Winsum, torenkerk, rechtsvoor. De houten buitentrap is een bijzonder kenmerk van de kerktoren. Foto: Hardscarf, oktober 2010. Licentie: Creative Commons.
De toren van Winsum en de bouwmeester Matthias Kruijff
Dit artikel verscheen met illustraties in een iets andere versie in het Historisch Jaarboek Groningen 2010
Tijdens mijn zoektocht naar gegevens over de beeldhouwer Jan de Rijk stuit ik in de ‘Bijlagen van de stadsrekeningen’ op het bestek van toren van de Winsumer kerk. Het bestek is hier opgeborgen omdat er moeilijkheden met de bouwmeester Matthias Kruijff ziijn gerezen bij de definitieve afrekening van de toren. Het lijkt mij goed om naast het verhaal over de toren ook aandacht te besteden aan deze bouwmeester.
De toren van Winsum Op 25 juli 1688 rijden twee reiswagens over de onverharde weg van Groningen naar Winsum, door Adorp, Sauwerd, Wetsinge en Bellingeweer. In de wagens zitten de burgemeester van de stad Groningen, drie raadsheren, een raadsdienaar en Matthias Kruijff, die de stadsbouwmeester vervangt op deze tocht.
De winter is extreem koud geweest en deze koude is lang gebleven tot ver in het voorjaar1. Op deze dag is het echter uitzonderlijk warm en bij aankomst stapt het gezelschap ongetwijfeld uit bij een van de twee herbergen ‘De Carper’ of ‘Thoe Gennep’ gelegen ter weerszijden van de ‘Heerestraat’ (nu Hoofdstraat) bij de ‘Boog’, de brug over het Winsumerdiep2. Het doel van de reis is om de ‘kercke en toorn van Winsum in oogenschijn te neemen’ en een plan te maken voor broodnodig herstel3.
Dat burgemeester en raad van Groningen zich bemoeien met deze kerk is niet vreemd, want ongeveer honderd jaar eerder is de kerk eigendom van de stad geworden. In respectievelijk 1578 en 1584 worden de goederen van de gebroeders Pieter en Asinge Ripperda in Winsum gerechtelijk verkocht4. De stad verwerft dan onder andere twee borgen, de kerk met het kerkenland en vele landerijen. Hierbij inbegrepen zijn de aan dit bezit verbonden rechten. Eén van deze rechten is het collatierecht dat onder andere inhoudt dat de eigenaar daarvan de dominee en de koster benoemt. Om zijn machtspositie te onderstrepen heeft de stad in 1634 een raadsgestoelte in de kerk laten plaatsen5. Ook al maakt men nauwelijks tot geen gebruik van deze herenbank, het erin verwerkte wapen maakt duidelijk wie er de baas is.
Het gezelschap wordt hoogstwaarschijnlijk in de herberg ontvangen door Hermannus Warendorp, predikant en Aeylt Hendriks Formier, koster, kerkvoogd en schatbeurder6. De taak van de schatbeurder is onder andere om de administratie te voeren namens de stad en de huur van de kerkenlanden te innen en af te dragen. Vanuit de herberg gaan de acht mannen naar de kerk om te zien hoe de toestand is. De St. Maartenvloed van november 1686 heeft veel leed en schade in de provincie gebracht: honderden mensen verliezen het leven, veel vee verdrinkt en vele boerderijen en huizen worden weggevaagd7. De Winsumer kerk heeft indirect ook onder deze vloed geleden en herstel is nodig. Een deel van de noorder kerkmuur hangt uit het lood, en de toren geeft grote problemen. Men besluit eerst een aantal opties te overwegen en zich te bezinnen op mogelijke actie.
Kennelijk staat de toren niet direct op instorten, want pas op 14 mei 1691 komen burgemeester, twee raadsleden, Matthias Kruijff en een raadsdienaar opnieuw, nu om een wat definitiever plan te bespreken8. Vermoedelijk is bij dit bezoek het besluit genomen om de voorgenomen betere aansluiting van het pannendak aan de toren te laten vervallen en de toren rigoureus af te breken. Matthias Kruijff krijgt opdracht een uitgebreid bestek met een bijbehorende tekening en een kostenbegroting te maken9.
Foto: Portaal van kerk en toren. te Winsum. Foto: Hardscarf. Licentie: Creative Commons.
