Te midden van de akkers en weilanden ligt bij Loppersum, op de grens tussen Hunsingo en Fivelingo, het vriendelijke dorpje Huizinge. Op het hoogste punt van de wierde staat, aan de westzijde, de Middeleeuwse Johannes de Doperkerk met daaromheen een ovaalvormig kerkhof. Vanaf drie windrichtingen lopen oude kerkepaadjes naar de wierde, die een adembenemend vergezicht naar alle kanten geeft.
De Janskerk (ook Johannes de Doperkerk) in het Groninger dorp Huizinge is een romanogotisch bouwwerk uit de 13e eeuw. Met name de rondgesloten apsis maakt de kerk tot een van de fraaiste voorbeelden van de romanogotiek in de Nederlandse provincie Groningen. De gevel van de apsis is in smalle vlakken verdeeld door lisenen, met rondboogfries en ronde nissen aan de bovenzijde en lichte, spitsbogige vensters met kraalprofiel daaronder. De kerk is beschermd als rijksmonument.
De kerk is omstreeks 1250 gebouwd. De toren dateert uit de 14e eeuw.
Foto boven: het oude kerkepad. Foto: W.F. Pastoor, 1905.
Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
De in verhouding lage toren is ongeleed. Het piramidevormige dak van de toren dateert uit 1868: Tot 1848 heeft de toren een zadeldak. Vervolgens is er een dubbele koepel op gebouwd, zoals nu nog te zien bij de Mariakerk van Uithuizermeeden. Het geheel is echter onvoldoende afgewerkt, waardoor de regen het balkwerk doet verrotten. 20 jaar na de bouw besluit men al om het zadeldak te vervangen door de huidige spits.
In de 15e eeuw zijn de ramen in de zuidelijke kerkmuur vervangen door gotische spitsboogvensters. In het interieur op de gewelven zijn diverse schilderingen uit de 15e eeuw bewaard gebleven. Naast diverse florale motieven is er een afbeelding van het laatste oordeel. In het midden wordt Christus weergegeven, die oordeelt of de zielen die gewogen zijn door de aartsengel Michaël, naar de hemel gaan, rechts van hem, of naar de hel, die links van hem is afgebeeld. Bij de hemel worden Maria en Petrus met sleutel afgebeeld. De hel is weergegeven in de vorm van een muil van een monster, waar ook een geestelijke in is verdwenen.
Een ander afbeelding die bewaard is gebleven, betreft de maagd Maria, symbolisch weergegeven door de figuur van een eenhoorn. Op de scheiding van het schip en het koor staat een hek, geschonken in 1641 door de toenmalige bewoners van de borg Fraam, Berend Coenders van Helpen en Anna Coenders.
Op een bord boven de doorgang worden de functies van de schenker uitgebreid weergegeven. In het koor bevinden zich drie grafzerken, een heel grote zerk ter nagedachtenis aan een andere bewoner van de voormalige borg Fraam, Wilhelmus Coenders van Helpen. De twee wat kleinere zerken, maar toch ook van een fors formaat, zijn priesterzerken.
De preekstoel dateert uit 1808 en is voorzien van snijwerk met afbeeldingen van de vier deugden geloof, hoop, liefde en waakzaamheid. Het orgel is omstreeks 1825 gebouwd door de orgelbouwers Luitjen Jacob van Dam en Jacob van Dam uit Leeuwarden.
Restauratiewerkzaamheden
De huidige kerk is in de jaren 1960-1963 gerestaureerd onder leiding van: Architect R. Offringa te Groningen. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door Aannemingsbedrijf Bultema te Uithuizen. Opzichter is de heer A. Veldman te Ten Post geweest.
Werkzaamheden
De beklamping van de toren zijn weggehaald, evenals twee steunberen die de westtravee hebben gesteund, de vensters in de zuidmuur hebben hun stenen tracering terug gekregen, de lancetvormige vensters in de noordmuur zijn ingekort en alle vensters hebben weer glas-in-lood-ramen gekregen. De oudste toegemetselde vrouweningang heeft men in het zicht gebracht. De oude kap is jammer genoeg vervangen, de trekbalken tussen de zuid- en noordmuur zijn verwijderd, evenals de bijbehorende muurankers. Er voor in de plaats is, op de kerkzolder, een betonconstructie gekomen die de muren bijeen houdt. De romaanse hagioscopen die zich voor de restauratie aftekenen, zijn geopend en de ontdekte gotische lage vensters zijn zichtbaar gemaakt. Binnen zijn de kerkmuren en de gewelven van witkalk ontdaan en het kerkmeubilair hersteld. Op het koor heeft men een zware eiken avondmaalstafel beplaatst en een aantal Oud-Hollandse stoelen met biezen matten. Er is een oliegestookte hetelucht verwarming geïnstalleerd. Voor de restauratie van het orgel ontbreekt het op dat moment aan het nodige geld [1].
Het huidige godshuis bestaat uit vier traveeën met een halfrond gesloten koor, het is gebouwd omstreeks 1250. De rondboogfriezen, casementen, kraalprofielen rond de vensters en de muurvlakverdelingen, zijn typisch voor de laatromaanse bouwkunst of romanogotiek die de provincie Groningen zo bijzonder maakt wat betreft de kerkelijke bouwkunst. De koorsluiting is extra rijk uitgevoerd: vrij zwarelisenen verdelen de ronding in vijf smalle muurvlakken die alle zijn ingevuld met onder de dakrand een rondboogfries of zogenaamde hagioscopen. De functie van de kleine dichtgezette lage spitsboogvensters naast de hagioscopen is niet duidelijk. Bij de restauratie van de kerk in de jaren 1960 - 1963 bleek, dat ze traliewerk hebben bevat.
De volgende travee vanaf het oosten bevat aan de zuidzijde een dichtgezette priesteringang, deze heeft gecorrespondeerd met een voetpad naar de naastgelegen middeleeuwse weem, die helaas in 1953 is afgebroken. De oude rondbogige ingangen in de tweede travee vanaf het westen zijn in de vijftiende eeuw gedicht en vervangen door rijk geprofileerde gotische ingangen, een travee verder naar het westen.
De noordelijke ingang is in de protestantse tijd toegemetseld. Eveneens in de vijftiende eeuw zijn in de zuidmuur grote spitsboogvensters ingebroken. De zware late toren met tentdak is moeilijk te dateren door allerlei ingrijpende verbouwingen, maar zal een eeuw jonger dan de kerk zijn. In 1848 wordt een zadeldak vervangen door een frivole bekroning van twee houten geschilderde achtkanten gedekt door een koepel. In 1868 is het huidige dak aangebracht.
De torenspits wordt gesierd door de bekende weerhaan, op het koor staat een windvaan met het wapen van het geslacht Alberda. Het inwendige van de kerk is meloenvormig overwelfd, een kenmerk van het laatromaans. De ribben komen bijeen in stervormige- en ronde gewelfschotels, die schilderwerk vertonen uit de begintijd van het gebouw: Christus op het koorgewelf, een centaur op het westelijk gewelf en een griffioen in het tweede gewelf. Een gedeelte van de noordmuur toont romanogotisch schilderwerk in rode steenmotieven, waarin voorheen het gehele interieur moet zijn uitgevoerd geweest. Op verschillende lisenen zijn wijdingskruizen zichtbaar.