tr. (resp. 28 en 31 jaar oud) te Vlagtwedde [Gr] op woensdag 30 mei 1962
met
Reint Hilgenga, zn. van Jan Hilgenga en Maria Borcherts, geb. te Onstwedde [Gr] op zaterdag 13 dec 1930, ovl. (73 jaar oud) te Winschoten [Gr] op donderdag 28 okt 2004.
tr. (resp. 20 en 21 jaar oud) te Wymeer, Weener [Deu] op zondag 13 feb 1825
met
Jan Karels Deze Jan komt voor als Jan Karels, maar ook als Jan Karels Janssen en als Jan Janssen2, zn. van Karel Jans en Stientie Garrels, geb. te Wymeer, Weener [Deu]2 op dinsdag 20 dec 18032,2, werkt als arbeider op het Heerenland, ovl. (67 jaar oud) te Wymeer, Weener [Deu]2 op woensdag 29 mrt 18712,2.
Aantekeningen bij Jan Karels Deze Jan komt voor als Jan Karels, maar ook als Jan Karels Janssen en als Jan Janssen..
Op de grote boerderijen, in het bijzonder in het poldergebied van Reiderland, dat zich uitstrekt over een groot gedeelte van het Oldambt tot ver in Oost Friesland, zijn er vroeger zeer veel (land)arbeiders geweest. Zij moeten onder de druk van de boeren op het land en de weiden werken. Doen ze dat niet, weigeren ze, kunnen ze vertrekken en moeten ze honger leiden. Ze verliezen dan ook hun woning, want de kleine landarbeiderhuisjes zijn vaak in het bezit van de boer. Veel landarbeiders hebben in de tijd zelf een eigen stukje land dat ze zelf ontgonnen hebben en moeten daarnaast dagelijks de polder intrekken om bij de boer te werken. Het voorhuis van de boer mogen ze niet betreden, dat is ten strengste verboden. In Oost Friesland hebben de boeren verschillende statussen. De rijkste en grootste boer heet de Grossbauer die een Volle Herde heeft, daaronder komt de Kleinbauer met een Halbe Herde. Vervolgens kennen we de Landgebräucher die de Alten Warfen bestieren en de Häuslinge met de Neue Warfen. Helemaal onderaan staat de Landarbeiter.
Tussen Dielerheide en Tichelwarf moet het land eerst ontgonnen worden, voordat er iets aan landbouw kan worden gedaan. Het werk begint in de zomer om half vier 's morgens en pas tegen zes uur 's avonds of nog later, kunnen de landarbeiders weer naar huis terugkeren. Het koren wordt met de pikke en de zicht gemaaid, wat vele uren duurt. De zicht wordt met de linkerarm en met een enigszins voorover gebogen lichaam heen en weer bewogen, terwijl met de rechterarm een soort haak wordt gebruikt om het koren naar zich toe te trekken. Met elke slag wordt een stap voorwaarts gedaan tot er acht tot tien stappen zijn gedaan om een garf te krijgen. Om deze manier kan één man ongeveer een kwart ha en duizend garven per dag klaar maken. Dat betekent dat er in één dag ongeveer 20.000 keer met de zicht geslagen moet worden en dat in een staande, een beetje voorover gebogen houding, waarbij de spieren van de rug en de benen het voortdurend zwaar te verduren krijgen. Achter de maaier staat de bindster die de garven bij elkaar moet binden en in schoven bij elkaar moet zetten.
