Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Ermengard von Freusburg
Ermengard von Freusburg.

tr.
met

Heinrich I van Arnsberg, zn. van Gottfried van Cuyk en Ida van Arnsberg.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gottfried II     


Gottfried van Cuyk
Gottfried van Cuyk.

tr.
met

Ida van Arnsberg, dr. van Friedrich I von Arnsberg en Adelheid van Limburg.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heinrich I     


Ida van Arnsberg
Ida van Arnsberg.

tr.
met

Gottfried van Cuyk, zn. van Heinrich I van Cuyk en Alveradis von Hochstaden.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heinrich I     


Heinrich I van Cuyk
Heinrich I van Cuyk.

tr.
met

Alveradis von Hochstaden.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gottfried     


Alveradis von Hochstaden
Alveradis von Hochstaden.

tr.
met

Heinrich I van Cuyk, zn. van Herman I Vaon Malsen-Cuyk en Ida van Boulogne.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gottfried     


Friedrich I von Arnsberg
Friedrich I von Arnsberg.

tr.
met

Adelheid van Limburg.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ida     


Adelheid van Limburg
Adelheid van Limburg.

tr.
met

Friedrich I von Arnsberg.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ida     


Herman I Vaon Malsen-Cuyk
Herman I Vaon Malsen-Cuyk.

tr.
met

Ida van Boulogne, dr. van Eustach II van Boulogne en Ida van Niederlothringen.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heinrich I     


Ida van Boulogne
Ida van Boulogne.

tr.
met

Herman I Vaon Malsen-Cuyk, zn. van Unruoch von Kempengau en Nn von Emmerich.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heinrich I     


Eustach II van Boulogne
Eustach II van Boulogne.

tr.
met

Ida van Niederlothringen.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ida     


Ida van Niederlothringen
Ida van Niederlothringen.

tr.
met

Eustach II van Boulogne.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ida     


Unruoch von Kempengau
Unruoch von Kempengau.

tr.
met

Nn von Emmerich.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Herman I     


Nn von Emmerich
Nn von Emmerich.

tr.
met

Unruoch von Kempengau, zn. van Godozo van Teisterbant en Bertha Nn.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Herman I     


Godozo van Teisterbant
Godozo van Teisterbant.

tr.
met

Bertha Nn.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Unruoch     


Bertha Nn
Bertha Nn.

tr.
met

Godozo van Teisterbant, zn. van Unruoch van Teisterbant en Nn Nn.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Unruoch     


Unruoch van Teisterbant
Unruoch van Teisterbant.

tr.
met

Nn Nn.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Godozo     



Bronnen:
1.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen


Nn Nn
Nn Nn.

tr.
met

Unruoch van Teisterbant, zn. van Eberhard von Hamaland en Amalrada von Westfalen.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Godozo     


