Menterwolde Het Cisterciënzerklooster Menterwolde wordt voor het eerst beschreven in de kloosterkroniek van de abten van Aduard. Het klooster wordt door door de abt van Aduard gesticht in 1247 op de plaats van Kampwoude (Campis Sylvae). Het klooster heeft ten zuiden van de weg Nieuwolda en Nieuwolda-Oost gelegen, ook wel 'De Kamp' genoemd. Het klooster wordt al vrij spoedig bevolkt door een abt en twaalf kloosterbroeders, te weten de abt Eltatus en de broeders Eppo, Tetardus, Wigboldus, Heylko de onderprior, Ludolphus de opperkelner, Heiko de tweede zanger, prior Syardus, de schatbewaarder Tridebertus, Emleko voorzanger, Ludulphjus magister der Novicen en Sikko als diaken [3]. De plaats van het klooster wordt Woldkamp genoemd, Op de noordwesthoek van het klooster staat tegenwoordig de boerderij 'De Olde Stoeve'en aan de westzijde aan het begin van de oprit naar de boerderij zijn in 1975 resten van een vloertje van kloostermoppen gevonden van het poortgebouw van het klooster.
Menterwolde heeft ten zuiden van De Kamp, de weg tussen Nieuwolda en Nieuwolda-Oost gelegen. Het is in de eerste helft van de 13e eeuw gesticht als dubbelklooster, maar is al gauw gesplitst in een monniken- en een nonnenklooster. Deze hebben rond 1600 veel gronden in de omgeving in bezit. Bij verschillende opgravingen in de 20e eeuw blijkt dat de noordwesthoek van het klooster heeft gestaan waar tegenwoordig de boerderij 'De Olde Stoeve' gevestigd is.
Voor- en zijgevel van De Olde Stoeve. Rijksmonument. Fotograaf: R. Georgius. Bron: Rijksdienst voor Cultureel erfgoed. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International licentie.
Het dubbelklooster komt in de problemen in 1259 als men van hogerhand beslist dat de nonnen moeten vertrekken, omdat een dubbelklooster niet is toegestaan volgens de reglementen van de Cisterciënzers. De nonnen worden daarom verplaatst naar een nieuw kloostergebouw in het zuidelijker gelegen Midwolda De monniken blijven in Menterwolde. Vanwege de vernatting - en niet door het ontstaan van de Dollard, zoals ook wel wordt verondersteld – wordt het klooster Menterwolde in 1299 opgeheven en verplaatst naar het nieuwe klooster Menterne bij het huidige Baamsum. De eerste drie abten van het klooster Menterwolde zijn mogelijk in de kapel van de kerk begraven.
Ten noorden van Nieuwolda-Oost en Oostwolderhamrik hebben zich rond 1600 omvangrijke kloosterlanderijen van het Grijzemonniken- en Grijzevrouwenklooster bevonden. Hieronder ook de laag gelegen landerijen van het Nonnegat, later Nonnegaatsterpolder. Een deel van deze landerijen is mogelijk pas in de 16e eeuw in kloosterhand beland, toen de oorspronkelijke bewoners het dijkonderhoud niet meer hebben kunnen opbrengen en volgens de regels van het spaderecht hun landerijen hebben moeten opgeven.
Kloosterlingen aan het werk. Bron: Oude schoolplaat.
De monniken zijn dus verplaatst naar het klooster van Baamsum tussen Woldendorp en Termunten. Het vrouwenklooster in Midwolda is een afhankelijk klooster van Menterwolde en resorteert na 1299 ook onder die ban Baamsum. De nonnen gebruiken het zegel van Termunten. Het Grijze Vrouwenklooster wordt in 1569 geplunderd door de watergeuzen, waarop de abt van Aduard voorstelt om de nonnen te verplaatsen naar het Klooster Yesse. Niet alle nonnen gaan daarheen, waarop tussen de vertrekkers en blijvers onenigheid ontstaat over de verdeling van de inkomsten uit met name het voorwerk van het Grijzemonnikenklooster bij Baamsum.
Bij de reductie wordt het klooster genationaliseerd en moeten de overgebleven 6 nonnen (waaronder priores Frida Oomkens en proost Nicola Aspherdino) vertrekken.
De fundamenten van het kloosterterrein worden rond 1900 teruggevonden en in 1944 onderzocht door Albert van Giffen. Het kloosterterrein heeft ten zuidoosten van de oude kerk van Midwolda op 53°12 9°NB, 7°0′33″OL gelegen en vormt tegenwoordig onderdeel van een akkerbouwperceel.
Na de dijkdoorbraak in 1509 (Cosmas- en Damianusvloed) , als de nooddijk van 1454 breekt, komen ook de resten van Menterwolde onder water te staan. Sindsdien is de verwarring ontstaan dat Menterwolde door de Dollard overstromingen verplaatst is. De plaats van het klooster is nog in de 17e eeuw met enige nauwkeurigheid bekend.
Onder Nieuwolda ligt de plaats ‘de (olde) Stoeff’. Deze plaats is in 1951 archeologisch onderzocht en men heeft er alleen het grafveld gevonden. In 1975 wordt het poortgebouw van het klooster gevonden. De funderingen van het klooster worden in 1998 gevonden onder de boerenschuur op het terrein. Ook blijkt het kloosterterrein groter te zijn geweest dan men in 1951 gedacht heeft.
De nederzetting Menterwolde
Tussen de Heemweg en de Hoofdweg-Oost liggen de resten van oude akkers, alsmede enkele geëgaliseerde wierden. Een ervan heeft in 1599 bekend gestaan als 'Brorß Bult', kennelijk genoemd naar de kloosterbroeders. In de 19e eeuw staat een deel van het gebied bekend als 'De Blinken', letterlijk '(al dan niet bewoonde kweldereilanden'), wat mogelijk duidt op de overblijfselen van deze huiswierden.
Een ander toponiem in deze omgeving is Kornswold(a) of Corenswoldt, wat duidt op een veenontginningsdorp. Het gebied is tot nog toe buiten archeologische belangstelling gebleven. Volgens 19e-eeuwse overleveringen bevinden zich resten van een kapel onder de schuur van boerderij 'Dijkvliet'. Een houten bruggetje heeft bekend gestaan als Kapelvlonder. Ook zou er sprake zijn van een stenen voetpaadje dat in de bodem is gevonden. Opvallende perceelsnamen zijn verder ‘t Cruidt- of Kruidthof en Hoffvenne.
Gerelateerde artikelen: Het klooster Menterwolde bij Nieuwolda (dit artikel) Het Grijzevrouwenklooster te Midwolda. Het Grijzenmonnikenklooster bij Baamsum.
|