordt voor de volledige naam geplaatst. Een paar voorbeelden:
Jhr. mr. X.Y.Z. Teding van Berkhout
De echtgenote van een jonkheer voert geen predicaat. De juiste vorm is dan Mevrouw X.Y.Z. Teding van Berkhout (met de initialen van haar echtgenoot) of Mevrouw G.H. Teding van Berkhout - Bakker (met haar eigen initialen).
Adresseert men beiden, dan wordt het Jonkheer en Mevrouw X.Y.Z. Teding van Berkhout of Jhr. en mevrouw Teding van Berkhout - Bakker.


De ongehuwde dochter van een jonkheer is een jonkvrouwe, bijvoorbeeld Jkvr. A.B.C. Teding van Berkhout. Als zij trouwt verliest haar naam het predicaat, of zij de naam van haar echtgenoot aanneemt of niet. Zij wordt dan Mevrouw X.X. Bakker (met de initialen van haar echtgenoot) of Mevrouw Bakker - Teding van Berkhout, eventueel met toevoeging van haar eigen initialen.

In combinatie met academische of ambtelijke titels
Academische titels worden direct voor de initialen geplaatst, en dus na het predicaat, het wordt jhr. mr. A. de Jonge. Ambtelijke titels worden voor de gehele naam en dus ook voor het predicaat geplaatst, het wordt prof. jhr. A. de Jonge.
In combinatie wordt het prof. jhr. mr. A. de Jonge.
Het predicaat jonkheer wordt door sommige families gebruikt als titel. Zo gebruikt de koninklijke familie van Nederland de titel Jonkheer van Amsberg, zie hieronder.

Jonkheer van Amsberg
De koninklijke familie van Nederland gebruikt het predicaat 'jonkheer' de laatste jaren als een titel. De zonen en kleinkinderen van prins Claus, die in strijd met de geldende regels niet 'jhr. Claus van Amsberg, Prins der Nederlanden' is geweest, maar deze als een titel voert, plaatsen de aanduiding Jonkheer van Amsberg ná hun koninklijke of prinselijke titels. Daarmee is in dit geval de betekenis van de naam jonkheer dus zozeer veranderd dat het, althans voor de familie Van Oranje-Nassau, een titel is geworden.

Rangkroon
Volgens besluit van koning Willem I der Nederlanden in 1817 mogen jonkheren of jonkvrouwen in Nederland én België de rangkroon van een (erf)ridder boven hun familiewapen voeren, en zijn dus als zodanig te herkennen. Deze kroon bestaat uit een ring van effen goud (zonder edelstenen) met daarop vijf gouden punten met op ieder top een parel. Bovendien is de ring omwikkeld met een snoer van parels. Top

 


De Naarkoop is een rechtsfiguur geweest die in het verleden alleen heeft bestaan in de provincie Groningen. De naarkoop geeft familieleden het recht om bij de verkoop van onroerend goed door een familielid aan een buitenstaander het goed zelf te kopen voor de prijs die de koper bereid is te betalen. De achtergrond van het recht is het idee dat familiebezit niet dan als het niet anders kan uit de familie zal verdwijnen. Theoretisch is het een persoonlijk recht, feitelijk heeft het een zakelijke werking. De uitoefening van het recht is wel aan een termijn gebonden, die voor de verschillende jurisdicties in Groningen niet hetzelfde is geweest. In het algemeen geldt dat het recht binnen een jaar na het sluiten van een koopovereenkomst met een buitenstaander moet worden ingeroepen. Top

 

PISCINA


De piscina in de kerk van Termunten
Foto links: De piscina in de buitenmuur van de kerk te Termunten.