Op 23 mei 1692 wordt dit door hem eigenhandig geschreven bestek goedgekeurd en wordt hij aannemer van het werk voor een bedrag van ‘hondert rijxsdaelder’ plus de inkomsten uit de verkoop van ‘alle de olde mattereijalen’. Bij de afbraak van de toren moet hij het kerkruim tijdelijk met ‘plankettingen en dooren omheen dight macken op dat de oopene kerck daar door altijt gesloten kan worden.’ Het werk moet eind augustus 1693 klaar zijn.
Op 6 september 1692 komt het gezelschap opnieuw naar Winsum voor het leggen van de eerste steen10. De raadsdienaar heeft altijd als taak de tochten te organiseren, de reiswagens te huren en de verteringen met de herbergier af te rekenen. Op zijn declaraties van deze dag is een apart bedrag vermeld voor dit gebeuren, hoewel helaas zonder specificatie, zodat we niet weten wat deze uitgave inhoudt.
Daarna volgen nog een zestal reizen ter inspectie. Gedurende dit proces verandert de positie van Matthias Kruijff, hij volgt namelijk de inmiddels overleden stadsbouwmeester Harmen Clasen Wilts op11.
De gestelde opleverdatum van augustus 1693 wordt bij lange na niet gehaald. Slechts het torenlichaam is klaar volgens het opschrift links en rechts boven aan de geblokte, geel geverfde, natuurstenen hoeklisenen:
ANNO 1693 en DEN 14 AUGUSTI
De reden voor deze vertraging is niet bekend.
Pas op 19 oktober 1698 komen burgemeester, raadsheren, Kruijff en een raadsdienaar met twee wagens naar Winsum voor de oplevering12. Het is een koude herfstdag met een winters tintje: storm, regen en sneeuw13. In dit jaargetijde kiest men ongetwijfeld voor de Stadsweg over de Wolddijk langs Westerdijkshorn, Onderwierum, Onderdendam en vandaar over de Trekweg naar Winsum. Deze route is in natte tijden beter begaanbaar dan de weg langs Adorp.
Uit het bestek, waarvan helaas de bijbehorende tekeningen niet bewaard zijn gebleven, blijkt dat de bouwmeester geen grootse vernieuwingen kan doorvoeren. Zo moet de toren even hoog worden als de bestaande toren en de breedte moet buitenwerks ‘wijt’ zijn ‘zoals de olde is’. De toegangsdeur die zich aan de zuidzijde van de kerk bevindt, wordt volgens artikel 8 van het bestek verplaatst naar de nieuwe entree aan de westzijde. De oude deur met het ‘wapenstuck’ erboven, aangevuld met ‘eenigh sarckwerck’, en voorzien ‘met soodanige inscriptien en versieringen als an den annemer door de eedele heeren gecommiteerden ter hant gestelt zullen worden’ kan daar nog uitstekend dienst doen. In het gewelf van het portaal is een rond luik vereist om de luidklok die de stad in 1633 heeft laten gieten, naar boven te kunnen takelen14.
De spits van de toren moet bekroond worden met een spil, met ‘twee vergulde koperen knopen met een dito weerhaen daar op het wapen van Groningen’. Deze weerhaan is geen haan geworden, maar een vaandel met het stadswapen. De afbouw van de toren wordt in het volgende hoofdstuk over Matthias Kruijff besproken.
Matthias KruijffBij het eerste bezoek van de ‘stadsbestuurderen’ aan de kerk van Winsum in 1688 is als bouwkundige mee Mr. Matthias Kruijff, sinds 29 juli 1673 lid van het timmerlieden- en metselaarsgilde te Groningen1.
Hij is dat jaar met attestatie uit Amsterdam gekomen en op 12 juli in zijn nieuwe woonplaats getrouwd met Isabella Paschael uit Delft16. Dit echtpaar laat tussen 1675 en 1686 negen kinderen dopen17.
In 1699 hertrouwt Kruijff, met Anna Bruininck18. Dit huwelijk wordt gesloten te Vries en nu wordt vermeld dat Kruijff geboortig is uit Amsterdam. In 1712 volgt een derde huwelijk met Lutgertie Koijters, weduwe van Frerick ter Laer19 en in hetzelfde jaar vinden wij hem als stiefvader bij het huwelijk van Urbanus Vos en Alegonda ter Laar20.
