Geschiedenis van Feerwerd
Feerwerd
De eerste vermelding van Feerwerd dateert waarschijnlijk uit 820, waar een zekere Diederik een deel van zijn erfgoed Feerwerd schenkt aan het klooster van Fulda, bij zijn intreding in dit klooster. Diederik is de eerste graaf die wordt genoemd in het gebied tussen de Lauwers en Eems. 'Werd' komt van het Oudfriese 'wrt' (wierde), maar de herkomst van 'Feer-' is onbekend. Het wordt net als 'Fer-' bij Ferwerd wel gezien als de onverbogen vorm van de mansnaam 'Feder', identiek aan het Oudfriese 'feder' dat 'vader' betekent.
Feerwerd is een klein dorp in de landstreek Middag, tussen Ezinge, Garnwerd en Aduarderzijl. Feerwerd (Gronings: Fiwwerd) is een klein dorp in de gemeente Westerkwartier. Het dorp telt ruim 520 inwoners, van wie er ongeveer 170 in het dorp zelf wonen. De overigen wonen in Aduarderzijl en de Feerwerdermeeden.
Het dorp ligt op een dubbelwierde, die doorsneden wordt door het Oldehoofsch kanaal. De meeste woningen staan ten noorden van dit kanaal en dateren vooral uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Deze dicht op elkaar staande bakstenen huizen met hun bijbehorende daken langs de Valgeweg, Aldringaweg en Oosterweg vormen samen het compacte oude dorpscentrum. Het hele dorp is aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Tekening 'Feerwert' door Schouwman, 'gezicht op Feerwerd), Aart Schouman, 1772. Bron: Rijks Universitair Bibliotheek Leiden. Licentie: Publieke Domein.
Rondom het dorp liggen een aantal gehuchten die onder het dorp vallen. Een viertal hiervan ligt langs het Aduarderdiep ten oosten van het dorp. Van noord naar zuid zijn dit Aduarderzijl, Schifpot, Bolshuizen en Brillerij. In de laaggelegen polder Feerwerdermeeden ten zuiden van het dorp liggen de gehuchten Beswerd en Joeswerd, die tot 1900 onder buurdorp Garnwerd hebben gevallen en daar kerkelijk nog steeds toe behoren. Ten noordwesten van het dorp ligt het Lucaspad, de oude wegverbinding naar Ezinge, die in de jaren 1930 is verbeterd tot fietspad in opdracht van de toenmalige Ezinger burgemeester Lucas Wildervank de Blécourt. Ten westen van het dorp liggen restanten van de stroombedding van de vroegere Middagster Riet, die onderdeel heeft gevormd van het Peizerdiep, maar na de doorbraak van de Kliefsloot rond 800 langzamerhand is dichtgeslibd.
De Feerwerdertocht. De houten brug ('de houten brug, ligt op de plaats der oude'). Fragment van de plankaart uit 1825 voor het aan te leggen Oldehoofsch kanaal met de bestaande situatie. De nieuw aan te leggen houten brug is hier ingetekend bij de oude noordelijke brug. Later is echter besloten om deze in het midden te plaatsen bij de bestaande voetbrug. Plattegrond van Feerwerd met de lus van de Feerwerdertocht voor het graven van het Oldehoofsch kanaal tussen 1825 en 1827. Uitsnede van de "Kaart van het Aduarderdiep als mede van de Feerwerder en Ezinger Togten met de Oldenhoofster Riette en derzelver dwarsprofielen, aanduidende het project vanwege het aanleggen van trekwegen langs gemelde kanalen en verwijding van dezelve benevens het graven van delen nieuwe kanalen tusschen de dorpen Feerwerd, Ezinge en Saaksum" van W. van Rees (1825). Bron: RHC GA, Beeldbank Groningen. Licentie: Publieke Domein.
De doorgaande wegen door Feerwerd hebben tot begin 19e eeuw hoofdzakelijk langs de hogere plekken in het landschap gelopen en omzeilen dan waar mogelijk de waterlopen. Dit zijn de Meedenerweg naar het zuidelijker gelegen Aduard geweest, het Lucaspad en de Allersmaweg naar Ezinge en de Zijlsterweg via Aduarderzijl en de Antumerweg naar Garnwerd. Deze kleiwegen zijn volgens de regels van het Aduarderzijlvest onderhouden door de eigenaren van de landerijen aan deze wegen.
Tot het graven van het 'Oldehoofsch kanaal' stroomt de Feerwerdertocht op deze plek door het dorp. Deze afwateringssloot is vroeger ook wel gebruikt voor het vervoer van goederen, maar in 1757 wordt geschreven dat het vervoer is gestopt omdat de bewoners hun goederen dan via Het Schoor overzetten op schepen over het Reitdiep. Over deze waterloop hebben in Feerwerd twee bruggen gelegen: een aan westzijde (westertil) en een aan oostzijde (oostertil) van de wierde, aan de buitenrand daarvan. Dit is nog zichtbaar aan de loop van de wegen aan noord- en zuidzijde van het huidige kanaal. Bij het graven van het Oldehoofsch kanaal zijn beide bruggen vervangen door een nieuwe brug in het centrum van het dorp, die een voetbrug op deze plek heeft vervangen. Deze houten brug wordt in 1885 vervangen door een stenen brug.