 

Reinigingsbekken voor rituele doeleinden in een middeleeuwse kerk. Meestal uitgespaard in een getoogde muurnis in de zuid- of zuidoostwand van het koor, dicht bij het altaar. Vaak is de piscina tweevoudig: een bekken met een afvoer naar buiten voor het gewone waswater, o.a. ter reiniging van de handen van de priester, en een bekken met afvoer in de fundamenten voor het waswater van het liturgisch vaatwerk. Piscina's in enkelvoudige vorm zijn nog te vinden in de kerken van Diever, Norg, Roden en Termunten. Onder de vele nissen in de koormuren van de kerk van Sleen zal zich ook een piscina bevinden. Ten slotte kan ook de nis in de sacristie van de kerk in Ruinerwold als piscina hebben gediend.
Top


RIDDER
Als iemand ridder wil worden, moet hij tenminste 15 jaar oud zijn. Op de dag van de ridderslag neemt hij een bad, waarmee hij zich symbolisch reinigt van alle zonden. De rest van de dag en nacht verblijft hij al biddend in een kapel van een kasteel. In de ochtend biecht hij, woont een mis bij en luistert naar een preek. Daarna overhandigt hij zijn zwaard aan een priester, die dit zegent en vervolgens wordt het overhandigd aan degene die de jongen tot ridder zal slaan.
De jongeman knielt neer en aan hem wordt de vraag gesteld: 'Om welke reden wenst gij tot ridder te worden geslagen? Indien gij het wenst om uzelf te verrijken of roem te behalen, dan zijt gij het ridderschap niet waardig.' De jongeman legt zijn rechterhand op de bijbel en legt de riddereed af.
Vervolgens trekt hij zijn fraaie kleren uit en hult hij zich in volle wapenuitrusting; harnas, kleed en sporen. Tenslotte krijgt hij een zwaardschede. Met zijn helm onder de arm knielt hij opnieuw voor een ridderslag. Met de platte kant van zijn eigen zwaard wordt hij door zijn heer 3 keer tegen de rechterwang en op de rechterschouder geslagen. De heer zegt dan: 'In de naam van de Almachtige God, van Sint-Michael en van Sint-Joris sla ik u tot ridder. Wees dapper, trouw en vrijgevig.'
Hierna wordt het paard van de jonge ridder de kapel binnengehaald. De ridder zet zijn helm op, steekt zijn zwaard in de schede en bestijgt zijn paard. Hij krijgt een lans in de hand gedrukt en verlaat de kapel.
Top

 

De riddereed luidt als volgt:
1 Ik zweer dat ik alle lering van de Heilige Kerk zal aanvaarden en dat ik mij aan al haar geboden zal houden.
2 Ik zweer dat ik de Kerk zal beschermen.
3 Ik zweer de zwakken te zullen beschermen.
4 Ik zweer dat ik mijn geboortegrond zal liefhebben.
5 Ik zweer dat ik nooit voor een vijand zal vluchten.
6 Ik zweer dat ik tot mijn dood tegen de ongelovigen zal strijden.
7 Ik zweer dat ik mijn plichten tegenover mijn vorst zal nakomen, zoalang deze niet in strijd zijn met de goddelijke geboden.
8 Ik zweer dat ik nooit zal liegen en dat ik immer mijn woord gestand zal doen.
9 Ik zweer dat ik vrijgevig zal zijn en ruim van harte tegenover iedereen.
10 Ik zweer dat ik altijd voor het recht te zullen strijden en onrecht en kwaad te zullen bestrijden.
Top

 

Tho, To, Toe

We komen in Groningerland veelvuldig in de genealogie en geschiedenis Tho, To of Toe (meestel Tho) tegen. Het wordt gebruikt na de naam van een persoon zoals in Jan Janssen Tho Middelstum. Dit betekent eigenlijk niets meer of minder dan afkomstig uit (Middelstum). Echter, de jonkers hebben het ook wel gebruikt om aan te geven dat ze bepaalde rechten hebben in die plaats. Top

 


SAGE
Een sage is een mondeling overgeleverde volksvertelling die gepresenteerd wordt als een waar gebeurd verhaal. Het woord ‘sage’ (= was gesagt wird, wat gezegd wordt) wijst reeds op het belang van de mondelinge overdracht. Een sage heeft, in tegenstelling met het sprookje en de mythe, een historische kern, vaak met tijd- en plaatsaanduidingen en heeft derhalve een kern van waarheid. Doordat sagen doorverteld werden, kwamen ook hoe langer hoe meer vervormingen voor. De oudste sagen zijn de Oud-IJslandse saga’s die opgetekend werden tussen de 12e en de 14e eeuw. Ze handelen vaak over koningen en helden. Het verhaal van Bommen Berend en zijn bord met zuurkool, is een dergelijke sage, waarbij de gebeurtenissen en namen juist zijn, maar de verhaal over de zuurkool niet.