De woonoppervlakte in het landarbeidershuisje is ongeveer twaalf vierkante meter groot, waar het gezin met zes personen moeten leven. Niet zelden telt men er echter tot meer dan twaalf kinderen, zodat in elk bed drie kinderen moeten slapen. Deze bedden noemt men in Oost Friesland Butzen. Ze zijn in de stal ingebouwd, zodat ze gebruik kunnen maken van de warmte van het vee in de winter. Omdat deze Butzen nogal klein waren, moeten de kinderen vaak min of meer zittend slapen. De landarbeiders krijgen in de winter slechts 12 tot 15 Stüber loon en in de zomer 27 tot 30 Stüber. Per dag wordt er tot 14 uur op het land gewerkt en de eetpauze wordt niet doorbetaald. De arbeider die zelf nog een stukje grond, een koe en een varken heeft, is daarmee nog niet klaar. Hij moet dan nog op eigen erf werken, want als moeder de vrouw niet meewerkt op het land, moet hij nog zijn eigen stukje grond bewerken en zijn vee verzorgen. Als de arbeider niet kan werken, moet hij de Armenkasse aanspreken. Voor de kinderen van de landarbeiders zijn er de zogenaamde Fortbildungsschulen. De woonverhoudingen meer dan 150 jaar geleden worden nog wat beter uitgelegd door de landarbeider.
Ernst Loeising: ""Dieser Stand ist numerisch dem Bauernstand überlegen, aber nicht numerisch (d.h. der Münze nach). Der Lohn betrag im Winter 12-15 Stüber und im Sommer 27-30 Stüber Lohn. Ein Stüber entsprach dem Wert nach einem Kreuzer. Für fünf Stüber bekam man ein Huhn. Im Winter bekamen sie ein Teil des ausgedroschenen Getreides, es wurde auch Matt genannt. Es wurde von morgens früh bis abends spät gearbeitet. Sie mussten die eigene Ruhepause für die Arbeit opfern. Es gab oft Krankheiten wie Tuberkulose, Lungenentzündung und Brustkrankheiten. So stießen die Arbeiter ins Elend. Wenn sie arbeitsunfähig wurden, fielen sie der Armenkasse zur Last. Das Selbstbewusstsein war untergraben. Nirgendwo gab es Hilfe oder Verständnis. Die Arbeiter, die in der Ostfriesischen Heimat geblieben sind, konnten nicht in der Arbeitsstätte sesshaft werden.".
Het leven in het nog niet ontgonnen veengebied van Wymeer, Stapelmoor, Stapelmoorheide e.o. is niet alleen zwaar geweest door de ontginningen, maar wordt ook gekenmerkt door natuurrampen, oorlogen en ziektes. De lijst van stormvloeden dit dit gebied heeft getroffen is lang, de strijd is bitter en heeft duizenden mensenlevens gekost. Zo komt op 1 juli 1612 de voogt van Weener naar Wymeer. Hij wordt begeleidt door 18 Nederlandse soldaten. Met musketten, fakkels, degens en speren trekken ze naar Wymeer en Boen en nemen er 87 koeien in beslag. Deels is de bevolking blij dat de macht van de landheren wordt gebroken als deze macht door het gebied trecht, maar aan de andere kant zien ze verschrikt op als diezelfde macht hun onderdanen nog armer maakt dan ze als zijn. De inwoners wenden zich tot het gerecht en de daad van de soldaten wordt sterk afgewezen. Een jaar later op 7 juli 1613 komt de voogd nogmaals langs om binnen drie dagen 4.000 gulden op tafel te krijgen voor reparatiewerkzaamheden aan de dijken en als dat niet gebeurt -waar haalt men het geld vandaan- worden 40 koeien uit de weilanden meengenomen.
Rond 1520 is er strijd tussen de gemeente Bellingwolde over de grens tussen de gebieden, waarbij ook het klooster Dünebroek wordt betrokken en tussen 1795 en 1796 is het gebied bezet door Engelse en Franse troepen.
Maar ook eeuwen later heeft men het in dit gebied niet makkelijk. In 1825 zijn er dijkdoorbraken waarbij 800 mensen het leven laten.