Er is tot de Tweede Wereldoorlog een vervoersdienst (beurtveer) uitgevoerd over het kanaal van Ezinge via Feerwerd en Garnwerd naar Groningen. Lange tijd is dit per snik, vanaf 1910 de stoomboot en later met een dieselboot. Langs de zuidzijde van het kanaal wordt bij het graven met grond uit het kanaal het talud versterkt en een verbreed jaagpad met rolpalen aangelegd, dat tussen Saaksum en Feerwerd al snel is uitgegroeid tot puinweg. In 1859 is deze weg verbeterd tot grindweg, gevolgd door de overige wegen tussen 1870 en 1880, die met geld uit de in 1862 (in 1875 definitief) geliquideerde Ommelander kas worden bekostigd.
Nadat in 1933 een brug over het Reitdiep bij Garnwerd en in 1939 een brug over het Aduarderdiep bij Schifpot is gelegd, krijgt Feerwerd een kortere wegverbinding met het oosten. Naast de brug in Feerwerd staat nog een oud kilometerpaaltje dat herinnert aan de tijd dat Feerwerd nog aan het einde van een westelijke wegverbinding naar Groningen heeft gelegen, die 2 kilometer langer is geweest dan de huidige oostelijke wegverbinding.
In 1920 wordt de NV Autobus Onderneming 'Noordelijk Westerkwartier Groningen' (A.N.W.G.) opgericht in Ezinge, waarvan een bus wordt gestald in Feerwerd in een nieuw bus depot aan de Valgeweg 4. Deze bus rijdt vanaf Feerwerd via Oldehove naar Groningen. In 1922 volgt garagebedrijf Huizinga uit Groningen met een eigen Huizinga's Auto Bus Onderneming (HABO), die vanaf Ezinge via Feerwerd en het Aduarderdiep naar Groningen heeft gereden. Na nog een aantal wisselingen worden alle busdiensten in 1944 verplicht opgenomen in de Gado en vanaf 1998 in de busdiensten die de concessies voor het noordelijk busvervoer uitvoeren. Vanaf 2018 wordt de lijndienst alleen nog door de week uitgevoerd naar het treinstation Winsum. In 1968 is het bus depot in Feerwerd opgeheven.
Zicht op de wierde van Feerwerd. Foto: Marco Roepers, 26 juni 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
Oud Feerwerd
Landschap Middag
De voeten droog houden
Feerwerd ligt, zoals de uitgang 'werd' al aangeeft, op een wierde: een kunstmatig opgeworpen woonheuvel. Omstreeks 600 jaar v. Chr. wagen zich de eerste bewoners in dit gebied. Het zijn waarschijnlijk de vruchtbare kleigronden die mensen vanaf de Drentse zandgronden naar deze streek hebben gelokt. Het leven hier is in die tijd zeer riskant; het landschap bestaat in die tijd uit een kweldergebied waar de zee vrij spel heeft. Tweemaal per etmaal dringt het zeewater door prielen en geulen de boomloze vlakte binnen, om bij eb weer zeewaarts te stromen. De eerste bewoners zoeken dan ook zoveel mogelijk die plaatsen op die door natuurlijke aanslibbing wat hoger zijn komen te liggen. Maar echt veilig voelt men zich niet op de oever- en kwelderwallen die bij stormvloeden geen enkele beschutting meer bieden. Daarom gaat men in de loop van de tijd er toe over de woonplaatsen, die ook als gevolg van huisafval en mest geleidelijk aan hoger zijn komen te liggen, doelgericht op te hogen met klei en kwelderzoden. Op deze wijze zijn de wierden in het landschap ontstaan.
Een nieuw wapen tegen het water
In de middeleeuwen wordt een nieuw wapen tegen het water gevonden: de dijken. De eerste bedijking wordt min of meer ringvormig tussen de inhammen van de zee uitgevoerd. Zo ontstaan door dijken omringde 'eilanden'. Middag, de landstreek waarin Feerwerd is gelegen, is één van de oudste bedijkte 'eilanden'. De Oldijk, een slingerend weggetje dat van Ezinge naar Den Ham voert, is waarschijnlijk in de 11e of 12e eeuw aangelegd.
In het begin is de bedijking defensief. Men beschermt de bewoonde en in cultuur gebrachte gebieden. Vanaf de 13e eeuw wordt de bedijking offensief, waarbij bewust land veroverd of heroverd wordt op de zee. De bedijking maakt het mogelijk om op den duur de boerderijen in het vlakke land te bouwen, waar meer ruimte is om te wonen en gewassen te verbouwen. Talrijke, vooral kleine woonheuvels waarop eertijds slechts één of een paar boerderijen hebben gestaan, worden op deze manier verlaten. Ze zijn nu de stille getuigen van een ver bewoond verleden.