Kort na zijn vestiging in de stad heeft hij een belangrijk aandeel bij het herstel van de in 1671 door bliksem in brand geraakte A-Kerk21. De veelomvattende restauratie die op deze ramp volgt, wordt uitgevoerd door de uit Zwolle afkomstige architect Abraham de Cock22. Kruijff wordt hierbij betaald voor ‘het veranderen en vermaecken’ van het bovenste deel van de toren23. In 1687, slechts vijf jaar later, is er een uitvoerig bestek voor ‘nootwendige’ reparaties aan dit deel van de toren24. Ook hiervoor tekent Kruijff voor de uitvoering. Blijkbaar is er iets grondig mis met de fundering van de toren, want al deze maatregelen verhinderen niet dat in april 1710 de toren volledig instort.
Verder voert hij diverse opdrachten uit voor de provincie, de stad Groningen en particulieren25. Voor de stad werkt hij in vele gevallen samen met en in opdracht van de stadsbouwmeester Harmen Clasen Wilts. Zonodig vervangt hij hem, zoals bij de toren van Winsum, waar hij in 1688 mee gaat ter inspectie en waar hij in 1692 bestek en tekening levert voor nieuwbouw26. Hij neemt dit werk aan voor een bedrag van ‘hondert rijxsdaelders’ met bovendien de inkomsten uit de verkoop van ‘alle de olde mattereijalen als doffsteen, hout, eijsser, leijen, loot niet uijtgesondert wat naem het oock heeft’.
Als in 1691 Harmen Clasen Wilts overlijdt27 ontstaat er een vacature voor het ambt van stadsbouwmeester. Het stadsbestuur aarzelt met de aanstelling van een opvolger en draagt de vele werkzaamheden die onder de bouwmeester vallen op aan de stadstimmerman. Aanvankelijk is dat Sytse Tonnijs en later Vincent Pijlen28. Pas begin juni 1693 besluit men Matthias Kruijff tot stadsbouwmeester aan te stellen29.
Het ambt van stadsbouwmeester is veelomvattend. Hij is verantwoordelijk voor de stadswallen, poorten, torens, grachten, bruggen, straten, openbare gebouwen en ambtelijke en diensthuizen in de stad; buiten de stad valt onder hem het onderhoud van alle in de provincie verspreide bezittingen van de stad, als sluizen, bruggen, wegen, kerken, scholen enzovoort. Hiervoor moet hij regelmatig de provincie in om deze bouwwerken te inspecteren oftewel ‘in oogenschijn te nemen’.
Daarnaast moet hij bestekken maken en uitschrijven, als landmeter kaarten maken indien nodig30, de benodigde materialen inkopen, soms tijdens meerdaagse reizen naar bv. Hamburg en Rotterdam, werknemers aansturen en de weekstaten bijhouden waarin de werkzaamheden en het daaraan bestede aantal dagen en uren worden verantwoord.
Zijn salaris bedroeg 500 Car.gl. ‘s jaars, te betalen in vier termijnen. In 1694 kregen Kruijff en zijn vrouw een vrije zitplaats in de Martinikerk, waarbij hij de verplichting had om ‘elk jaar de 3 hoofdkerken en torens te visiteren en de defecten te melden, zonder daarvoor iets te declareren’31. Hij behoorde nu tot de bovenlaag van de ingezetenen van de stad en woonde ‘op stand’ in de Oude Ebbingestraat bij de Poort.
Na een aantal jaren onstaan er moeilijkheden en wordt de stadsbouwmeester van verscheidene ‘abusen’ beticht. In de archieven vinden we daar de eerste vermelding van in 1697 bij de bouw van de Winsumer kerktoren die in 1693 opgeleverd moet worden en pas halverwege klaar is. Het geduld van het stadsbestuur raakt op: ‘dat het gebouw van de Winsumer toorn bij de boumester Matthias Kruijff om te maecken aengenomen niet wierde verveerdight, hebben de H: Heeren Borgemesteren en de Raedt de boumester Matt.Kruijff gelast om met den eersten het houdtwerck daer toe te verveerdigen, off dat desselfs tractement in cas van nalaetighheidt om het selve te effectueren sal werden ingehouden en verder daer in worden versien’32.
Dit dreigement heeft effect, want kort daarop is er een rekening van Claes Heijens, ‘statsferver’ voor het verven van houtwerk aan de Winsumer toren33. Op 19 oktober 1698 vindt de laatste inspectie van de toren plaats34.
