Onderwijshervormer Hendrik Wester en andere onderwijshervormers uit oost Groningen
De onderstaande tekst dateert uit 1927 en is slcchts gedeeltelijk aangepast aan de nieuwe spelling. Het is destijds geschreven door P.G. Witsen Geysbeek ter gedachtenis aan Hendrik Wester.
Afb. links: Detail van een portet van de onderwijshervormer Hendrik Wester (1752-1821). Auteur: G.J. Geusendam/Ludwig Gottlieb Portman. Licentie: Publieke Domein.
“Het is een genoegen dat wij deze brave arbeidzame man, die voor de provincie Groningen datgene is geweest, wat de onvergetelijke Nieuwenhuijzen voor Holland geweest is, in dit werk loffelijk kunnen vermelden, daar hij ook de dichtkunst dienstbaar gemaakt heeft tot het bereiken van zijn lofwaardige oogmerken, die wij in een beknopt overzicht van zijn nuttig en weldadig leven zullen leren kennen[1].
Wester wordt 23 januari 1752 geboren te Garmerwolde; zijn ouders, Roelf Wester en Wieke Hindriks, behoren uit de bemiddelde boerenstand. Zijn vader zelf onderwijst hem in het lezen, schrijven, rekenen, en het psalmzingen, en zendt hem met zijn tiende jaar naar de school in het naburig dorp Ten Boer, om zich verder in deze wetenschappen te bekwamen.
Wester is stil, bedaard, tot nadenken gestemd en zeer weetgierig; zijn leeslust kan op het platteland slechts schraal voedsel krijgen: behalve de Bijbel, het Psalmboek en de almanak zijn in de omtrek weinig boeken te vinden; zijn vader bezit enige delen van ‘Wagenaars Vaderlandsche Historie’, een oude in slechte stijl geschreven kerkelijke geschiedenis, en dit is zijne gehele bibliotheek, waarvan inhoud en de kroniek achter de almanak de jongeling weldra in zijn hoofd heeft.
Zo is hij zeventien jaren oud geworden, en weinig behagen in het boerenwerk vindend, wordt hij in 1769 winkelknecht te Groningen. Zijn tweede meester aldaar is ook een liefhebber van lezen, en bezit veel boeken, tot welke Wester in zijn vrije uren de toegang vergund is. Deze vrijheid en de verstandige gesprekken met zijn brave godsdienstige meester, zowel als zijn omgang met andere kundige en beschaafde mensen, vormt zijn smaak en verrijkte zijn geest met nuttige kennis.
In 1772 moet hij wegens een lichaamsongemak zijn dienst als winkelknecht verlaten, en naar het ouderlijk huis terugkeren. Deze omstandigheid is het middel, hetwelk de voorzienigheid bezigt om hem op het standpunt te plaatsen, op hetwelk hij eerlang zo veel goeds en nuttigs om zich heen zou verspreiden. Zijn voormalige leermeester te Ten Boer, die gestorven is, wordt Wester door diens weduwe aangezocht om enige tijd voor haar de schooldienst waar te nemen. Medelijden met de ongelukkige en achting voor zijn overleden leermeester bewegen hem meer tot het bewilligen van haar verzoek dan zelfvertrouwen op zijn bekwaamheden. Met alle ijver vervult hij de plichten van zijn post, en weldra wordt hij vaste onderwijzer in dezelfde school, waar hij weinig jaren te voren nog als leerling gezeten heeft. In deze school voert hij verscheiden nuttige verbeteringen in, die wel de goedkeuring van de plaatselijke predikant wegdragen, doch aanvankelijk geheel niet naar de smaak zijn van de ouders, die hun kinderen bij hem naar school sturen; maar met geduld en zachtzinnige overreding komt hij de meeste zwarigheden te boven, en ziet weldra de goede vruchten van zijn goed aangewende pogingen.