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Karel Jans Karels | *1825 | 1 | 7 | ||||
2 | Grietje Karels | *1826 | Wymeer, Weener [Deu] | 2 | 0 | |||
3 | Stijntje | *1828 | Wymeer, Weener [Deu] | †1828 | 0 | 0 | 0 | |
4 | Eildert | *1829 | Wymeer, Weener [Deu] | 1 | 0 | |||
5 | Garreld | *1831 | Wymeer, Weener [Deu] | 2 | 4 | |||
6 | Stijntje | *1834 | Wymeer, Weener [Deu] | †1854 | 20 | 0 | 0 | |
7 | Jan Auwen | *1836 | 1 | 0 | ||||
8 | Vrouwke | *1839 | Wymeer, Weener [Deu] | †1901 | Reiderwolderpolder | 61 | 1 | 6 |
9 | Koert | *1842 | Wymeer, Weener [Deu] | 0 | 0 | |||
10 | Reinder | *1844 | Wymeer, Weener [Deu] | 0 | 0 | |||
11 | Ernst | *1850 | Wymeer, Weener [Deu] | 0 | 0 |
1. | Stapelmoor, Die familien der Kirchengemeinde, tussen 1709 en 1900 (vrijdag 2 mrt 1804) |
2. | Die Familien der Kirchengemeinde Wymeer 1713-1900, Boek, Rolf und Christian Koens, Eigenverlag, 3-9806065-0-7, Westerstede [Dui], 2004 (blz. 205) |
3. | Genealogie van Klaus Dieter Luitjens, K.D. Luitjens |
4. | Stapelmoor, Die familien der Kirchengemeinde, tussen 1709 en 1900 |
5. | Die Familien der Kirchengemeinde Wymeer 1713-1900, Boek, Rolf und Christian Koens, Eigenverlag, 3-9806065-0-7, Westerstede [Dui], 2004 (blz. 42) |
1. | Overl. Akte nr. 22, Scheemda, S781 |
2. | Overl. Akte nr. 88, gemeente Scheemda., S782 |
3. | Huwelijksakte nr 1, gemeente Scheemda., S784 |
4. | Overl. Akte nr. 22., gem. Scheemda, S783 |
tr. none
met
Uit deze relatie een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Bareld Harms | *1781 | Bellingwolde [Gr] | †1839 | Bellingwolde [Gr] | 58 | 1 | 0 |
|
tr. (resp. 22 en 23 jaar oud) te Finsterwolde [Gr] op donderdag 25 okt 1928
met
Willem Dirk Wolda, zn. van Hindrik Wolda en Aaltje Elzinga, geb. te Oostwold, Gem. Midwolda op vrijdag 30 jun 1905, loodgieter, Ekamp, Gem. Finsterwolde, ovl. (81 jaar oud) te Coevorden [Dr] op zondag 28 jun 1987, 3 zonen.
Aantekeningen bij Willem Dirk Wolda.
Op 8 april 1919 verlaat Willem Derk Wolda op 14 jarige leeftijd Oostwold om voor loodgieter te leren bij zijn oom Hendrik Jalvingh in Klazienaveen. Hier ontmoet hij Barteld Menkveld uit Coevorden. Op 10 november 1922 keert hij terug en vervolgens vertrekt hij naar Noordbroek op 3 september 1924 om een tijdje als loodgieter te werken en om daarna voor de gebroeders Van der Weerd, loodgieters, te gaan werken aan de Stationsstraat in Wageningen. Samen met de familie Van den Berg bouwt hij een duplexwoning, 2½ etages hoog, aan de Diedenweg in Wageningen. Door een munt op te gooien slaagt hij er in om de zuidkant van het huis, de zonnige kant, te krijgen. Hij verhuist naar dit huis nadat hij getrouwd is met Gepke Paap en in dit huis wordt Henkie (Hindrik) geboren. Hij speelt een tijdje mandoline in de stad, maar daarna krijgt hij het druk met andere zaken. Hij traint politiehonden en één van hen is Tarzan, een nationale kampioen. Vervolgens verhuurt Willem Derk kamers aan studenten van de landbouwuniversiteit.