Eberhard von Hamaland
Eberhard von Hamaland1, geb. circa 9051,1,1,
Graaf van Hamaland,
Hamaland was een graafschap van het Karolingische Rijk, dat later aangeduid wordt als een gouw. De naam verschijnt in de 9e eeuw voor het eerst in geschreven bronnen. Hamaland wordt ook wel in verband gebracht met de Germaanse stam der Chamaven, die voor het laatst tegen het einde van de 4e eeuw in laat-romeinse bronnen voorkomt. Er zit tussen de beschrijving van de Chamaven en het verschijnen van de naam Hamaland echter een gat van ruim vier eeuwen, waarin ook de grote volksverhuizing heeft plaatsgevonden. Het is bekend dat de Karolingen waar mogelijk gebruik hebben gemaakt van bestaande structuren, maar of Hamaland al dan niet zijn wortels heeft in de periode van de Chamaven, valt dus niet zonder voorbehoud te beweren.
*
Plaatsbepaling
Over de omvang van het graafschap Hamaland is lange tijd van alles beweerd dat de toets der kritiek niet kan doorstaan. Dat graafschap strekte zich uit op beide oevers van de IJssel, van iets benoorden Deventer naar het zuiden. Het gebied op de westelijke IJsseloever vormde maar een betrekkelijk smalle strook langs de IJssel. De westgrens kruiste de Rijn ongeveer bij Velp, pakte het uiterste oosten van de Betuwe mee om daarna de Rijn te volgen tot iets bezuiden Emmerik. Vandaar liep de oostgrens van Hamaland parallel met die tussen het Sticht Utrecht en het Bisdom Münster, zoals die sinds het einde van de 8e eeuw waren getrokken en tot in de 16e eeuw zouden blijven bestaan. Hamaland kreeg daardoor twee uitstulpingen naar het oosten, de ene tot voorbij Lochem en de andere tot en met Doetinchem. Tussen die twee uitstulpingen versmalde het en bereikte zijn kleinste breedte ter hoogte van Steenderen op de oostelijke en Eerbeek op de westelijke IJsseloever. De opvatting (Heidinga teruggrijpend op oudere schrijvers) dat Hamaland westwaarts ooit eens de Veluwe en Flethite heeft omvat, berust op mislezing van een oorkonde van 855, terwijl de gedachte (Wirtz, ook op grond van oudere schrijvers) dat Hamaland zich oostwaarts tot in het Münsterland zou hebben uitgestrekt, teruggaat op een veel te ruime interpretatie van een 12e-eeuwse kroniektekst.
*
Het graafschap Hamaland in zijn hierboven gegeven omvang omvatte de oudere gouwen Islo/Hisloa, de 'IJsselgouw', in het noorden en de gouw Leomericke (de Liemers) in het zuiden. Beide oudere gouwnamen zijn verdrongen geraakt door de naam Hamaland. Een gouw was een samenhangend bewoningsgebied, een streek zeg maar. Niet ongebruikelijk in de rijksorganisatie van de Karolingen was dat twee gouwen in één bestuurlijk district, een graafschap, werden samengebracht. Dat lijkt dus ook voor Hamaland op te gaan.
*
De graven van Hamaland - negende en tiende eeuw
De graven van Hamaland behoorden in de negende en tiende eeuw tot het geslacht van de Meginharden. In het jaar 800 is een graaf Wrachari grondeigenaar te Wichmond in de IJsselgouw. Vermoedelijk dezelfde Wrachari, toen nog geen graaf, wordt daar ook al in 794 genoemd. Hij was de zoon van een zekere Brunhari en had zelf een zoon Meginhard. Die naam komt later nog enkele keren voor in het Hamalandse gravenhuis, zodat er een goede kans is dat Wrachari in 800 graaf van Hamaland was - helemaal zeker is dat echter niet. Vanwege die naam Meginhard wordt dat gravenhuis ook wel aangeduid als de Meginharden, maar ook de naam 'Brunharingen' naar Wrachari's vader is wel gebruikt.