Daaronder behoort het invoeren van betere leerboekjes, die hij kan opsporen, en daar de voorraad dan nog niet groot is, besluit hij zelf enige op te stellen, die voor zijn verbeterde onderwijsmethode geschikt zijn; vanaf die tijd vermeerdert hij die van tijd tot tijd met zulk een goed gevolg, dat zij tegenwoordig bijna een geregelde cursus van lager onderwijs uitmaken [2], en weldra op alle scholen door het gehele land worden ingevoerd; verscheidene werken zijn twintig en meer malen herdrukt, en worden op den duur reeds voor een tweede geslacht nog even doelmatig bevonden.
Het is in zijn tijd nog een sinds onheuglijke jaren overal in ons vaderland standhoudende wet dat ieder boerenschoolmeester moet kunnen rijmen [3].
Men vindt dezelve aangetekend op de volledige lijst van zijn uitgegeven geschriften, achter de levensberichten van H. Wester, door Th. van Swinderen, bl. 60.
Natuurlijk maakt deze onverstandige vordering, die in de steden zowel plaats heeft als op het platteland, niet zelden verscheidene schoolmeesters tot voorwerpen van bespotting, die in andere opzichten dit geenszins verdienen; maar ontwikkelt toch ook bij sommigen een gelukkigen aanleg tot de dichtkunst. Gijsbert Jacobs, Van der Palm, Van der Waal, Perk en menige andere verdienstelijke dichters, die wij in dit werk aangetroffen hebben, zijn schoolmeester van beroep, en wellicht uit dien hoofde verplicht dichter te worden, daar zij te veel smaak en gezond oordeel hebben, om niet te zien dan het voor hen niet genoeg is slechts rijmers te zijn.
En daar men stilzwijgend deze bekwaamheid ook in Wester heeft voorondersteld, moet hij de nieuwjaarswensen van zijn scholieren aan hun ouders en bloedverwanten in rijm opstellen, gedichten maken op boerenbruiloften, en al de poëtische vroomdiensten verrichten, die in zijn tijd aan het ambt van dorpsschoolmeester verknocht zijn. Zijn goede smaak en gevoel voor het schone van de dichtkunst doen hem weldra een walg krijgen van de gewone slender, die in zodanige gelegenheidsrijmen gevolgd wordt. Het lezen van Gellerts liederen, de Psalmberijming en andere fraaie godsdienstige dichtstukken, geeft hem veel betere denkbeelden aan de hand, die hij los en natuurlijk op een eenvoudig bevallige wijze uitdrukt. Hij vervaardigt verscheidene zangstukjes tot openbaar en huiselijk gebruik, die bij uitnemendheid aan het oogmerk beantwoorden, en schrijft dichtmatige lessen, spreuken, zedelijke leefregels en gebeden voor de jeugd, en dichtstukken, meer opzettelijk voor volwassenen ingericht, die, voornamelijk bij de burgerstand, de goede zaden in menig onbedorven hart tot wasdom hebben gebracht. Het is werkelijk geen gemakkelijke zaak de juiste volkstoon te treffen, als men ten doel heeft op een dichtmatige wijze godsdienstig en zedelijk nut te stichten, met welk een minachting sommigen dan ook op de zogenaamde volkspoëzie neerzien, van welke wij eigenlijk nog geen theorie bezitten, die echter uit de dichtstukjes van Wester, Wolff en Deken en enige weinige anderen wellicht niet moeilijk te ontwerpen zou zijn.
Oude Pekela
Op deze wijze slijt Wester bijkans tien jaren in nuttige werkzaamheid als schoolonderwijzer te Ten Boer, waar hij zo veel genoegen geeft en geniet, dat het denkbeeld aan een andere standplaats nooit bij hem opkomt, als hij geheel onverwacht op het einde van 1783 naar de Oude Pekela beroepen wordt, waar hij in de lente van 1784 zijn schoolarbeid aanvangt, die uit hoofde van de grotere uitgestrektheid van de plaats omslachtiger is dan in de veel kleinere gemeente van Ten Boer, maar de wakkere man ook een ruimer bestaansmiddel en uitgebreidere kring van werkzaamheid oplevert.