Hij heeft eerder geleerd hoe hij waterpompen en dergelijk moet maken van koper. Deze kennis kan hij goed gebruiken bij het maken van allerlei spullen van koper, zoals waterketels, bloempotten, olielampen, een biljardtafel, kruiwagens, etc. Uiteindelijk maakt hij een goed werkend model van een stoommachine die later wordt gestolen tijdens zijn afwezigheid in 1944-1945.
Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers het land binnen. Omdat het gezin net voor de belangrijkste Nederlandse defensielinie van de Grebbeberg woont, moet de stad worden geëvacueerd. Met verschillende officierssloepen vertrekt het gezin westwaarts naar Rotterdam, maar die plannen moeten worden gewijzigd nadat de Duitsers het centrum van die stad hebben gebombardeerd. Daarom blijft het gezin op een boerderij in Langerak, niet zo ver van Schoonhoven, in de provincie Zuid-Holland. Als ze naar huis terugkeren nadat de Nederlanders zich hebben overgegeven, zijn het huis en de spullen opvallend goed intact gebleven. Vele huizen in de buurt zijn geplunderd terwijl de eigenaars afwezig zijn, maar het huis van de familie Willem Derk Wolda niet. Of de plunderaars mogelijk vrienden van de familie zijn geweest is nooit boven water gekomen.
Een student die bij ze woont na de Duitse invasie, Johan Koeslag uit Laren (Gelderland), gaat bij het verzet. Hij houdt zich vooral bezig met het laten onderduiken en de repatriëring van piloten van de geallieerden die zijn neergestort. Wolda wordt ook heel actief bij het verzet betrokken. Tot de evacuatie aan het einde van september 1944 zijn er joden ondergedoken in het huis, een ouder paar uit Polen, Max Gross en zijn vrouw Eric Pinto, tabaksboeren uit Amsterdam. Ondanks enkele kritieke momenten en de problemen om voedsel voor hen te krijgen met illegale bonnen overleeft iedereen de oorlog.
In september 1944 vindt operatie Market Garden plaats, de slag om Arnhem. Het gezin ziet de parachutisten naar beneden komen op de Ginkelse Hei, enkele kilometers van hun woning en het wordt erg gevaarlijk. De Britse en de Poolse troepen komen naar de andere kant - de zuidkant - van de Rijn en het gezin Wolda komt direct terecht in de vuurlinie van hun artillerie. Daarom moeten ze opnieuw worden geëvacueerd. Het plan is dat ze allemaal naar Amsterdam en omstreken zullen gaan, maar Willem Derk Wolda weet beter en na een paar weken op een boerderij in Otterlo (de Britten zullen de Rijn nu 'ieder moment' kunnen oversteken, maar het gebeurt niet) klimmen ze op hun fietsen en rijden ze naar Laren naar de familie Koeslag. Omdat de fietsen geen fatsoenlijke banden hebben en ze zwaar bepakt zijn met alles wat ze maar mee kunnen nemen, is de trip erg zwaar. Als ze in Laren arriveren is vader Koeslag door de Duitsers gevangen genomen en zitten de zonen ondergedoken. Daarom besluit Wolda om zo'n tien dagen te blijven om de famlie te helpen met de jongere kinderen van de grote familie Koeslag. Daarna gaan het gezin Wolda naar Coevorden. Het lukt ze niet om daar binnen een dag te komen, maar een vriendelijke boer in Dedemsvaart biedt ze aan om daar de nacht door te brengen. Bijna de hele familie Koeslag emigreert in 1948 naar Ontario, Canada.
De volgende dag worden de Wolda's door een welkomstcomité onthaald in Coevorden. Er zijn mensen die ze tegenhouden en maaltijden en slaapplaatsen aanbieden. Het blijkt dat rond die tijd veel NSB-ers het land ontvluchten. Het welkomstcomité denkt dat ze NSB-ers zijn en aangezien zij zelf ook NSB-ers zijn geweest, willen ze graag helpen. Het gezin Wolda stopt bij de loodgieters- en electricienswinkel van Barteld en Mannie Menkveld die de NSB-ers herkennen en ze meteen aanbieden om bij hen te over nachten. Ze jagen de NSB-ers weg. (Bron: eigen vertaling van de Genealogie van Wim Wolda).