In de al genoemde oorkonde van 855 blijkt ene Wichman graaf in Hamaland te zijn. Zijn verwantschap met Wrachari en Meginhard is aannemelijk maar staat niet vast. Na Wichman volgt er een Meginhard die in 881 niet meer in leven is. Zijn precieze verwantschap met Wichman van 855 is ook niet helder. Wel is zeker dat Meginhards zoon, Everhard Saxo, zijn vader opvolgde. Everhard werd in 898 vermoord door de Fries Waldger, zoon van Gerulf uit het gravenhuis dat doorgaans de Gerulfingen wordt genoemd en waarvan het latere Hollandse gravenhuis in rechte linie afstamde. Everhard Saxo liet in 898 twee minderjarige zoons na, Meginhard en Everhard. Daarom ging de opvolging in 898 naar Everhards broer, alweer een Meginhard. Toen Saxo's zoon Meginhard op jaren gekomen was, heeft hij de graafschappen van zijn vader overgenomen. Dat is waarschijnlijk al gebeurd rond 915. In 921 hebben we Meginhard een ogenblik in beeld. Hij is dan graaf.
De andere zoon van Saxo, Everhard, huwde op een onbekend tijdstip met vrouwe Amalrada, volle zuster van Mathilde die in 909 met de hertog van Saksen, Hendrik, was gehuwd. Hendrik werd in 919 koning van Oost-Francië en Everhard dus koningszwager. Uit het huwelijk van Everhard en Amalrada stamden in elk geval twee zoons: de geestelijke Diederik die in 965 bisschop van Metz werd en een vooraanstaande raadsman van de koningen/keizers Otto I (regeerde 936-973) en Otto II (973-983) was, en weer een Everhard van wie we verder niks weten dan dat hij een zoon Everhard had die in 978 op tienjarige leeftijd bij zijn heer-oom Diederik in Metz de laatste adem uitblies.
*
Opstand
De graaf Meginhard die dus vermoedelijk in 915 aan het bewind kwam in Hamaland en de andere graafschappen van de familie (Salland, Veluwe, Drenthe, Hunsingo plus Fivelgo en denkelijk ook het tegenwoordige Gooi (Naardingerland) zuidoostelijk van Amsterdam) heeft zich in 938-939 vergaloppeerd door mee te doen aan een opstand tegen koning Otto I die onder leiding stond van Otto's broer Hendrik en Otto's zwager Giselbert, hertog van Lotharingen. Otto I wist die opstand neer te slaan. Daarna trof hij de rebellen met represailles. Standaard waren dat: confiscatie van bezittingen, intrekking van rijkslenen en ontzetting uit ambten zoals dat van graaf. Dat overkwam ook Meginhard van Hamaland. Die is namelijk rond 955 overleden op de Elterberg, de residentie van zijn zoon Wichman die er een tien jaar later een kanonikessenstift zou vestigen. In het dodenboek van dat stift wordt Meginhard wel herdacht maar zónder graventitel. Hij was dus géén graaf meer toen hij stierf.
*
Genade
In 944 heeft Otto I vervolgens het Hamalandse gravenhuis weer in genade aangenomen - misschien wel op voorspraak van zijn tante Amalrada, dat weten we niet. Meginhard bleef ambteloos burger maar zijn twee zoons uit twee opvolgende huwelijken kregen elk een portie van zijn vroegere graafschappen: de oudste, Everhard, werd graaf in Salland, Drenthe en Hunsingo/Fivelgo, de jongste, Wichman, in Hamaland, de Veluwe en waarschijnlijk ook het Gooi. Verdeel en heers was dus het parool. Beide kregen ook een burcht uit het vaderlijk erfgoed dat sinds 939 geconfisceerd was geweest maar in 944 geheel of gedeeltelijk zal zijn teruggegeven: Wichman kreeg de burcht op de Elterberg, Everhard die in Zutphen - een verdeling noord-zuid net als bij de graafschappen.
*
Everhard heeft slechts één (overlevende) erfdochter gehad, ene Averarda, die in de loop van de jaren-950 huwde met Godfried van Verdun, de man die in de jaren 985-987 zijn bijnaam 'de Gevangene' verdiende doordat hij dik twee jaar in Westfrankische gevangenschap is vastgehouden. Averarda overleed vermoedelijk al in 961 met nalating van een zoontje en een dochtertje. Godfried huwde het jaar daarop met Mathilde 'Billung', weduwe van de vroeg overleden Vlaamse graaf Boudewijn III, de zwager van Wichman 'van Elten'.