Een maand na deze ‘oplevering’ volgt de opdracht voor betaling van het overeengekomen bedrag van honderd rijksdaalders aan Matthias Kruijff35. Hierbij wordt echter niet gesproken over het afrekenen van de hem toekomende inkomsten uit de vrijgekomen ‘olde mattereijalen’. Dit is niet volgens de afspraak en Kruijff dient dan ook een request in op 9 maart 1699. Dit eerste request is niet voldoende en in november 1699 wordt een tweede request van hem behandeld36. Hierin schrijft hij: ‘dat bij het afbreken van de toorn ’t welck geoordielt wierde duffsteen te wesen, vlinten en veel onduchtige materialen gevonden sijn…..’. Uit de afbraakmaterialen zijn dus volgens hem veel minder inkomsten gekomen dan hij bij het aannemen van het werk gedacht heeft. Een speciaal hiervoor ingestelde onderzoekscommissie buigt zich over de kwestie en komt tot de conclusie dat ‘wegens overbouw (meerwerk) an de Winsumer toorn gedaen toegelegt twee hondert en vijf en twintigh Car. gl., dies dat de balcke soo de stadt daertoe gelevert hier an sal werden gekortet…’. Voor deze op kosten van de stad aangekochte balk wordt een bedrag van vijftig gulden vastgesteld. Op 3 maart 1700 tekent Kruijff voor het uiteindelijke bedrag van 175 Car.gl.
Deze kwestie is dan voor alle partijen naar tevredenheid opgelost, maar het stadsbestuur blijft moeilijkheden ondervinden met zijn stadsbouwmeester. Ruim een maand later wordt Kruijff aangesproken op het niet laten repareren van een deel van de stadsweg37. En in 1702 wordt ‘de bouwmr. gecondemneerd om te betalen voor het meerwerck door zijn slecht advies… met …100 gl. ieder kwartaal van sijn tractement inhouden…’38. In hetzelfde jaar 1702 wordt ‘….bouwmr. gelast een lijst van stadsinstrumenten aan de rekenkamer over te geven…’39. Kennelijk loopt het vertrouwen in het functioneren van de bouwmeester steeds verder terug, zover zelfs dat men op 16 oktober 1704 besluit dat ‘….de dagregisters mede door zijn knecht getekend worden….’40. En inderdaad zijn in het volgend jaar alle werkstaten met verantwoording van materialen en uurlonen voor onderhanden zijnde projecten mede ondertekend door Hans Frericks. Hij is de knecht die bovenaan elke wekelijkse loonlijst staat, het meeste verdiende en die Kruijff vervangt wanneer die enkele dagen buiten de provincie op reis41 is om bv. in Amsterdam, Rotterdam, Hamburg, Emden of Bremen hout, steen en ijzer in te kopen. Alhoewel de functie van onderbouwmeester in 1680 ‘gemortificeerd’42, opgeheven, is, wordt op deze manier die positie toch weer ingevuld door de eerste knecht.
Eind 1705 valt het doek voor Kruijff: ’16 november…. Bouwm.Kruijff gelast de sleutels van het stadsmagazijn aan de artillerijmr. Mepsche te overhandigen….. en bouwm. Kruijff om verscheide abusen van sijn plaats gesuspendeert, en Hans Frericks bij provisie aangestelt….’43. Op 10 december 1705 wordt er een commissie ingesteld ‘….om te assisteren bij de overlevering der stadsmaterialen aan de tegenswoordige bouwmr….’44. Deze nieuwe stadsbouwmeester is de reeds op 5 december beëdigde Allert Meijer45.
Wat er precies voorgevallen is tussen stadsbestuur en Kruijff komen we helaas niet te weten. Heeft hij ruzie met enkele leden van de Raad, belemmeren huiselijke moeilijkheden of ziekte hem bij de uitvoering van zijn taken, neemt hij te veel hooi op zijn vork? Hij krijgt tot zijn dood geld van de stad blijkens de jaarrekeningen van 1706: ‘….doch van sijn dienstes geexcuseert zijnde geniet jaerlyx gedurende sijn leven tot sijn noodigh onderhout vier hondert Car.Gl…..’46. Wicher Wichers schrijft in die tijd een brief over deze zaken aan Scato Ludolph Gockinga te Den Haag: ‘Wonsdach hebben de Heeren van de Raad Matthias Kruijf geexcuseert en Allert Meyer op de tractementen en emolumenten tot het ampt gehorich weder als boumester angestelt en uit een over vloeyende consideratie den eersten tot sijn onderhout vierhondert gulden des jaers toegelegt.’47
Voor de provincie vervult hij na dit ontslag nu en dan een opdracht. Zo krijgt hij op 3 februari 1712 een klein bedrag uitbetaald voor zijn bemoeienis met de kerk, de toren en de klokkenstoel van Veendam: ‘…en aen de bouwmr.Kruijff voor sij moeijte 12 car.gl.’48. Kruijff overlijdt in 1713, want in dat jaar krijgt hij van de stad alleen het eerste kwartaal uitbetaald49.