Feerwerd is één van de grotere wierden die wel bewoond is gebleven. Al rond het begin van de jaartelling is Feerwerd een dorpswierde met meerdere boerderijen. Van de vroegste behuizing is niets overgebleven.
Rechtstoel
Feerwerd heeft een van de rechtstoelen in Groningen gevormd. Het rechtsgebied heeft 15 ommegangen geteld. Het dorp vormt dan ook een van de schepperijen van het Aduarderzijlvest. Later wordt het onderdeel van de schepperij van Ezinge, waarbinnen het de middelkluft vormt, die afwatert via de Feerwerdertocht op het Aduarderdiep. Tot de schepperij heeft ook Schilligeham behoord.
'D Olle Schoul', de voormalige school is nu het dorpschuis van Feerwerd. Foto: Harde Sjaal, september 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
School
De kinderen van het dorp worden vroeger onderwezen in een kerklokaal. In 1861 is een school gebouwd aan de Valgeweg nr. 7, bestaande uit twee lokalen met ernaast een meesterswoning aan de Valgeweg 5. In 1936 worden grotere vensters in de zuidmuur van de school geplaatst en zijn de overige vensters dichtgemetseld. Hoewel de Gedeputeerde Staten van Groningen in 1938 adviseren om een nieuwe school te bouwen in Feerwerd en de oude scholen in Ezinge en Feerwerd te sluiten, wordt door de gemeenteraad in 1940 besloten om de school in Feerwerd te sluiten en de kinderen voortaan in Ezinge les te geven. Volgens Olthuis is dit omdat er te weinig kinderen in Ezinge zijn, maar er speelt ook mee dat door de afname van de werkgelegenheid in de landbouw begin 20e eeuw de werkgelegenheid bij Aduarderzijl zo goed als verdwijnt, waardoor het aantal kinderen dat van daaraf de school in Feerwerd bezoekt ook sterk terugloopt. Het is daarom logischer om de school naar Ezinge te verplaatsen. Nadat de school achtereenvolgens tijdens de oorlog als distributiekantoor en vanaf 1955 gymnastiekgebouw dienst heeft gedaan, wordt het gebouw na een grote verbouwing tussen 1976 en 1978 in gebruik genomen als dorpshuis.
Overige gebouwen in het dorp
Het voormalige diaconiehuis aan de Aldringaweg nr 10, uit 1904 heeft vroeger uit vier woningen bestaan. De ingang van de noordelijke en zuidelijke woning is in de zijgevel geweest, de beide andere woningen zijn alleen vanaf de achterzijde te bereiken. Er wonen bij gebrek aan armen soms ook andere gezinnen. In de jaren 1960 zijn de woningen samengevoegd tot twee woningen en in de jaren 1980 tot één woning.
Aan zuidzijde van het dorp staat de molen Joeswert, aan de Mentaweg nr. 1A) uit 1855. In deze molen wordt, als een van de weinige nog spelt gemalen. De eenlaags molenaarswoning met schilddak aan de Mentaweg 1 dateert uit dezelfde periode. De vroegere sarrieshut, die bij een voorganger van deze molen heeft gehoord, is volgens Ter Laan afgebroken in 1939.
Landelijk pand onder laag schilddak met hoekschoorstenen. Valgeweg 9. Rijksmonument nr. 15552. Foto: Harde Sjaal, september 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
Langs de Valgeweg staan een aantal deels neoclassicistische rentenierswoningen met schilddaken uit het derde kwart van de 19e eeuw. Voorbeelden hiervan zijn Valgeweg 9, 11, 12 en 16. Ook de oude kruidenierswoning aan de Aduarderdiepsterweg 1 bij Schifpot behoort hiertoe.
Pand onder zadeldak met wolfseinden. Valgeweg 11 te Feerwerd. Rijksmonument nr. 15554. Foto: Harde Sjaal, september 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
Langs de Onnesweg heeft vroeger de villa Onnesbörg van de steenfabriek eigenaar Kamerlingh Onnes gestaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is dit huis gebruikt voor de huisvesting van Belgische geïnterneerden, waarna het huis rond 1920 wordt gesloopt. Op de plek van het huis zijn vervolgens twee dubbele arbeiderswoningen gebouwd, aan de Onnesweg 6-12 (even). Voor nummer 10 en 12 ligt bij elk van beide woningen de helft van de oude stoep van de vroegere villa.
Pand onder schilddak met twee hoekschoorstenen. Valgeweg 12. Rijksmonument nr. 15555. Foto: ©Harm Hillinga, 2010.