Wichman, dus de jongere zoon van de rebel Meginhard van 938-939, huwde namelijk rond 947 met de Vlaamse gravendochter Liutgard, zuster van Boudewijn III. Zij overleed in 962 op de leeftijd van ongeveer 27 jaar. Uit dat huwelijk kennen we drie kinderen, in geboortevolgorde Adela, Liutgard en Wichman (jr.). Kleine Wichman stierf waarschijnlijk in 965 of 966 op de leeftijd van goed zeven jaar. Daarmee werd de voortzetting van het geslacht in mannelijke lijn afgebroken, want vader Wichman, hoewel toen rond 35 jaar oud, taalde niet naar een tweede huwelijk: hij bouwde zijn burcht om tot het kanonikessenstift te Hoog-Elten, dat in 968 al in bedrijf was. Van de 12e-eeuwse stiftskerk die de door Wichman in de latere jaren-960 gebouwde verving, is een gedeelte (het schip) nog aanwezig op de Elterberg. Het laatste teken van leven dat we van Wichman hebben, dateert uit december 973.
Een aanzienlijk gedeelte van zijn vermogen schonk Wichman aan zijn religieuze stichting. Zijn dochter Adela voelde zich daardoor ernstig benadeeld en heeft zich tientallen jaren daartegen verzet, uiteindelijk - in 996 - met succes. Daarover meer op de pagina Adela van Hamaland.
*
De graven van Hamaland - elfde eeuw
De graafschappen van Wichman zijn hoogstwaarschijnlijk wel overgegaan op zijn schoonzoon Immed, eerste echtgenoot van Adela, en vervolgens op hun beider zoon Diederik. De laatste is in april waarschijnlijk van het jaar 1017 overleden met nalating van twee dochters. De oudste daarvan huwde hoogstwaarschijnlijk met de zoon Godfried van de al genoemde Godfried 'de Gevangene' uit diens tweede huwelijk. Die zoon Godfried was in de jaren 1012-1023 ook hertog van Nederlotharingen. Toen hij in 1023 kinderloos overleed, werd hij als hertog en graaf opgevolgd door zijn jongste broer Gozlin (roepnaam Gozelo). In 1033 werd Gozlin ook nog eens aangesteld als hertog van Opperlotharingen, maar dat heeft hij nog bij zijn leven overgedaan aan zijn oudste zoon, Godfried 'met de Baard'. Toen Gozlin in 1044 overleed, had 'de Baard' eigenlijk recht op de opvolging ook in Nederlotharingen, maar koning Hendrik III onthield hem dat en gaf het aan de jongere zoon van Gozlin, Gozelo II van Neder-Lotharingen. Godfried 'met de Baard' kwam toen in opstand en raakte daardoor in 1046 zijn ambten kwijt.
De opengekomen graafschappen zijn toen ten dele bezet door de zoon van de jongere dochter van Diederik van Hamaland, de zoon dus van Adela en Immed. Die dochter heette Bava en raakte gehuwd met een Gerard bijgenaamd 'Flamens' ('de rossige'). Uit dat huwelijk sproten tenminste twee zoons, een Gerard en een Diederik. Toen Godfried 'met de Baard' in 1046 uit zijn graafschappen werd gezet, heeft die zoon Gerard zich kunnen nestelen op de Veluwe, in Teisterbant (Tieler- en Bommelerwaard, een graafschap dat Diederik van Hamaland met zijn huwelijk had aangekregen) en in de Betuwe. Dat laatste was een graafschap dat uit de familie van Immed stamde, net als de Hetter- en Duffelgouwen (ter weerszijden van de Rijn bezuiden Hamaland). De Hettergouw waarin o.a. de plaats Geldern ligt waarnaar het gravenhuis van Gelre zich later ging noemen, en vermoedelijk ook wel de Duffelgouw, heeft dezelfde Gerard pas na 1063 kunnen overnemen, net als ruwweg in dezelfde tijd het zuidelijke deel van Hamaland.