Huwelijk
In 1785 huwt hij met Anneke Doedens, die negen en twintig jaar en tot 1814 zijne getrouwe levensgezellin blijft, als zij zeven jaren vóór hem in het graf daalt.
De voortreffelijke ‘Maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen’ heeft nog maar een paar jaar bestaan, als Wester met dezelve in zeer vererende aanraking komt; zij bekroont namelijk in 1793 zijn ‘Verhandeling over de gebreken in de Burgerscholen’ met de door haar uitgeloofde gouden erepenning en in 1800 zijn ‘Schoolboek der Geschiedenissen van ons Vaderland’. Deze beide geschriften bezorgen Wester een welverdiende vermaardheid ook in de andere provincies, waar zijn nuttige leerboekjes in geen gebruik en zelfs weinig bekend zijn.
Schoolopziener
Geen wonder dus dat een man, die het geenszins bij het uitdenken van theorieën laat berusten, maar met ijver praktisch ten uitvoer brengt wat hij met bedaard overleg ontworpen heeft, de aandacht van het toenmalig staatsbestuur tot zich trekt, zodra hetzelve zich met de verbetering van het schoolwezen begint te bemoeien. Wester is, met de Heere God, Van Eerde en Nieuwold, de eerste, die in 1801 voor de provincie Groningen tot Schoolopziener wordt beroepen. Bereidwillig aanvaardt hij deze moeilijke post, bij welke hij wel in aanzien wint, maar aan geldelijke inkomsten jaarlijks aanmerkelijk verliest en dit bij het klimmen van zijn jaren, wanneer de zogenaamde zorg voor de oude dag bij onze natie zich zo karakteristiek vertoont, en zelfs lieden tot geldschraperij vervallen doet, die vroeger alle inhaligheid hebben verfoeid en geen gebrek te vrezen hebben, al leven zij ook een eeuw en langer.
‘Orde van de Nederlandsche Leeuw’
In alle opzichten loffelijk kwijt Wester zich in de uitoefening van zijn moeilijke ambtsverrichtingen en ontvangt daarvoor de hulde en erkentenis, die hij zo goed verdient. Het is moeilijk alle eerbewijzen op te noemen, die hij in het openbaar en in het bijzonder heeft ontvangen en wij melden alleen dat hij bij de instelling van de ‘Orde van de Nederlandsche Leeuw’ tot broeder van deze orde benoemd wordt, en bij gelegenheid van de viering van het eeuwfeest van de Groningse Hoogeschool het departement der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen in die stad hem een hulde toebrengt [4], die, volgens zijn eigen schriftelijke getuigenis in een vriendschappelijke brief, grotere waarde voor hem heeft dan het ontvangen van een gouden erepenning.
Gedenkteken
Wester eindigt zijn negen en zestigjarig nuttig en werkzaam leven in Oude Pekela, op 21 februari 1821. Zijn nagedachtenis wordt door het departement der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen aldaar vereerd door een lijkfeest in de kerk van de Hervormden, bij welke gelegenheid de leraar M.J. Adriani een treffende redevoering houdt. Het Groninger departement van dezelfde maatschappij volgt op 16 maart dit voorbeeld: de hoogleraar Th. van Swinderen spreekt dan een lijkrede uit in de Lutherse kerk, die doelmatig tot deze treurplechtigheid is ingericht [5]. In Oude Pekela wordt ter ere van Wester een eenvoudig, maar fraai gedenkteken in de hervormde kerk opgericht, en op 30 maart 1823 ingewijd door predikant M.J. Adriani [6]. Eenzelfde gedenkteken wordt ook te Groningen in de Martini kerk geplaatst en op 10 juni 1823 met een redevoering door de Hoogleraar J.A. Uilkens en verdere gepaste plechtigheden ingewijd [7].
