Ik herinner me dat mijn moeder† vroeger wel eens tegen me gezegd heeft: "Je kunt wachten tot Sint-Juttemis". Het is tijd om eens uit te gaan zoeken hoe het zit met Sint-Juttemis. Wanneer men spreekt van 'met sint-juttemis' of 'op sint-juttemis’ bedoelt men gewoonlijk ‘nooit’, omdat deze heilige niet bestaat of bestaan heeft, en er daarom ook geen feestdag is met die naam. Met 'wachten tot sint-juttemis' wordt om diezelfde reden bedoeld: ‘eindeloos wachten’. Mijn moeder heeft vast nooit iets van de feitelijk betekenis en achtergronden geweten, maar zeker is wel, dat ze daar 'nooit' mee heeft bedoeld.
Op 17 augustus wordt wel de naamdag van Guda, of Guida of Jutta van Arnstein gevierd. [3] Verder bestaat er een heilige Jutta van Sangerhausen (5 mei). Zij kwam uit een adellijke familie in Thüringen en overleed in 1260 op weg naar het Heilige Land. Hoe een lokale Duitse heilige terechtkomt in een Nederlandse zegswijze is echter niet te verklaren.
Volgens een andere variant zou de naam een verbastering zijn van "jodenmis"; dat is dus nooit, want joden kennen geen mis. De uitdrukking wordt in 1577 voor het eerst vermeld in de Kroniek van Roermond. [4] De uitdrukking komt ook voor in de Dictionaire français-hollandais uit 1738 door Pieter Marin. [5]
In een nog andere variant zou sint-juttemis als niet bestaande dag verklaard worden als: ‘wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen’.
Er zijn ook onderzoekers die verder zijn gegaan, zoals in het onderstaande naar voren wordt gebracht.
Op het forum van Nifterlaca is gediscussieerd over de oorsprong van de bekende uitdrukking ‘tot sint- juttemis’ waarvan de betekenis ‘nooit’ bij eenieder wel bekend zal zijn. Raadpleging van de inmiddels uitgebreide literatuur over deze uitdrukking leidde allerminst tot consensus. Tegenover degenen, die van mening zijn, dat de uitdrukking teruggaat op een bestaande heilige Sint Juttemis, staat de wijdverbreide opvatting, dat de heilige Sint Juttemis een gefantaseerde heilige is, een heilige die ‘nooit’ bestaan heeft. Minder discutabel is het geslacht van de bestaande of gefantaseerde heilige. Vandaar ook dat de naam volgens het Groene Boekje met kleine letters moet worden geschreven. Verreweg de meeste auteurs houden het op een vrouwelijke heilige met de naam Jutta of Judith. In historische bronnen wordt de naam van Sint Juttemis slechts een keer genoemd, te weten in de Kronieken van Roermond voor het jaar 1577 (6). Dit heeft ertoe geleid, dat men zich uitgeput heeft in het identificeren van vrouwelijke heiligen met de naam Jutta of Judith (7), die in de late middeleeuwen hebben geleefd, en heeft men gezocht naar argumenten voor de betekenis ‘nooit’, die werd ingegeven door de combinatie van de naam Sint Juttemis met de uitdrukking ‘als de kalveren op het ijs dansen’, die ook los gebruikt werd en wellicht later aan de naam van Sint Juttemis is toegevoegd. De meest gehoorde opvatting is, dat de naam van Sint Juttemis is afgeleid van Jutta van Arnstein, die halverwege de 12e eeuw in Duitsland heeft geleefd en van wie de feestdag op 17 augustus valt. Die datum zou wel heel onwaarschijnlijk zijn, wanneer dan de kalveren op het ijs zouden dansen. Daarmee komen we op de gevolgde methode, dat men zich bij het taalkundig en historisch onderzoek heeft laten leiden door de betekenis ‘nooit’. Opgemerkt zij, dat bij de identificaties van Jutta en Judith het achtervoegsel -mis zonder nadere verklaring buiten beschouwing is gelaten. (8)
Achtervoegsel -mis Afgezien van de vraag of Sint Juttemis een bestaande dan wel gefantaseerde heilige is geweest, was het voor mij ook een vraag, of de heilige Sint Juttemis wel een vrouw is geweest of misschien toch een man en of het achtervoegsel -mis niet letterlijk duidde op mis - missa, zoals we dat tegenkomen in kerstmis, nachtmis, Maria-Lichtmis, kermis enz., dus een mis ter ere van Sint Jut(te). De etymologie van kermis luidt: ‘van oorsprong is een kermis een jaarmarkt ter gelegenheid van de wijdingsdag van de parochiekerk van een plaats. Kermis is dan ook een verbastering van kerkmis of kerke-misse. Op die dag stroomde het volk samen om de patroonheilige te vereren en om zich te vermaken.’ Die etymologie brengt ons een stap verder, namelijk dat er sprake moest zijn van de naam van een patroonheilige Sint Jutte met een naar haar of hem genoemde kerk, waarvoor jaarlijks op de naamdag van de heilige een mis werd gelezen en een jaarmarkt werd gehouden. Een bijkomend argument zou kunnen zijn, dat het vrijwel uitgesloten is, dat de eenmalige vermelding van de naam van Sint Juttemis in 'de Kronieken van Roermond' (1781-1835) tot een algemene acceptatie van de uitdrukking tot sint juttemis zou kunnen leiden. Er moesten veel meer Sint Juttemissen hebben bestaan, maar geen ervan had het gebracht tot opname in de kerkelijke kalenders of litanieën, ook de gedoodverfde Jutta van Arnstein niet. De vraag, die dan aan de orde is, is of de naam Sint Jutte niet een verbastering is van een algemeen bekende patroonheilige van kerken in Nederland, waarvan de viering wat verder weg ligt dan het kerkelijke jaar (9). De uitdrukking luidt immers ‘tot sint juttemis’.