Top


SCHOUTDe Schout. Een schout had niet altijd een leuke reputatie. Schout Christiaan van der Goes, een voorganger van Van Santen, werd de ketterjager genoemd.


De schout (Ook Schult, Schulte, Duits: Schultheiss, gelatiniseerd naar scultetus) Is het hoofd van het dorpsbestuur van een schoutambt vanaf de hoge middeleeuwen. Ook kan de schout de voornaamste bestuurder zijn binnen een heerlijkheid; hij wordt dan aangesteld door de heer om in diens naam te handelen. In een boerenambacht wordt de schout ook wel huisman (huesmann) genoemd en is hij een niet-horig bezitter van een vrij overerfbare hoeve.


Taken van de schout
Vergelijkbaar met de functie van de tegenwoordige burgemeester heeft de schout de taak om als beambte (villicus) in dienst van zijn heer de leenmansplichten te innen en schulden te delgen. De naam is dan ook afkomstig van het Duitse 'Schuld heissen' en verbasterd tot schultheiss, schulte, en schout (gelatiniseerd naar sculetus). In Duitsland is de schout vaak een uit de ridderlijke stand afkomstige (laag adellijke) entrepreneur die de functie erfelijk maakt. Vaak speelt hierbij het bezit van een overerfbare hoeve (erbhof) een belangrijke rol zoals bij de huisman (huesman of Hausmann).
In de oud-germaanse rechtspraak (ding) is de schout de voorzitter en is zijn taak te vergelijken met die van een Altman of meier. De schout heeft een drieledige functie. Hij vormt samen met de schepenen en de secretaris het dagelijks bestuur van de gemeente. Daarnaast is de drossaard de aanklager in criminele zaken, en zit hij de rechtzittingen van de schepenbank voor. Tenslotte is hij hoofd van politie. Als voorzitter van het plaatselijk bestuur, hoofd van de plaatselijke politie en officier van justitie lijkt de functie van schout nog het meest op die van de huidige burgemeester. In de 18e verandert de naam schout in drossaard.
In de Angelsaksische wereld wordt de schout sheriff genoemd. In bepaalde landen is dan nog steeds het geval. In het Zwitserse kanton Luzern is de Schultheiss voorzitter van de regeringsraad.
Top


STANDEN
1. De eerste stand is de geestelijkheid (de clerus), ook wel de biddende stand genoemd. Deze wordt onderverdeeld in de hoge geestelijkheid en de lagere geestelijkheid. Tot de hoge geestelijkheid behoren de bisschoppen, hun kapittel van kanunniken, de priesters van stadskerken en de abten van de kloosters. Deze clerici zijn geletterd en hebben meestal hogere studies gedaan. Het zijn niet alleen kerkelijke, maar ook wereldlijke gezagsdragers, die over de gronden kunnen beschikken, in ruil voor bepaalde verplichtingen tegenover de overheid. De hoge geestelijken gaan vooral om met de adelstand.
De lage geestelijkheid staat in nauwe betrekking met de werkende massa, de derde stand, het volk. Deze omvat de 1. seculiere priesters (dorpspastoors en kapelaans) die meestal slechts elementair onderwijs hebben genoten.
2. De reguliere priesters zijn de monniken in de abdijen. Sommige kloosterorden zijn onafhankelijk (exempt) van de plaatselijke geestelijke en van de wereldlijke leiders.
De plichten van de geestelijken zijn: het zieleheil nastreven van de christenheid, gebed, erediensten organiseren, sacramenten toedienen e.d.

 

Ze bezitten ook bepaalde rechten en privileges:
1. Ze vallen onder het eigen kerkelijk recht en kunnen dus enkel voor een kerkelijke rechtban verschijnen.
2. ze moeten geen belastingen betalen voor hun domeinen, die onttrokken zijn aan de wereldlijke rechtspraak en kunnen er tienden (cijnsgelden) op heffen. (Zie ook onder 'Tienden').
3. ze zijn vrijgesteld van krijgsdienst.