Boerderijen en andere bezienswaardigheden buiten de kom
De Mentaheerd (Mentaweg 2) ligt aan noordzijde van de weg van Ezinge naar Feerwerd en is bereikbaar over een eigen ophaalbrug over het Oldehoofsch kanaal, dat hier de loop volgt van het vroegere Peizerdiep. De boerderij is omgracht en wordt deels door boomsingels omringd. De Mentaheerd wordt voor het eerst genoemd in 1492 en is een edele heerd met grietenijrecht geweest en collatierecht in Ezinge. Met dit dorp heeft de boerderij voor het graven van het kanaal een wegverbinding via de Frouwemaheerd naar de Allersmaweg. Naar Feerwerd heeft in die tijd alleen een voetpad gelegen. De boerderij is tot het graven van het kanaal verantwoordelijk geweest voor het onderhoud aan de Feerwerdertocht en de Oostertil in het dorp. Het is een zeer grote boerderij geweest met in 1741 49½ grazen eigen land en 31½ grazen beklemd land. In 1755 is de boerderij met 138½ grazen land het grootste boerenbedrijf van Ezinge. Enkele decennia later worden de landerijen echter gesplitst. Eigenaar Klaas Olferts Cleveringa is van 1811 tot 1813 burgemeester van Ezinge geweest. In 1967 zijn de bedrijfsgebouwen na brand herbouwd. In 1990 wordt het een woonboerderij.
Landelijk pand aan de Valgeweg 16 te Feerwerd. Rijksmonument nr. 15556. Foto: Harde Sjaal, september 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
De kop-hals-rompboerderij Groot-Beswerd aan de Meedenerweg 23 bij Beswerd ten zuiden van het dorp dateert in haar huidige uitstraling uit de eerste helft van de 19e eeuw. Deze boerderij heeft een lang voorhuis met zadeldak en topgevels. De achtermuur van het woonhuis bestaat uit kloostermoppen. Dit is mogelijk een restant of hergebruik van de boerderij Olt Luersema, die al in de 15e eeuw genoemd wordt.
Ten noordwesten van het dorp ligt de begraafplaats uit 1873, die omringd wordt door karakteristieke oude kastanjebomen.
Langs het Oldehoofsch kanaal staan nog drie rolpalen, die in 1967 zijn verwijderd, maar in 1974 zijn herplaatst.
Er staan nog 3 Rolpalen (voor de vroegere trekvaart) aan het Oldehoofsche kanaan bij Feerwerd. Rijksmonument nrs. 510777, 510778 en 510779. Foto: Harde Schaal, september 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
Les- en opslagschuur achter Aduarderdiep 1 in het gehucht Schifpot. Rijksmonument nr. 15551. Foto: Harde Sjaal, oktober 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
Sport
In 1930 wordt voetbalvereniging VV Ezinge opgericht en in 1937 gymnastiekvereniging E.F.G. (Ezinge-Feerwerd-Garnwerd). De E.F.G. komt vanaf 1955 samen in het voormalige schoolgebouw en het café aan de Torensmaweg. VV Ezinge heeft op een terrein bij Feerwerd gespeeld. In 1950 is door de Dienst Uitvoering Werken ten westen van het dorp een sportpark voor deze drie dorpen aangelegd, dat sindsdien de thuisbasis vormt van beide sportclubs. Dit sportcomplex is later nog uitgebreid met een veld aan noordzijde. In 2018 is een deel van het sportpark heringericht als fitnessterrein onder de naam 'De Dikke Tien'.
Woonhuis: Interieur winkel, overzicht plafond met originele kleur. Rijksmonument nr. 15551, Aduarderdiep 1. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Gerard Dukker, 31 januari 2005. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International -licentie.
Woonhuis: Interieur winkel, overzicht toonbank. Rijksmonument nr. 15551, Aduarderdiep 1, Feerwerd. Bron: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, 13 januari 2005, Gerard Dukker. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International -licentie.
Woonhuis: Interieur winkel, overzicht kastenkast met laden. Rijksmonument nr. 15551, Aduarderdiep 1, Feerwerd. Bron: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, 13 januari 2005, Gerard Dukker. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International -licentie.
Woonhuis: Interieur winkel, zekeringkast.Rijksmonument nr. 15551, Aduarderdiep 1, Feerwerd. Bron: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, 13 januari 2005, Gerard Dukker. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International -licentie.
Woonhuis: Interieur, overzicht woonkamer met schouw. Rijksmonument nr. 15551, Aduarderdiep 1, Feerwerd. Bron: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, 13 januari 2005, Gerard Dukker. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International -licentie.
Diversen
De dorpsbewoners hebben vroeger de schimpnaam 'katten(vreters)' gehad die terug zou gaan op een gezin dat uit armoede een kat heeft opgegeten. Een andere oude schimpnaam is 'Egyptenoaren' (zigeuners).
Op een boerderij ongeveer 3 kilometer ten zuiden van het dorp is in 1971 de muntschat van Feerwerd gevonden. Deze bestaat uit ruim 500 munten uit de 15e en 16e eeuw en bevindt zich sindsdien in het Groninger Museum.