Proeven mede te delen van 's mans eenvoudige, hartelijke, populaire dichttrant oordelen wij hier bijna onnodig; zijn dichtstukjes zijn bij duizenden verspreid, en dus bekend genoeg; minder algemeen bekend is misschien zijn stille, weinig opzienbarende levensloop, die wij daarom liever een weinig uitvoerig geschetst hebben, opdat men ziet dat de burgerstand ook lieden oplevert, die een staat somtijds meer zedelijk nut aanbrengen dan de beroemdste academiën met dezelve nasleep van kostbare formaliteiten, die met de ware geleerdheid toch eigenlijk niets gemeen hebben, en welke zonder dezelve ook wel langs andere wegen te bekomen is [8].
Een enkel afzonderlijk gedrukt gedicht van Wester, waarin hij eigenaardigst als volksdichter zich uitdrukt, willen wij met de daarbij gevoegde aantekeningen hier in bewaring nemen; het is zijn Wilhelmuslied, voor scholen en huisgezinnen.
Rechts van de tekst staan drie foto's. Van boven naar beneden:
1. Standbeeld van Hendrik Wester (1752–1821) bij het voormalige gemeentehuis van Ten Boer, gemaakt door JA de Melker in 1956. Foto: Gouwenaar, 26 augustus 2009. Licentie: Publieke Domein.
2. Graf van Hendrik Wester in Oude Pekela, Foto: Gerardus, 18 maart 2011. Licentie: Creative Commons CC0 1.0 Universal Public Domain Dedication.
3. Oorspronkelijk gedenkteken Hendrik Wester bij het Kapiteinshuis in Oude Pekela. Foto: 22 maart 2011. Auteur: Gerardus. Licentie: Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Unported -licentie.
Het Wilhelmuslied
(Dit lied/gedicht is letterlijk overgenomen.)
Wilhelmus van Nassouwen!
Zoo zong ons voorgeslacht
Bij 't dondren der kartouwen
Van Spanjes oorlogsmagt;
En door ’t Wilhelmuszingen
Werd ieder man een held,
Om Spanje te bedwingen
In zijn geducht geweld.
Naast God was hun vertrouwen,
In dien benaauwden tijd,
Op Willem van Nassouwen,
Hunn' held in dezen strijd:
Te zingen van dien Zwijger [9],
Het hoofd der legerschaar,
Gaf moed aan elken krijger,
In 't allerbangst gevaar.
Wilhelmus van Nassouwen,
Zong ieder uit de borst;
Ja, kindren, meisjes, vrouwen,
Elk zong van dezen Vorst;
Wilhelmus van Nassouwen,
Dien Vorst van 't Duitsche bloed [10],
Mogt Neêrland toen beschouwen
Als 't steunpunt van zijn moed.
Wanneer Filips van Spanje
Ons Neêrland trapte op 't hart,
Was Willem van Oranje
Elks toevlugt in de smart.
O, laat ons nooit vergeten,
Wat Vader Willem deed,
Toen hij voor 't vrij geweten
En 't heil van Neêrland streed!
Hoe hij, in al zijn pogen
Tot redding van ons land,
Zijn eigen aardsch vermogen [11]
En leven had verpand.
Ja, lieve landgenooten!
De hoop gloeide in zijn borst
Döor 't vast verbond, gesloten
Met aller vorsten Vorst [12]
Wilhelmus van Nassouwen
Blijve altijd Neêrlands lied,
Van kindren, mannen, vrouwen,
In blijdschap en verdriet.
't Herinnere ons de dagen
Van Alba's wreed geweld:
Het schriklijk heer van plagen,
Dat moord en roof verzelt [13].
Het helpe ons in gedachten
Den ouden heldenmoed
Der brave voorgeslachten,
En hun gestorte bloed.
De dagen van viktorie
En vaderlandsche vreugd;
Den tijd van de oude glorie,
En waarheidsliefde en deugd [14].