De tweede stand is de adel


Deze stand wordt ook wel de strijdende stand genoemd, omdat ze het chistendom moeten beschermen tegen de vijand. Deze stand bestaat voornamelijk uit familieleden van de koning en dragen de titel van graaf, hertog, burggraaf, baron, heer of ridder. De opgesomde titels zijn verschillend in rang en macht en samen vormen ze de kroonadel van de koning. de edelen wonen en stoere burchten, veeleer ingesteld op verdediging en niet zozeer op comfort. De houden zich bezig met jacht, tournooiend, steekspelen, oorlog voeren en dergelijke. Men wordt edelman of vrouw door geboorte. Ook dappere mannen uit de derde stand kunnen echter (bijv. voor of na een veldslag) tot ridder worden geslagen. De tweede (adel)stand heeft als plicht om de koning en de kerk trouw te dienen, maar moet moeten ook de armen (derde stand) beschermen en verdedigen. Ze beschikken over a. een eigen rechtspraak, bestuur en oorlogsvoering en b. behoeven geen belastingen te betalen.
Top

De derde stand is het volk
De derde stand, ook wel werkende stand bestaan uit de (a) vrijen, de (b) halfvrijen en de (c) onvrijen.
De (a) vrijen zijn de boeren, ambachtslieden, burgers en handelaren die autonoom kunnen beschikken over hun eigen persoon en over hun privé-bezittingen, maar wel onderworpen zijn aan de heer die hen in ruil bescherming biedt.
De (b) halfvrijen of laten, vormen de overgrote meerderheid van de bevolking. Ze zijn persoonlijk ook vrij, maar tegelijk gebonden aan één bepaald grondgebied. Ze hebben maar weinig bewegingsvrijheid en mogen zonder toestemming van de heer de heerlijkheid niet verlaten en jaarlijks moeten ze een deel an de opbrengsten van hun goederen als cijns (belasting) betalen aan de heer. De zijn onderworpen aan de krijgsdienst en zijn verplicht tot enkele herendiensten, zoals bijvoorbeeld onderhoudswerken.
Daartegenover bestaat bepaalde voorrechten. Ze kunnen beschikken over een huisje en bebouwen vaak een stukje land, laten hun veestapel grazen op de weiden of in de bossen van de heer en kunnen zo in hun levensonderhoud voorzien.
De (c) onvrijen of leifeigenen zijn volledig onderworpen aan de wil van de de heer. Ze hebben zelf géén persoonlijke vrijheid. Zo mogen ze niet huwen met iemand van een ander domein zonder toestemming van de heer. Ze mogen echter niet verward worden met slaven
.

Top


STEENHUIZEN
Steenhuizen behoren tot de oudste bakstenen gebouwen in de provincie Groningen. Deze 'woontorens', van soms wel vier of vijf bouwlagen hoog, hebben in de Middeleeuwen meervoudige functies. Ze dienen als woonruimte voor hoofdelingen, pastoors en boeren en fungeren als opslagplaats. Bovendien hebben ze vaak een verdedigbaar karakter. Kenmerken daarvan zijn onder andere de dikke muren, voorzien van licht- en schietsleuven, een ingang op de eerste verdieping - te bereiken via een verwijderbare trap - en een omgrachting.
Steenhuizen in hun oorspronkelijke vorm zijn er in de provincie niet meer te vinden. Veel worden er verwoest tijdens het strijdgewoel in de late Middeleeuwen, andere groeien uit tot een borg of verwerden - door latere verbouwingen nu dikwijls onherkenbaar - tot het voorhuis van een boerderij. Sporen van oude, soms nog onbekende, steenhuizen komen nog met regelmaat aan het licht. Ook zijn er plannen om in Groningen weer enkele tientallen van deze kenmerkende gebouwen te laten verrijzen.
Top
Meer lezen over steenhuizen Meer lezen over steenhuizen.