In 1972 wordt door een landbouwvliegtuig per ongeluk een lading gif geloosd over het dorp. Het betreft het middel terratin, dat in die tijd gebruikt word tegen de aardappelziekte. Vanwege de giftige zink- en tin verbindingen moeten de groenten in het dorp een tijdlang worden gewassen alvorens deze kunnen worden gegeten.
Feerwerd vormt in 1979 een van de decors van de film 'Het teken van het beest' over IJje Wijkstra, waarin bijna de helft van de dorpsbewoners heeft gefigureerd.
De Jacobuskerk van Feerwerd is bijna altijd open voor bezoekers en je kunt er een heerlijk kopje koffie drinken. Foto: ©Harm Hillinga, 2016.
De Jacobuskerk
Het oudste gebouw van Feerwerd, de Jacobuskerk, dateert uit de 13e eeuw en wordt dus ongeveer 1300 jaar nadat de eerste mensen zich hier hebben gevestigd, gebouwd. Oorspronkelijk zijn er drie gewelven, waarvan de bogen nog in de noord- en zuidwand te zien zijn. In de loop van de eeuwen is de kerk diverse malen verbouwd. Zo zijn in de zeventiende eeuw de oorspronkelijke vensters dichtgemetseld en wordt de kerk van nieuwe ramen voorzien. In de negentiende eeuw keert men terug naar de oude indeling. In 1859 is de toren aan de westzijde tegen de kerk aangebouwd. Deze vervangt een klein, rond koepeltorentje dat aan de westzijde op het dak heeft gestaan. Aan de houten toren herinneren nog twee opschriften op de balken van de huidige toren.
In de jaren zestig van de twintigste eeuw heeft Feerwerd zijn eigen toren van Pisa. Doordat de Feerwerder toren gedeeltelijk is gebouwd op de fundamenten van de kerk, is de toren in de loop van honderd jaar langzaam naar het westen geheld. Met veel steun van de bevolking is de toren in 1968 hersteld.
Voormalige hervormde pastorie
van Feerwerd. Rijksmonument nr. 510819. Foto: Hardscarf, september 2012. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported -licentie.
De oorspronkelijke klok uit 1466 hangt nu in de kerktoren van Oostum. Het verhaal gaat, dat bij een twist tussen Feerwerders en Oostumers, laatstgenoemden de klok als oorlogsbuit meevoeren naar Oostum. In 1826 krijgt Feerwerd een nieuwe klok die echter geen lang leven beschoren is. Op 27 november 1882 valt de klok naar beneden. Ook de daaropvolgende klok uit 1883 is inmiddels verdwenen. In 1943 leggen de Duitsers beslag op deze klok. De huidige klok dateert uit 1950.
Zeer bijzonder is een vondst die in 1936 gedaan wordt onder de houten vloer. De plaatselijke timmerman en zijn beide zonen ontdekken hier de grafkelder van de jonkerfamilie Aldringa. Boven de grafkelder liggen vijf prachtige grafstenen waarvan één de volgende inscriptie heeft:
'Dit is de inganck van Jonker Aldringa kelder'.
Borgen
Aldringaborg
Feerwerd heeft vroeger twee borgen gehad. De Aldringaborg, die in de 16e en 17e eeuw bewoond wordt door de jonkerfamilie Aldringa, heeft op de plaats van de huidige boerderij 'Ol Bos', direct ten noorden van het Lucaspad gestaan aan Zijlsterweg 4. In 1658 wordt de borg omschreven als
'een schoon en welbetimmerd huis met allerhande accomodaties van kamers, keuken, kelder, brouwhuis, paardenstal, een goede schuur, twee schone hoven met vruchtbomen en andere plantages, een moestuin, poorten, brug, grachten en singels, met 72 grazen land, gerechtigheden, item een kelder, "begrafenis" en gestoelte in de kerk'.
De eerst bekende Aldringa is Jebbo, die omstreeks 1548 is geboren. Zijn zoon Popco erft de borg. Deze sterft in 1624 kinderloos, waarna de borg in handen komt van Popco's neef Jebbo. Naast 'hoofdeling', de plaatselijke machthebber van Feerwerd, is Jebbo 'schepper', bestuurder van het waterschap, van Aduarderzijl, gedeputeerde van Stad en Ommelanden en curator van de universiteit. Jebbo overlijdt in 1658. Vanaf dat jaar tot in de 18e eeuw wordt de borg diverse malen verkocht. Eén van de koopsters is in 1697 Maria Commersteyn geweest, Vrouwe van Poelgeest en Koudekerk. Zij is getrouwd met Gerard Schatter uit Petten. Schatter is in 1695 wegens verduistering van landsgelden voor eeuwig uit Holland en Utrecht verbannen. Ook in Feerwerd leeft Schatter geen rustig leven. Hij en zijn vrouw liggen met elkaar overhoop over het bezit van de borg die Schatter op zijn naam heeft gezet met het geld van zijn vrouw. Na een echtelijke ruzie vertrekt Schatter naar de stad Groningen terwijl zijn vrouw met medeneming van paard, haver en meubelen bij haar dochter en schoonzoon op de Englumborg gaat wonen. Tussen Maria en Gerard is het nooit meer goed gekomen.