Meer lezen: De torenkerk van Winsum, een artikel over de kerk zelf.
Noten: 1 J.Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, Franeker 2006, blz 144.2 J.E.Muntinga, G.A.Brongers, Enige aspecten over topografie, landbouw en bedrijfsleven van Winsum, Winsums Verleden, Groningen 1957, blz.231 3 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1688, folio 360 4 W.J.Formsma, Winsum vóór 1850, W.J.Formsma, Winsum, Gedenkboek 1982, Groningen 1982, blz.47 5 GrA Toegangsnr.1605, inv.nr. M32/6 6 Muntinga 1957, blz.198 7 A.Wester, Kroniek, Winsums Verleden, Groningen 1957, blz.245 8 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1691, folio 362 9 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1698, folio 370 10 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1692, folio 364 11 Zie voor deze benoeming het gedeelte over Matthias Kruijff 12 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1698, folio 363 13 Buisman 2006, blz. 264 14 B.Raangs, De Hervormde Kerk van Winsum (Gr.) z.j., blz.7 15 GrA Rekeningen Roode of Burgerweeshuis, inv.nr.70 R, folio 19 verso 16 GrA DTB 1673 17 GrA DTB 1675-1686 18 GrA DTB 1699 19 GrA DTB 1712 20 GrA DTB 1712 21 GrA Rekeningen van ontvangsten en uitgaven tot herbouwing van de A-Kerk en toren over de jaren 1672, 1673, 1674 en 1675 22 GrA Toegangsnummer 1605, inv.nr.160 R, folio 44, 25-01-1673 23 GrA Toegangsnummer 1605, inv.nr.160 R, folio 38, 20-02-1675 24 GrA Resoluties B en R 29-07-1687 25 Zie voor diverse bestekken: G.A. Toegangsnr.1, inv.nr. 538 (1676), inv.nr 545 (1686), inv.nr.546 (1687), inv.nr.547 (1688), G.A. III L 34, folio 257 26 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1698, folio 370 27 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1691, folio 395; hier tekent zijn weduwe op 21 mei voor ontvangst van het tractement 28 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1693, weekstaten 29 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1693, folio 361; hier wordt hij op 21 juni ‘Baumester’ genoemd. Vanaf 23 juni 1693 maakt hij de weekstaten op als stadsbouwmeester 30 GrA III x 72 folio 255 31 GrA Alfabetisch register op stadsresoluties B en R, 12-2-1694 32 GrA Bijlagen stadsrekeningen 1697, inv.nr. 314 R 33 GrA Bijlagen stadsrekeningen 1699, folio 189 34 GrA Bijlagen stadsrekeningen 1698, folio 363 35 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1698, folio 370 36 GrA. Bijlagen Stadsrekeningen 1700, folio 372 37 GrA Register Stadsresoluties deel 1, 1700, blz. 176 38 GrA Register Stadsresoluties deel 1, 6-2-1702 39 GrA Register Stadsresoluties deel 1, 2-6-1702 40 GrA Register Stadsresoluties deel 1, 16-10-1704 41 GrA Bijlagen Stadsrekeningen 1705, folio 341 42 GrA Register Stadsresoluties deel 1, 7-8-1680, blz.3 43 GrA Stadsresoluties B en R, 16-11-1705 44 GrA Stadsresoluties B en R, 10-12-1705 45 GrA Stadsresoluties B en R, 5-12-1705 46 GrA Stadsrekeningen 1706 folio 314 verso 47 GrA Familie-archief Gockinga, 515, inv.nr. 4a; met dank aan dr.Johan de Haan voor deze brief en andere gegevens 48 GrA Bestekken Stad en Lande 1712, inv.nr 555, blz.347 49 GrA Stadsrekeningen 1713
Bronnen: 1. PGWH. Protestantse Gemeente Winsem-Halfambt, Freerk Veldman
|