St. Vitus De naam die me het meest voor de hand lijkt te liggen is die van Sint Vitus (10), verbasterd tot Sint Jutte-mis of Sint Jutte-mus, een mannelijke heilige, patroon van tal van kerken en parochies, niet alleen in Nederland (met name in het Gooi), maar zelfs tot in Oost-Europa. Zijn naamdag (15 juni) ligt inderdaad wat verder weg in het kerkelijke jaar en sluit aan bij een andere uitdrukking: als Pasen en Pinksteren op een dag valt, dat wil zeggen nooit. De datum ligt na die van de ijsheiligen (11-15 mei), waarmee ook verband gelegd kan worden met de uitdrukking ‘als de kalveren op het ijs dansen’. (11) Wikipedia (Nederlands) geeft de volgende informatie over Sint Vitus:
‘St. Vitus [oorspronkelijk St. Vuitus of St. Veitus] is een heilige en martelaar van de rooms-katholieke Kerk en de orthodoxe Kerk. Vitus werd in de 3e eeuw na Chr. geboren op het eiland Sicilië. Hij was de zoon van een heidense senator. Rond zijn zevende (volgens sommige bronnen twaalfde) jaar bekeerde hij zich tot het christendom. Zijn vader trachtte hem op allerlei manieren van dit geloof af te brengen, waarbij de jonge Vitus zelfs gemarteld werd. Daarna ging hij naar Rome, waar hij trachtte de zoon van Diocletianus te genezen die krankzinnig geworden was. Hoewel hij hierin slaagde, werd hij toch het slachtoffer van de christenvervolging van Maximianus en Diocletianus. Ten gevolge van martelingen stierf hij uiteindelijk en hij bleef het christelijke geloof trouw. Binnen de katholieke traditie wordt St. Vitus gezien als een van de veertien heilige helpers, heiligen die worden aangeroepen om bepaalde ziekten te genezen. In het geval van Vitus, vooral bij zenuwaandoeningen. Vitus is de beschermheilige van dansers, zangers en epileptici, en schutspatroon van Het Gooi. Zijn naamdag is op 15 juni. Zijn relieken worden sinds 836 bewaard in het Duitse Corvey. Hij gaf zijn naam aan sint-vitusdans.’ (12)
Conclusie De literatuur over Sint Juttemis wordt gekenmerkt door giswerk en beredenering vanuit de tegenwoordige betekenis ‘nooit’. Daarbij wordt er vrijwel altijd van uitgegaan, dat Sint Jutta en naamsvarianten een vrouwelijke heilige betreft, meestal kluizenaressen. Aan de mogelijkheid van een mannelijke heilige wordt stilaan voorbijgegaan, maar juist de identificatie van een mannelijke heilige als St. Vitus als patroon van vele kerken verklaart de algemene bekendheid van de uitdrukking ‘tot sint juttemis’ . Enerzijds vanwege de vele kerken en parochies, die naar hem genoemd zijn en anderzijds omdat de viering van zijn naamdag (15 juni) buiten het kerkelijk jaar (Kerst-Pinksteren) en na de ijsheiligen plaatsvindt. Ervan uitgaande, dat het achtervoegsel -mis duidt op de RK eredienst, is St. Jut(te) een verhaspeling van de naam St. Vitus, oorspronkelijk St. Vuitus of St. Veitus.
Een reactie op het forum Nifterlaca d.d. 29 november 2014: ‘Op de site zag ik de link die je legde in de dag van Sint Vitus die een beetje buiten het jaar Kerst-Pasen(-Pinksteren) viel. Dat is een sterk post-tridentijnse insteek. Zeker in de middeleeuwen waren er drie belangrijke cycli: Kerst met de adventstijd en een kerstoctaaf, pasen met de lijdenstijd en het paasoctaaf en de drie feesten van St Johannes de Doper die in de zomer vielen (o.a. midzomerdag). De zomer was dus niet het lege gat dat nu in (vooral de protestantse) kerken naar voren komt, maar er was juist de Johannes cyclus.’
Noten, aantekeningen en bronnen:
1. www.heiligen.net
Referenties en literatuur: - Nifterlaca. www.nifterlaca.nl
|