De laatste eigenaar is in 1734 de stad Groningen geweest. Deze heeft echter alleen belang bij de rechten die bij de borg behoren. In 1735 wordt de Aldringaborg voor 675 gulden voor afbraak verkocht. Het bijbehorende land is in 1810 door de stad Groningen verkocht.
In het begin van de 20e eeuw is de vroegere borgstee nog herkenbaar; boerderij 'Ol Bos' is dan nog omgeven door bomen, een gracht en stinzenplanten.
Luursemaborg
Behalve de Aldringaborg heeft Feerwerd de Luursemaborg gekend. Vermoedelijk heeft deze borg ten zuiden van het kanaal op het zuidoostelijk deel van de wierde gestaan. Van de borg zelf zijn geen afbeeldingen bekend. Zeker is dat de borg aan het begin van de 18e eeuw gesloopt is. Dit gebeurt zo grondig dat later geen enkel spoor is teruggevonden. De afgraving van grote stukken van de wierde heeft de kans op het vinden van sporen verder verminderd.
Over de bewoners van de Luursemaborg is meer bekend. De familie Luursema komt van Beswerd, van een boerderij genaamd 'Old Luersema'. De bewoners van Old Luersema hebben in de 14e en 15e eeuw veel macht en aanzien gehad. Al in 1466 schenkt een Luersema een klok aan de kerk van Feerwerd. In 1506 vestigt Teth Luersema zich met haar man Jancko Douwema, een Friese edelman, in Feerwerd. 'Een goede hoffmans wooninge', zoals de borg ergens omschreven wordt. Dat het geen gewone boerderij is geweest blijkt uit het feit dat er ook kanonnen aanwezig zijn, die de knechten bij Jancko's afwezigheid verkopen om aan bier te komen. In de omgeving van de borg is het lang niet altijd pais en vree. De bewoners van de Aldringa- en Luursemaborg betwisten elkaar voortdurend de heerlijke rechten. De gemoederen komen pas tot bedaren als in 1655 de borgen in één hand komen.
Molen Joeswert
De molen is in 1855 gebouwd als achtkante stellingmolen met de functie van pel- en korenmolen, in opdracht van molenaar-bakker W. Faber uit Garnwerd. Voorzien van twee pelstenen en twee koppels maalstenen heeft de molen gort gepeld voor de soepenbrij, gerst en haver gemaald voor de veeboeren in de omgeving, en rogge breken voor de bakker.
Na ongeveer 50 jaar zijn de zeilroeden vervangen door zelfzwichtend, zoals veel molens in die tijd. Eind jaren twintig komt er elektriciteit in de molen, zodat ook bij windstilte door kan worden gewerkt. Zonder ongelukken is deze bedrijvige periode niet geweest. Twee maal ontsnapt een molenaar aan de dood omdat hij wordt gegrepen door draaiende onderdelen. Eenmaal valt een 16-jarige jongen naar beneden door de openstaande luigaten en blijft daar dood liggen. In 1955 valt een roe naar beneden, die maar net een klant met diens paard en wagen mist. De molen wordt hierdoor onherstelbaar beschadigd en komt stil te staan. Er wordt door molenaar De Groot en later door Jan Keizer en diens zoon Gerard nog wel gemalen, maar elektrisch. Als gevolg daarvan heeft de molen zijn bedrijvige en authentieke sfeer behouden, om die reden geniet deze molen landelijke bekendheid. Veel molens zijn zo lang buiten bedrijf geweest, dat ze hun bedrijfsmatige inrichting en de sfeer die daarbij hoort, hebben verloren. Na de grote restauratie van 1978-1979 is de 'Joeswert' weer als windmaalderij in bedrijf gekomen, en wordt dan eigendom van de Molenstichting 'De Meeuw en Joeswert' en verhuurd aan een professionele molenaar, eerst aan Henk Epskamp en later aan Rolf Wassens. Door de eigenaar, die erg blij is met de nog werkende molen, wordt in 1986 opnieuw een stroomlijn op de molen aangebracht, nu het systeem-Bremer, onder het toeziend oog van Chris Bremer zelf. Deze is ook betrokken bij het herstellen van het tweede koppel stenen, dat in de jaren '60 het veld heeft moeten ruimen voor een silo. Zo krijgt de molen een grotere capaciteit en kan er met windkracht 3 al worden gemalen.
De molen is gebouw in 1855, gerestaureerd in 1976/78 en ook in 2010. Architect: W.D. Faber Doordbosh (1976/78; Faber in 1855. Rijksmonument nr. 15558. Mentaweg 1a.
Sinds de herindeling van gemeentes is de molen eigendom van de Molenstichting Winsum. Deze stichting laat de molen in 2011 restaureren, zodat de molen er weer jaren tegenaan kan. Na enige jaren gedwongen stilstand kan weer met windkracht voor bakkerijen , restaurants en particulieren worden gemalen. Mede dankzij het speltproject in Pieterburen , door de opkomst van de broodbakmachine en door een toenemende interesse in zuiver en controleerbaar gemaakt voedsel is er nog steeds werk op de molen.