 

KEERSKOOP

Openbare verkoop, waarbij een bod gedaan kan worden, zolang een kaars brandt. In oude rechtsbronnen wordt herhaaldelijk vermeld, dat iets verkocht wordt 'bij brandender kertzen/keersen'. Doel is blijkbaar, dat voor iedereen kenbaar is, tot op welk ogenblik een bod mogelijk is. In sommige plaatsen van Noord-Limburg heeft dit gebruik nog in het begin van de vorige eeuw met een lucifer plaatsgevonden. De lust tot bieden wordt geprikkeld, indien de verkooper tevens het gelag betaalt. Top

 

GELAG

Het geheel van genoten consumpties. Verwante begrippen: consumptieartikel, feestmaal, festijn, smulpartij, vertering, consumptie, feest, smullen, spijsvertering. Top

 

TIENDEN

Tienden wordt ook wel Tiendrecht genoemd. Tienden noemt men de opbrengst in natura, welke reeds bij de oude Israëlieten ten behoeve van de Levietischen priesterstam van land en vee geheven wordt, omdat deze stam verstoken is van grondbezit. Later heeft de Christelijke geestelijkheid evenzeer de tiendheffing ingevoerd, eerst onder de dwang van kerkelijke, daarna ook van wereldlijke wetten, waaronder de jonkers in Groningen. Intussen blijven de leeken zich op vele plaatsen daartegen verzetten, zodat er grote onlusten ontstaat, vooral in Duitsland zijn toen vele goederen tiendvrij verklaard.
Door vervreemding van land zijn vele kerkelijke tienden allengs het eigendom geworden van wereldlijke personen, die zo het recht verkrijgen, grote en smalle tiend van alle veldvruchten en krijtende tiend van alle voortbrengselen van het vee te innen. Sinds de 'Grote Omwenteling' in Frankrijk zijn de tienden afgeschaft en vervolgens is in ons land de afkoop van tienden bij de wet geregeld en heeft de landbouw zich beijverd, dat bezwaar geheel en al af te schaffen, zodat tienden nu niet meer voorkomen. Top


AFKORTINGEN

GDW Groninger Gedenkwaardigheden, Pathuis
RHC GA Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven
NZD NazatenDeVries (www.nazatendevries.nl)
ISBN Nummer waaronder een boek is geregistreerd
RCE Rijksdienst voor Curtureel Erfgoed
OBS Ommelander Borgen en Steenhuizen, Formsma e.a., 1973
GVA Groninger Volksalmanak (1837-1851 en 1890-1974)
RAG Rijksarchief Groningen
NLW De Nederlandsche Leeuw
WP Wikipedia
APG Jb. Vinhuizen en G. A. Wumkes. Het avondmaalszilver in de provincie Groningen. Sneek 1913. Met afbeeldingen.
MON M. D. Ozinga. De nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VI. De provincie Groningen. Eerste stuk: Oost-Groningen. ’s-Gravenhage 1940.Met afbeeldingen.
GRU Gruoninga. Tijdschrift (sinds 1984: Jaarboek) voor genealogie, naam- en wapenkunde 1954-.
SOGK Stichting Oude Groninger Kerken
GAG Gemeentearchief Groningen
MON M. D. Ozinga. De nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VI. De provincie Groningen. Eerste stuk: Oost-Groningen. ’s-Gravenhage 1940.Met afbeeldingen.

 

 


Bronnen, noten en/of referenties:


* Kolh, Wilhelm, De Heerlijkheid Bevervorde/Beverförde in Twente. (Bentheim, 2005)
* Brouwer, J.H., J.J. Kalma, W. Kok, en M. Wiegersma, red., Encyclopedie van Friesland, (Amsterdam: Elsevier, 1958), Heerschap.
* Wikipedia.
* De Congretatie van O.L.V. ten Bunderen (vanaf omstreeks 1269)
* Het oude Groninger recht in Hoofdlijnen, door Paul Brood, uitgegeven door REGIO-Project te Groningen. ISBN 90-5028-131-1.
* Practisyns Woordenboekje door F.J. Kersteman, gezamenlijk uitgegeven door het C.B.G. in Den Haag, ISBN 90-70324-89-X en Regio Project te Groningen, ISBN 90-5028-009-9.
* Joop van Campen, NGV, 2001.

 

 

 

 


 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 11 juni 2009.
Update: 19 december 2019.
Revsie: 18 december 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga
.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top