Dat de 'Flamenses' op die Hettergouw (en Duffelgouw) én op zuidelijk Hamaland een poosje hebben moeten wachten, kwam omdat daar vóór 1046 andere lieden zich hadden genesteld. Zuidelijk Hamaland is vermoedelijk in 1026 vergeven aan een gunsteling van koning Koenraad II, een zekere Werner. Dat kon gebeuren omdat Gozlin I zich in 1024-1025 hevig verzette tegen Koenraads troonsbestijging. Toen hij tenslotte met kerstmis 1025 bakzeil haalde, heeft hij een paar offers moeten brengen: koningsgunsteling Werner kreeg hij als leengraaf in zuidelijk Hamaland opgedrongen, in Hunsingo-Fivelgo kreeg hij een halfbroer van koningin Gisela in dezelfde functie gedicteerd. Werner heeft zich niet gebrand aan de opstand van Godfried 'met de Baard' en hoefde daarom zijn ambt niet op te geven: hij bleef dus waar hij was. Pas na Werners overlijden kon de grafelijkheid in zuidelijk Hamaland door de 'Flamenses' geclaimd worden. Dat is ook gebeurd, want in 1085 weten we dat ze zich daar intussen hadden kunnen nestelen.
In de Hettergouw (en vermoedelijk ook wel Duffelgouw) zat het eigenlijk net zo. Daar moet al vóór 1046 een leengraaf van Godfried 'met de Baard' actief geweest zijn, een zekere Godschalk die ook leengraaf van noordelijk Hamaland was. Godschalk heeft zich net als Werner gedistantieerd van de rebellie van Godfried 'met de Baard' en kon dus ook zijn ambt behouden. Ook daar moesten de 'Flamenses' wachten totdat Godschalk de laatste adem had uitgeblazen. Dat gebeurde in 1063 en in 1067 zien we dan inderdaad een Gerard 'Flamens' als graaf in de Hettergouw.
*
Graafschap Zutphen
In noordelijk Hamaland ging het wat anders. Ook daar was Godschalk al vóór 1046 leengraaf van 'de Baard' en bleef netjes op zijn plek zitten, maar koning Hendrik III gaf dat graafschap ná de afzetting van Godfried 'met de Baard' aan de Utrechtse bisschop. In die schenkingsacte is de begrenzing van dat noordelijk Hamaland nauwkeurig omschreven. Daaruit blijkt dat het totale Hamaland dat we boven afgrensden, in tweeën is geknipt waar het op zijn smalst was, langs de lijn Steenderen-Leuvenheim-Eerbeek. Door die schenking van 1046 werd Godschalk dus leengraaf van Bernold, de bisschop van Utrecht in dat noordelijk Hamaland.
Toen Godschalk in 1063 stierf, is zijn zoon Otto (bijgenaamd 'de Rijke') in dat noordelijk Hamaland opgevolgd. Dat de 'Flamenses' hier niet op het tapijt verschenen, heeft waarschijnlijk zijn oorzaak in het feit dat Godschalk door zijn huwelijk een grootgrondbezitter van betekenis in dat noordelijk Hamaland was geworden. Zijn echtgenote Adelheid was namelijk een achterkleindochter van Godfried 'de Gevangene', via diens dochter Ermgard gehuwd met ene Otto van Hammerstein, hun dochter Mathilde gehuwd met de 'Ezzoon' Ludolf, die samen dan de ouders van Godschalks Adelheid waren. Via dat kanaal kreeg Godschalk het erfgoed in handen van de halfbroer Everhard van Wichman 'van Elten'. Dat was immers via Everhards erfdochter Averarda bij Godfried 'de Gevangene' beland en is langs het geschetste erflatingskanaal bij Adelheid terechtgekomen. Tot dat erfgoed behoorde zeker de burcht Zutphen, maar ook aanzienlijk grondbezit in de omgeving daarvan. Die positie van overwicht in dat noordelijk Hamaland zal er toe geleid hebben dat Godschalk en zijn nazaten zich daar hebben kunnen handhaven. Hun residentie was Zutphen, waarnaar het graafschap geleidelijk genoemd raakte. Nog steeds heet de streek die vroeger noordelijk Hamaland beoosten IJssel vormde, 'de Graafschap' naar het Graafschap Zutphen.
De naam Hamaland komt aan het eind van de 11e eeuw voor het laatst in bronnen voor.
*
Recente literatuur
- Jongbloed, H.H (2006): Tussen 'paltsgraafschap' en 'IJssellinie', Averarda 'van Zutphen' (+ 11 augustus [961]) en de geboorte van de graafschappen Zutphen en Gelre (1026-1046) in: Bijdragen en Mededelingen Gelre - Historisch Jaarboek voor Gelderland 97 met kartering van Hamaland in zijn boven beschreven omvang