Woldar en Barteld besluiten om na de oorlog te gaan samen werken.
Dan volgt het laatste stuk van de reis. Ze komen aan in Jipsingboertange en zijn dan volledig uitgeput. Er blijkt een trein te rijden vol met arbeiders die aardappels zullen gaan rooien en zij bieden ze een lift aan naar Winschoten. Na acht kilometer komen ze aan bij het huis van de grootouders van Wolda, Geert Paap en Wobgien Smit aan de Kromme Elleboog in Ekamp, gemeente Finsterwolde. Hier brengen ze de hongerwinter door. Het is niet gemakkelijk zonder electriciteit en veel eerste levensbehoeften, maar ze hebben geen moment honger, omdat Wolda goede contacten heeft met de boeren in de buurt.
Op 15 april 1945 worden ze bevrijd door de Canadese troepen maar niet voordat ze beschutting zoeken voor de Duitse artilleriedie vanuit Termunten, bij de kust van de Dollard, de Canadezen onder vuur neemt.
Vader en moeder Wolda gaan terug naar Wageningen zodra ze een vrachtwagen kunnen huren. Hun huis is zwaar beschadigd en de meeste van hun eigendommen zijn gestolen. Dit is voornamelijk gebeurd door vrijwilligers die wel voor de Duitsers willen werken, om zo toegang te krijgen tot al die leegstaande huizen. Vader en moeder Wolda verkopen alles wat nog over is en keren terug met hetgeen ze hebben kunnen redden.
Daarna verhuizen ze naar Coevorden. Wolda en Menkveld worden partners op het gebied van loodgieten en electriciteit. Wolda houdt zich met het loodgietervak bezig. Echter, de samenwerking verloopt niet goed en daarom verdelen ze de zaak in 1948. Wolda neemt het loodgieters gedeelte over. Hij moet hard studeren om alle benodigde diploma's te behalen, maar hij slaagt er in. In Nederland kun je geen loodgieterswinkel, of eigenlijk, geen enkele winkel, openen zonder allerlei papieren en diploma's te hebben.
Wolda doet het erg goed. In 1965, als hij 60 jaar oud is, besluit hij met pensioen te gaan. Iedereen verklaar hem voor gek, omdat hij nog veel meer geld kan gaan verdienen als hij blijft werken tot hij 65 is. Zijn antwoord hierop luidt: "Ik weet niet of ik ooit 65 jaar oud wordt en wil genieten van mijn laatste jaren". Hij geniet er inderdaad van en sterft op zijn 81ste.
1. | Burgerlijke stand, gemeente Finsterwolde., S575 |
tr. (resp. 27 en ongeveer 27 jaar oud) te Finsterwolde [Gr] op zondag 15 apr 1810 - Bron: Genlias - F. Arbeider -Laborer - Dit huwelijk wordt ook genoemd in juli 1809. "For some reason it must have been postponed"
met
Johan Meinart Edzarts, geb. in 1783, Arbeider3, ovl. (ongeveer 43 jaar oud) in 1826.