Molenaar Rolf Wassens maalt anno 2023 op ambachtelijke wijze, op natuursteen waardoor het graan werkelijk die volle van de complete korrel gemalen smaak krijgt. Naast Hollandse (biologische) granen wordt hier het Groningse spelt van boer Ale Havenga gemalen. Het 'Oberkulmer Rotkorn' is het zuiverste soort spelt en prima geschikt voor mensen met een tarweallergie. Bij de molen koop je meel of bloem van tarwe, spelt, mais, boekweit en rogge maar ook broodmixen, pannenkoekenmeel en hele gepelde speltkorrels.
Beroepen en bedrijven
Tot diep in de 20e eeuw wemelt het in het dorp van de keuterboerderijen, ambachtsbedrijfjes en winkels. De bedrijvigheid is nu verdwenen maar aan tal van panden is deze vroegere functie nog af te lezen. In het boekje 'Feerwerd toen' beschrijft Fré Olthuis, oud-inwoner van Feerwerd, de mensen die omstreeks 1930 in Feerwerd hebben gewoond. Zijn verhaal geeft een veelkleurig en boeiend beeld van het leven en werken in een klein dorpje op het Groningse platteland in de eerste helft van de 20e eeuw. Een smid, twee bakkers, talrijke kruideniers en kruideniersters, een klompenmaker, een molenaar, een kuiper, beurtschippers, caféhouders, manufacturiers, een slager, timmerlieden, tichellui en natuurlijk landarbeiders. Zij bewonen eerder de huisjes in Feerwerd. Vaak heeft de winkelier of ambachtsman een paar koeien op stal gehad en niet zelden wordt een huis door twee gezinnen bewoond. En daarbij wordt het dorp ook nog eens door tal van 'negotianten' aangedaan die lopend of met paard en wagen van heinde en ver zijn gekomen om hun garnalen, groenten, manufacturen of 'soepnbrei' aan de man te brengen.
De Feerwerders komen in die tijd één of twee keer per jaar in de stad Groningen, en wie daar geen behoefte aan heeft komt ook niets tekort.
De huidige inwoners van Feerwerd komen veelal dagelijks in de stad en daarmee is eigenlijk alles gezegd over de veranderingen die het dorp na 1945 heeft ondergaan.
Klokkenstoel, Schifpot, Feerwerd. Daarachter het pand Aduarderdiep 1, Rijksmonument nr. 15551. Foto: Willemjans, 13 december 2012. Licentie: GNU-licentie voor vrije documentatie.
Steenfabriek 'Feerwerd'
Oud-Feerwerder Ekke Jan Terpstra vertelt
In 1855 is de steenfabriek 'Feerwerd' aan de Torensmaweg opgericht. In die tijd staan er aan het Aduarderdiep nog vier andere steenfabrieken. De steenfabrieken zijn in de provincie Groningen lange tijd een belangrijke tak van industrie geweest. Een groot deel van deze fabrieken is geconcentreerd in gebieden waar veel knipklei, een geschikte grondstof voor de steenproductie, aanwezig is geweest. Dit is ook het geval langs het Boterdiep, het Winsumerdiep en het Damsterdiep. In het begin van de 20e eeuw telt de provincie Groningen bijna zestig steenfabrieken. Tot ver in de twintigste eeuw geldt voor tal van plattelandskinderen die van de lagere school komen, dat ze òf bij een boer òf op de steenfabriek zijn gaan werken.
'Mijn vader wou hebben dat ik naar de ambachtsschool ging, maar ik wilde liever aan het werk, ik ben nooit een student geweest', en dus komt Ekke Jan Terpstra op veertienjarige leeftijd te werken op de steenfabriek 'Feerwerd'. Het is 1941 en de fabriek draait ondanks de oorlog nog volop. Pas vanaf de winter van 1942/43 treedt er een schaarste aan brandstoffen op en ligt de productie de rest van de oorlogsjaren nagenoeg stil. Ekke Jan Terpstra begint als loszetter. De klei die de fabriek in komt wordt eerst tot stenen gevormd. Voordat die stenen de oven ingaan om gebakken te worden moeten ze goed drogen, hiervoor worden de stenen naar de droogschuur getransporteerd en op rekken gezet. Om het droogproces te bevorderen worden de stenen, die per drie stuks aan elkaar vastzitten, door Ekke Jan van elkaar losgezet. Dan kan de wind er beter doorheen blazen. Verder is zijn taak het metselen van de ovendeuren met steen en leem. Elke keer als er een nieuwe lading stenen de oven in gaat moeten die deuren gemetseld worden.
D'ole smidse. Oude smederij in Feerwerd. Foto: ©Harm Hillinga, 2016.
