In de provincie Groningen wordt in het verleden, door de verspreid wonende bevolking op het platteland het buurschap, dat is onderlinge betrekking tussen de naaste buren van een streek, in hoge eer gehouden. Niet alleen staat in verschillende omstandigheden en bij verschillende werkzaamheden de ene buur de anderen ten dienste, maar bij alle buitengewone gebeurtenissen, zowel van vrolijke als treurige aard, worden de naaste buren met de naaste familieleden op één lijn gesteld. Zo behoren zij, evenals deze, bij bruiloften en begrafenissen, bij boeldagen en richtfeesten, tot de genodigden en slechts bij erge onenigheid zijn de buren soms hun verplichtingen jegens elkaar uit het oog te doen verliezen.

Bij de bevalling van een vrouw zijn in vervlogen dagen de vier naaste buurvrouwen hun hulp komen verlenen. Deze gewoonte wordt wel langzamerhand afgeschaft, maar tot circa 1880 blijft de kraamvrouw zich verplicht achten, haar buurvrouwen de eer te gunnen haar bij de heuglijke gebeurtenis te helpen, en maken deze niet meer alleen van de uitnodiging gebruik, toch stellen ze zodra hulp nodig blijkt, zich ogenblikkelijk ter beschikking van de kraamvrouw.
De vader, die de geboorte van een kind aangeeft, zou inbreuk maken op het burenrecht, als hij niet de naaste buur, de naaste naber genoemd, verzoekt, hem als getuige naar de ambtenaar van de burgerlijke stand te vergezellen. Bij iemands overlijden rust op zijn beide buren de verplichting om daarvan de wettelijke aangifte te doen.

Dit gevoel van wederzijdse rechten en verplichtingen tussen de buren van een streek is zeker van invloed geweest op de inrichting van de kluften of gilden, zoals zij in het Oldambt genoemd worden, waarin de dorpen, of liever de kerspelen, in de provincie Groningen zijn verdeeld.

De leden van deze instellingen zijn verplicht elkaar in geval van ziekte, door bij de zieke te waken, en vooral van dood bij te staan. Haar bestuurders dragen de namen van Olderman (president) en Jongerman (vicepresident), waarbij hier en daar nog een Heuveling (breuk- of penningmeester) komt.

De twee naaste buren, de naaste noabers, zijn de zodanige noabers, die naar kluftsorder ter weerszijden van de overledene wonen.

Wie zich in een kerspel vestigt, is niet verplicht lid van een kluft of gilde te worden, maar kan natuurlijk, als hij zich aan het lidmaatschap onttrekt, bij voorkomende gevallen ook niet op de hulp van de kluft of gilde te rekenen.
Wanneer men lid wordt, betaalt men gewoonlijk ‘entree’, die verschilt naar gelang men eigenaar of huurder van het huis is dat men bewoont. Personen, van wie de betrekking of jaren zulks vorderen, worden van klufts- of gildediensten vrijgesteld door het betalen van een vaste jaarlijkse contributie.

Behalve hun verplichting tot ziekenwaak, moeten de leden onder de leiding van de Olderman, of bij diens ontstentenis van de Jongerman, de werkzaamheden verrichten, voor zover die nog gebruikelijk zijn, bij het afleggen en kisten, het verluiden en begraven, waarbij in de regel eveneens geluid wordt, van de doden.

Ook zorgen vele kluften voor het graven van het graf, hetzij dat de leden dit persoonlijk doen, hetzij ze dit laten doen door een vast aangestelde doodgraver. Wie zonder voldoende redenen verzuimt aan zijn verplichtingen te voldoen, wordt ‘in boete geslagen’; evenwel heeft men de vrijheid om een plaatsvervanger aan te stellen.
Wanneer een lid van een kluft of gilde of iemand van zijn huisgenoten is overleden, geeft zijn familie daarvan kennis, alsmede van de dag van de begrafenis, aan de beide naaste buren of nabers volgens de kluft- of gildewetten. Die beide buren zijn wel meestal, maar toch niet altijd, in werkelijkheid de naaste buren.

Als de kluft of gilde een streek vormt, is het lid, dat op het  einde van de streek woont, dikwijls de naaste naber van het lid op het andere einde. Zij maken het overlijden in de kluft of gilde bekend en zeggen de leden de dag van de begrafenis aan. Ook hebben zij, zoals boven beschreven, te zorgen voor de overlijdensaangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Als zij door de familie van de overledene op de begrafenis verzocht worden, nemen zij aan de eigenlijke werkzaamheid van het begraven geen deel.

Jaarlijks, omstreeks het kerstfeest, houden de leden een vergadering, kluftbier of gilde genoemd. Dan treedt de Olderman af en wordt opgevolgd door de Jongerman, in wiens plaats een andere functionaris wordt gekozen. Deze vergaderingen hebben in de regel plaats in het huis van de Olderman, maar soms ook in een schoollokaal of in een herberg. In sommige kluften of gilden worden zij alleen door mannen; in andere door mannen én vrouwen bezocht. Per goedmaking van de kosten dienen de contributie en boeten, en hier en daar heerst het gebruik, dat door elk van de leden een paar turven worden medegebracht, om te voorzien in de verwarming van het lokaal van de bijeenkomst. In vroegere jaren drinkt men in deze vergaderingen bier, gelijk nog de naam kluftbier aanduidt, in een enkele kluft of gilde is dit misschien nog het geval, tegenwoordig echter zijn de gewone dranken jenever en brandewijn, voorafgegaan door koffie met of zonder koek. Men drinkt de jenever en de brandewijn meestal uit bierglazen, die bij het gezelschap rondgaan, de jenever bij de mannen en de brandewijn bij de vrouwen. In sommige vergaderingen gebruikt men ook chocolade met een beschuit zonder boter. De bezoekers moeten dan zelf een kopje of kommetje meenemen.


Genealogie
Genealogen zal het bovenstaande niet onbekend voorkomen. Bij de aangifte van een geboorte op het gemeentehuis gaat een buurman (of de veldwachter) met de vader mee om het kindje aan te geven. Bij een overlijden komen beide buurmannen vaak voor.

Het Noaberbouk van Beersterhoogen.

 

Uitgebreid lezen?
Indien je hier meer over wil weten, verwijs ik naar het menu ‘Dorpen’. Onder de plaats ‘Beersterhoogen’ wordt hierover uitgebreid geschreven in twee artikels. Ook kun je daar een compleet ‘Noaberbouk’ lezen: ‘De Verordening op de Nabuurpligten te Beersterhoogen’ uit het jaar 1864 (PDF bestand). Die verhalen heb ik kunnen plaatsen dankzij de medewerking van Gudi Schuur, afstammeling van het geslacht Fransen, waarvan de familie in Beersterhoogen heeft gewoond. Hij is in het bezit van het originele Noaberbouk van Beersterhoogen, ook gildeboek genoemd.

 

 

Afbeelding links: Het Noaberbouk van Beersterhoogen.

 

Noten, bronnen en referenties:

Bron:
Zeden, gewoonten en gebruiken in de provincie Groningen door Johs. Onnekes, Ten Boer. Uitg. Kuilenberg, Blom & Oliverse, 1885.

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 9 juni 2024.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top