Uit dit huwelijk 8 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Trijntje | *1810 | Finsterwolde [Gr] | †1876 | Midwolda [Gr] | 66 | 2 | 0 |
2 | Geert | *1811 | Finsterwolde [Gr] | 1 | 0 | |||
3 | Bouwina Meinderts | *1815 | Finsterwolde [Gr] | †1894 | Lutjeloo, Gem. Wedde | 79 | 1 | 0 |
4 | Albert | *1816 | 0 | 0 | ||||
5 | Berend Meinderts | *1819 | Finsterwolde [Gr] | 1 | 2 | |||
6 | Melchert | *1821 | 0 | 0 | ||||
7 | Wopke Johans | *1822 | Finsterwolde [Gr] | †1874 | Midwolda [Gr] | 52 | 1 | 8 |
8 | Mientje | *1825 | Finsterwolde [Gr] | 1 | 7 |
1. | Genlias., S50 |
2. | BS Overlijdensregister Finsterwolde, RHC GA (zondag 13 dec 1840 akte 20) |
3. | Genlias, S567 |
tr. te Westerlee [Gr] circa zondag 25 mrt 1629
met
Benno Sebes Huninga, zn. van Sebo Lupkes Huninga en Poppe Nn, ovl. na donderdag 23 jan 1631, tr. (1) met Theda Ockens. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Gerard Hillinga | |
in Genealogie van Godde Hilling. Parenteel van Godde Hilling. Parenteel van Melchior Borchart. Parenteel van NN Hunigue. Parenteel van Tyacko Tiddinga. Gerard Hoewel Gerard een Hillinga is, staat op zijn graf 'Hillenga', geb. te Nieuw Beerta, Gem. Beerta op zondag 30 mei 1915, landarbeider, spoorwegarbeider te Emden (Dld) op zondag 27 aug 1944, woont te Nieuw Beerta voor zondag 27 aug 1944, overlijdens aangifte op woensdag 5 jun 1946, ovl. te Emden (Dld) op zondag 27 aug 1944 ".. oud negenentwintig jaren, spoorwegwerker, geboren te Beerta, wonende te Nieuw Beerta, zoon van Hillinga, Eggo en Reit, Harmanna, beiden wonende te Nieuw Beerta, echtgenoot van Bruins, Jantje. Op grond van mij ten dientste staande gegevens kan worden aangenomen dat de woonplaats van den overledene en van zijn ouders Nieuw Beerta was, gemeente Beerta, het beroep van hem en zijn vader landarbeider en dan zijn moeder zonder beroep was ..", begr. te Nieuw Beerta. |
|
tr. (resp. 25 en 19 jaar oud) te Beerta [Gr] op zaterdag 30 nov 1940
met
Jantje Bruins, geb. te Beerta [Gr] op woensdag 3 aug 1921, Status op donderdag 1 mei 1941, Status op maandag 27 okt 1941.
1. | BS Overlijdensregister Beerta, RHC GA (zaterdag 5 jan 1957 akte 1) |
2. | BS Huwelijksregister Beerta, RHC GA (zaterdag 11 aug 1894 akte 30) |
3. | BS Geboorteregister Beerta, RHC GA, Collectie DTB (zaterdag 31 jul 1875 akte 88) |
tr. none
met
Uit deze relatie een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Maria | *1887 | Westerlee [Gr] | †1910 | Winschoten [Gr] | 22 | 1 | 1 |
tr. (resp. 27 en 29 jaar oud) te Delfzijl [Gr] op woensdag 10 aug 1938
met
Reinderdina Zuideveld, geb. te Groningen [Gr] op donderdag 1 apr 1909.
1. | Burg. Stand (Genlias); Gron. Arch.: Aktenr. 1010, gem. Groningen., S276 |
2. | Burg. Stand (Genlias); Gron. Arch.: Aktenr. 302, gem. Termunten., S275 |
relatie
met
Uit deze relatie een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Hendirk | Oterdum [Gr] | 1 | 0 |
tr. (ongeveer 22 jaar oud) (1) in 1685
met
tr. (resp. ongeveer 44 en ongeveer 21 jaar oud) (2) in 1707
met
Bouwina Coenders, geb. in 1686, ovl. (ongeveer 52 jaar oud) in 1738, tr. (2) met Johan Lohman. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Margaretha Josina | *1680 | †1705 | 25 | 1 | 1 | ||
2 | Gesina Margarita | *1709 | †1774 | 65 | 0 | 0 |
relatie (3)
met
relatie
met
Agatha van Haersolte, geb. op woensdag 10 okt 1798, ovl. (77 jaar oud) op vrijdag 29 sep 1876.