- Jongbloed, H.H (2006): 'Immed 'von Kleve' (um 950), Das erste Klevische Grafenhaus (c. 885 - c. 1015) als Vorstufe des geldrischen Fürstentums', in: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein 209
- Jongbloed, H.H (2006): 'Wanburtich': Heinrichs II. Beteiligung an der Wahl von Kamba (1024), in: Deutsches Archiv für die Erforschung des Mittelalters 62 .
graaf te Drenthe van 940 tot 960,
Graaf te Salland [Ned] tussen 940 en 964,
Salland (Nedersaksisch: Sallaand) is een landstreek in het westen van de Nederlandse provincie Overijssel.
*
De grenzen van deze streek zijn moeilijk aan te geven, maar over het algemeen wordt aangenomen dat Salland het Overijsselse gebied buiten de gemeenten van de Regio Twente en de gemeente Steenwijkerland, maar inclusief de gemeente Hellendoorn en de voormalige gemeentes Den Ham en Holten bestrijkt.
*
Naam
De naam "Salland" is volgens sommigen een verbastering van "IJsselland".[bron?]
Hij kan ook duiden op het (oorspronkelijke) gebied van de Saliërs, een Frankische stam.[1] Het argument[bron?] daartegen is het feit dat het Frankisch grondgebied bekend is, en dat het op de rechter Rijnoever gelegen was tussen Xanten en ongeveer Karlsruhe. Het eerste bekende machtsgebied der Franken is Toxandrië (de Belgische Kempen), en niet Salland. Het woord 'salisch' zou trouwens op 'zout' duiden (sal - zie Franken (volk)). Deze Franken noemden zichzelf trouwens niet Saliërs maar Salische Franken. De Salische heersers zelf bewoonden de streken waarschijnlijk van oorsprong niet (men denkt aan de Tubanten), behalve in de grote nederzettingen als machtselite.[bron?]
Een derde etymologische mogelijkheid is dat het woord afkomstig is van "zele", "sele" (zaal[2], voornaam huis), dus land der grote boerderijen[bron?]. Dit woord vinden we nog terug in vele plaatsnamen, bijvoorbeeld Broek-sele, nu Brussel.
*
Karakteristiek
Salland is een landstreek die gedomineerd wordt door landbouw en veeteelt. Er zijn veel landgoederen te vinden met bijbehorende havezaten, landhuizen en kastelen. De voor het IJsseldal karakteristieke weteringen werden al in de Middeleeuwen gegraven omdat door stroomruggen en bedijking het water uit het gebied, dat voor een deel van de Sallandse heuvelrug afkomstig was, niet meer vrij naar de rivier kon wegstromen. In het oosten zijn grote 19e eeuwse ontginningen van woeste gronden. Elders is vaak sprake van een kleinschalig coulissenlandschap. Het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug is een bijzonder natuurgebied waar o.a. de ernstig bedreigde korhoenders nog voorkomen.
De Sallanders spreken Sallands, een Nedersaksisch dialect.
*
Grenzen
De streek langs de Overijsselse Vecht rond de plaatsen Gramsbergen en Hardenberg is altijd tot Salland gerekend, ondanks haar ligging t.o.v. de rest van Salland. Het dialect van deze streek is een overgangsdialect tussen Sallands en Drents. Tegenwoordig wordt het gebied aan weerszijden van de Vecht, van Gramsbergen tot aan Dalfsen vaak aangeduid als het Vechtdal.
Salland is in deze visie beperkt tot het gebied tussen Ommen, Zwolle, Deventer, Hellendoorn en Holten, waarbij alleen Zwolle niet tot Salland kan worden gerekend. Dit is de streek ten oosten van de rivier de IJssel. Raalte wordt vaak als het centrum van Salland beschouwd.
*
Referenties
1. Maurits Gysseling (1960). Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) p. 885. “Germ. Salahum, dat. pl, "bij de Salahas", zeer waarschijnlijk nevenvorm van Salii”
2. Etymologisch Woordenboek van Dale
Ovl. (Minstens 55 jaar oud) na 9601 (op 10 juli of op 11 juli)1.