Wilhelmus van Nassouwen
Was ook in latren tijd,
Naast God, weêr ons vertrouwen,
Tot 's vijands wrevle spijt.
Toen 't vaderland, - verloren
En overdekt met schand,
In luister werd herboren,
In meer verheven stand [15].
Toen Willem van Oranje,
Uit 't oude vorstlijk Huis,
Van 't overzeesch Britanje
Kwam, onder 't krijgsgedruisch;
Toen wij, verlost van boeijen
En 's dwinglands ijzren juk,
Ons land weêr zagen bloeijen,
Na zoo veel ramp en druk [16]!
Toen de eensverwonnen tijger
Op nieuw zijn prooi besprong [17];
Een Naneef van den Zwijger [18]
Zijn' euvelmoed bedwong,
Tot, na een ijslijk slagten
Van menig braven held,
Door zaamverbonden magten
Het schrikdier werd geveld!
Juicht, Belgen, juicht, Bataven!
Juicht uit een warme borst!
God dank! wij zijn geen slaven;
's Lands Vader is 's lands Vorst!
Dat Neêrlands Koning leve,
Met d' Erfgenaam der kroon!
Dat God hen nooit begeve!
Bestendig zij hun troon [19]![20]”
Een selectie uit zijn bibliografie[21]:
1780 - Dichtmatige lessen en gebeden voor de schooljeugd, samenspraak tussen een vader en zijn kind, benevens het Karakter van de voorbeeldige Loretta
1780 - ABC boek, of Begin der letteroefening, voor kinderen
1787 - De merkwaardigste bijbel geschiedenissen in vragen en antwoorden, voor jonge kinderen
1795 - Prijsverhandelingen over de gebreken in de burgerschoolen (samen met Carl Gottlieb Horstig)
1801 - Schoolboek der geschiedenissen van ons vaderland
1805 - Spelboekje en Eerste spelboekje, voor eerstbeginnende leerlingen
1807 - Woordenboekje, behelzende één lijstje van minbekende Nederlandsche woorden, en één van meest in gebruik zijnde basterdwoorden, en die uit andere talen ontleend zijn: een schoolboek voor gevorderde leerlingen
1812 - Korte en nuttige leeslesjes, naar de vatbaarheid en den smaak van kleine kinderen: een schoolboek
1813 - Nieuw schriftuurlijk schoolboek, met leerzame aanmerkingen
1814 - Bevattelijk onderwijs in de Nederlandsche spel- en taalkunde, voor de schooljeugd
1816 - De kleine Jan: een boekje voor jonge scholieren, tot lees- en verstandsoefening
1818/1821 - Bijbelgeschiedenissen voor de Nederlandsche jeugd
Heeft Wester in Ten Boer niet meer dan 30 leerlingen, in Oude Pekela begint hij met 160, welk aantal spoedig groeit tot 200 aan de dagschool en 80 aan de avondschool. De meesters in die tijd hebben een zware dagtaak te vervullen; ze staan voor grote klassen en geven geregeld driemaal per dag les: van 9.00 tot 11.15, van 13.00 tot 15.30 en van 17.00 tot 19.00 uur.
Om het peil van de onderwijzers te verhogen richt Wester in 1802 in Winschoten een onderwijzersgezelschap op.
Naar hem zijn diverse scholen in Nederland genoemd. In 1880 wordt bijvoorbeeld in Amsterdam de Hendrik Westerschool geopend, als eerbewijs voor zijn verbeteringen op het gebied van het onderwijs, onder andere door de invoering van de maatspelling.
In Oude Pekela staat nog steeds de Hendrik Westerschool, een openbare basisschool met circa 100 leerlingen. De school is gevestigd aan de Burg. Snaterlaan 68c.
Andere onderwijspioniers in oost Groningen
Wester is meer een onderwijzer geweest van de praktijk dan de theorie. Hij heeft meerdere prijzen gewonnen voor zijn lesboeken over aardrijkskunde en geschiedenis.