Uit deze relatie een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ottelina Cornelia | *1833 | Arnhem [Ge] | †1870 | Gais, Appenzell, Zwitserland | 37 | 1 | 2 |
|
|
1. | Kerkeboek Beerta, Collectie DTB, Groninger Archieven, Toeg. 124, inv. nr. 29, NH, Nederlands Hervormd, tussen 1671 en 1730 (woensdag 4 jun 1692) |
2. | Trouwboek Westerlee en Heiligerlee, Groninger Archieven, van 1669 tot 1810 (donderdag 5 jun 1692) |
tr. (resp. ongeveer 50 en ongeveer 30 jaar oud) in 1490
met
Hedwig van Hanzeler, geb. in 1460.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Gerard | *1495 | †1545 | 50 | 1 | 1 |
1. | ES NF Band VIII Tafel 66, S799 |
tr. (resp. ongeveer 30 en ongeveer 25 jaar oud) in 1525
met
Margaretha van Gertzen, dr. van Wilhelm van Gertzen van Sinzig en Beatrix van Merode, geb. in 1500.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Wilhelm Dietrich | *1530 | †1591 | 61 | 0 | 0 |
1. | ES NF Band VIII Tafel 66, S799 |
tr. (beiden ongeveer 20 jaar oud) in 1320
met
Wilhelmina van Mulrepas, geb. in 1300, titel, ovl. (ongeveer 60 jaar oud) in 1360.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Werner | *1320 | †1377 | 57 | 1 | 2 |
tr. (resp. ongeveer 24 en ongeveer 22 jaar oud) in 1789
met
Elisabeth Anna de Herthoge van Feringa, dr. van Daniel Otto de Herthoghe Van Feringa en Anna Habbina Tjarda van Starkenborgh, geb. te Lutjegast [Gr] op zondag 3 aug 1766, ovl. (43 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 25 jun 1810.
Aantekeningen bij Elisabeth Anna de Herthoge van Feringa.
In het boek "Maandelykse uittreksels, of Boekzaal der gelaerde werelt" (Google Books) wordt vermeld, dat ze op 25 juni 1810 is overleden. Op 8 juli 1810 wordt er voor haar een lijkrede in de kerk van Uithuizen gehouden door dominee D. W. Janssonius. Een samenvatting van die lijkrede staat in het genoemde boek.
In het boek "Maandelykse uittreksels, of Boekzaal der gelaerde werelt" wordt vermeld, dat ze op 25 juni 1810 is overleden. Op 8 juli 1810 wordt er voor haar een lijkrede in de kerk van Uithuizen gehouden door dominee D. W. Janssonius. Een samenvatting van die lijkrede staat in het genoemde boek.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Christina Alberda | ~1791 | Groningen [Gr] | †1855 | Ellecom [Ge] | 63 | 1 | 2 |
2 | Anna Habina Alberda | ~1793 | Groningen [Gr] | †1797 | 3 | 0 | 0 | |
3 | Susanna Elisabeth Alberda | ~1795 | Groningen [Gr] | †1820 | 24 | 0 | 0 | |
4 | Anna Habbijna | *1797 | Groningen [Gr] | †1856 | Veendam [Gr] | 58 | 1 | 2 |
5 | Maria Elisabeth Reijniera Alberda | *1798 | Groningen [Gr] | †1857 | Olst [Ov] | 59 | 1 | 2 |
6 | Unico Allard Alberda | ~1801 | Groningen [Gr] | †1803 | Groningen [Gr] | 1 | 0 | 0 |
7 | Unico Allard Alberda | *1803 | Groningen [Gr] | †1859 | Uithuizen [Gr] | 56 | 1 | 4 |
tr. (resp. ongeveer 26 en 29 jaar oud) te Finsterwolde [Gr] op donderdag 22 apr 1886
met
Martje Plat, dr. van Wessel Aaldrik Plat en Trijntje Hendriks Sextra, geb. te Finsterwolde [Gr] op woensdag 25 feb 1857, Naaister, ovl. (74 jaar oud) te Winschoten [Gr] op zondag 29 mrt 1931, begr. te Beerta [Gr].
')}