In die tijd werkt er op de fabriek een Duitse brandmeester: 'hij was de baas over de oven en een zeer precies mannetje. Als de deuren gemetseld waren ging hij er met een kaars bij langs en als de kaars aantrok of uitging, dan zat er een gaatje en was het niet te best voor mij'.
In de fabriek heeft iedereen zijn eigen dagtaak. De rekkenzetters zetten de stenen op latten te drogen; de karlopers brengen de stenen naar de oven; de inbrengers vullen de oven met stenen; de branders bakken de stenen; de oven wordt leeggehaald door de uitkruiers en dan heb je nog de pakzetters, zij stapelen de ongebakken stenen op waarmee ze een voorraad voor de winter aanleggen. De uitkruiers zijn arbeiders met veel vakkennis. Het is hun taak de stenen, zo'n dertien soorten, te sorteren. Daar moet je gevoel voor hebben; het gaat om de kleur, de klank en de hardheid. Ook een vak apart is dat van de branders, 'die keken in het vuur en aan de kleur van het vuur zagen ze of er hard genoeg gebrand werd'.
Op 'Feerwerd' werken in de drukke periode zo'n vijfentwintig arbeiders. Op een bepaald moment zijn daaronder negen Terpstra's. Na de oorlog en zijn diensttijd in Indonesië komt Ekke Jan in 1950 weer op de steenfabriek te werken. Met zijn vrouw Martha gaat hij in 1953 in een, nu inmiddels verdwenen, huisje naast de fabriek wonen. De wederopbouw en de economische groei na de oorlog zorgen voor veel werk. Per jaar worden er op 'Feerwerd' zo'n acht miljoen stenen gebakken. In de jaren vijftig wordt de fabriek gemoderniseerd en geautomatiseerd. Omstreeks 1970 wordt er een elektrische drogerij gebouwd, maar die heeft slechts enkele jaren gefunctioneerd. De steenfabriek 'Feerwerd', waar Ekke Jan Terpstra in 1941 de eerste kneepjes van het steenbakkers vak hebben geleerd, is in 1974 gesloten. Vrijwel alle andere steenfabrieken treft hetzelfde lot.
Als de bouwexplosie in de periode na de tweede wereldoorlog voorbij is, ontstaat vanaf 1965 een overproductie. Het doorvoeren van een grote landelijke sanering leidt tot het sluiten van vijftien van de zesentwintig overgebleven bedrijven in Groningen. Een tweede crisis volgt rond 1980 als nog eens zes bedrijven verdwijnen. Daarmee is de ondergang van de Groningse steenindustrie een feit geworden.
In Feerwerd en omgeving zijn ze nog te vinden; de laatste loszetters, inbrengers, branders en uithalers. Duizenden stenen hebben ze op één dag in de hand gehad. Evenzoveel stenen sorteren ze, al naar gelang kleur, klank en hardheid, op eerste rood, tweede rood, eerste gare, tweede gare, mondsteen, bleke steen of kromme klinker. Omdat de vette zeeklei van Groningen ijzerhoudend is, krijgt de Groningse baksteen een typische rode kleur die ook nu nog eigen is aan de bebouwing in de Groningse dorpen en steden. Rood is daarom de kleur van Groningen.
Wandelen en fietsen rond Feerwerd
Feerwerd ligt in een gebied dat al meer dan 2500 jaar aantrekkingskracht uitoefent op de mens. Het landschap hier vertelt een boeiend verhaal. het verhaal van overleven en leven. Overleven op opgehoogde woonplaatsen in een gebied dat twee keer per etmaal door de zee overspoeld is. Leven van het boerenbedrijf in een land veroverd op de zee.
In èn buiten Feerwerd zijn de sporen van de strijd tegen het water overal zichtbaar. Slingerende weggetjes blijken vroegmiddeleeuwse dijkjes, kronkelende sloten vinden hun oorsprong in de prielen die vroeger vanuit zee landinwaarts hebben gestroomd, en overal in het landschap duiken de wierden op die vanaf 600 v. Chr. zijn opgeworpen om de voeten droog te houden. Stap op de fiets of trek de wandelschoenen aan en laat je verrassen door het subtiele landschap dat, als onderdeel van het internationaal Waddengebied, genomineerd is voor de UNESCO Werelderfgoedlijst.
Bronnen, literatuur en referenties:
- J.J. Delvigne e.a., Vroeger in Middag. Uit de historie van de gemeente Ezinge, Bedum 1994.
- W. Duinkerken, De gemeente Ezinge. Historie van vier dorpen, pag. 1977.
- A.G. Kuiper-Wieringa e.a., Ezinge in een notendop [uitgegeven ter gelegenheid van de reünie van de openbare lagere scholen Ezinge en Feerwerd, z.p. 1985.
- F.J. Olthuis, Feerwerd toen, Ezinge 1990.
- Stichting Informatieverzorging en Kommunikatie Ezinge, Zo was 't vrouger. Zo is 't nou. De Middagster 10 jaar, Ezinge 1989.