Hendrik Wester is niet de enige Oost-Groninger die zijn stempel op het onderwijs heeft gedrukt. Meester Borgman (1880-1950), aan het begin van de twintigste eeuw hoofd van de openbare school in Vledderveen, staat bekend om zijn ongebruikelijke lesmethoden. Hij geeft zijn leerlingen zoveel mogelijk buiten les én bedenkt de zogenaamde ‘wereldtuin’. Op een weiland fabriceert hij een grote wereldkaart van graszoden, waarop de kinderen geschiedenisverhalen naspelen.
Een andere bekende naam in het onderwijs is die van Hendrik Goeman Borgesius (1847-1917) uit Schildwolde (Afb. links). Rond de eeuwwisseling is de liberale Borgesius minister van Binnenlandse Zaken. In die functie brengt hij in 1900 de baanbrekende Leerplichtwet tot stand.
Oost-Groningen pioniert niet enkel op het gebied van basisonderwijs. In 1863 wordt de Hogere Burgerschool ingevoerd in Nederland. Een brede algemene ontwikkeling staat centraal in deze nieuwe vorm van opleiding. Leerlingen krijgen daarom vrij praktische vakken zoals boekhouden, moderne talen en wiskunde.
In 1866 wordt Veendam de eerste plattelandsgemeente in Nederland met een HBS.
Eén van de eerste en bekendste directeuren van die HBS is dr. Pieter Schuringa (1844-1912) geweest. Schuringa verwerft landelijke bekendheid omdat hij een paar maanden na de Duitse natuurkundige Wilhelm Conrad Röntgen zelf een röntgenapparaat in elkaar knutselt. Daarmee weet hij een foto te maken van het been van één van zijn HBS-leerlingen, die daar per ongeluk zelf een kogel in heeft geschoten.
De eerste HBS in Veendam. Foto: 1910-1915. Uitgever: J.G.Schuur. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
Na Veendam verschijnen er ook HBS’en in Winschoten (1879), Stadskanaal (1919) en Ter Apel (1920). Al in 1868 opent er een HBS in Sappemeer. Twee jaar later wordt Aletta Jacobs (1854-1929) daar toegelaten als ‘toehoorder’. Daarmee is Jacobs het eerste meisje in Nederland dat een HBS mag bezoeken. De HBS in Sappemeer legt dus min of meer de basis voor haar latere carrière: Jacobs wordt de eerste vrouw die afstudeert en promoveert aan een Nederlandse universiteit, én de eerste vrouwelijke arts in Nederland. Niet zonder reden wordt de HBS in Sappemeer later naar Jacobs vernoemd.
Instituut Hommes uit Hoogezand. Vervaardiger: B. van der Zijl, 1905-1906. Collectie: Provinciale Groningse Oudheidkundige Commissie. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
Een andere bekende onderwijsinstelling in Sappemeer is Instituut Hommes. Jans Hommes begint in 1904 een avondopleiding voor landmeters. Al snel groeit de opleiding uit tot een instituut dat verschillende studierichtingen aanbiedt, evenals huizing voor leerlingen. Instituut Hommes groeit uiteindelijk uit tot een bekend internaat voor jongens uit gegoede families, jongens die thuis voor problemen zorgen en voor jongens wiens familie in het buitenland wonen. De internaat-leerlingen staan in de volksmond bekend als ‘tuten’.
De Rijks HBS te Veendam aan het Museumplein. Foto: 1935-1951. Uitgever: Gezamenlijke Boekhandelaren. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
Zie ook de afbeeldingen in het artikel ‘De Wedderwegkerk van Oude Pekela’.
Zie ook zijn Gebedenboek voor kinderen uit 1850, geschreven door Hendrik Wester.
Externe link wordt geopend in een nieuw tabblad.
Zie ook zijn ABC boek, of Begin der letteroefening voor kinderen (1819), geschreven door Hendrik Wester. Externe link wordt geopend in een nieuw tabblad.