tr.
met

Amalrada von Westfalen, dr. van Dietrich von Westfalen en Reinhild von Friesland, geb. circa 905.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Unruoch     



Bronnen:
1.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen


Amalrada von Westfalen
Amalrada von Westfalen, geb. circa 905.

tr.
met

Eberhard von Hamaland1, zn. van Eberhard I Im Keldaggau en Nn Nn, geb. circa 9051,1,1,
Graaf van Hamaland,
Hamaland was een graafschap van het Karolingische Rijk, dat later aangeduid wordt als een gouw. De naam verschijnt in de 9e eeuw voor het eerst in geschreven bronnen. Hamaland wordt ook wel in verband gebracht met de Germaanse stam der Chamaven, die voor het laatst tegen het einde van de 4e eeuw in laat-romeinse bronnen voorkomt. Er zit tussen de beschrijving van de Chamaven en het verschijnen van de naam Hamaland echter een gat van ruim vier eeuwen, waarin ook de grote volksverhuizing heeft plaatsgevonden. Het is bekend dat de Karolingen waar mogelijk gebruik hebben gemaakt van bestaande structuren, maar of Hamaland al dan niet zijn wortels heeft in de periode van de Chamaven, valt dus niet zonder voorbehoud te beweren.
*
Plaatsbepaling
Over de omvang van het graafschap Hamaland is lange tijd van alles beweerd dat de toets der kritiek niet kan doorstaan. Dat graafschap strekte zich uit op beide oevers van de IJssel, van iets benoorden Deventer naar het zuiden. Het gebied op de westelijke IJsseloever vormde maar een betrekkelijk smalle strook langs de IJssel. De westgrens kruiste de Rijn ongeveer bij Velp, pakte het uiterste oosten van de Betuwe mee om daarna de Rijn te volgen tot iets bezuiden Emmerik. Vandaar liep de oostgrens van Hamaland parallel met die tussen het Sticht Utrecht en het Bisdom Münster, zoals die sinds het einde van de 8e eeuw waren getrokken en tot in de 16e eeuw zouden blijven bestaan. Hamaland kreeg daardoor twee uitstulpingen naar het oosten, de ene tot voorbij Lochem en de andere tot en met Doetinchem. Tussen die twee uitstulpingen versmalde het en bereikte zijn kleinste breedte ter hoogte van Steenderen op de oostelijke en Eerbeek op de westelijke IJsseloever. De opvatting (Heidinga teruggrijpend op oudere schrijvers) dat Hamaland westwaarts ooit eens de Veluwe en Flethite heeft omvat, berust op mislezing van een oorkonde van 855, terwijl de gedachte (Wirtz, ook op grond van oudere schrijvers) dat Hamaland zich oostwaarts tot in het Münsterland zou hebben uitgestrekt, teruggaat op een veel te ruime interpretatie van een 12e-eeuwse kroniektekst.
*
Het graafschap Hamaland in zijn hierboven gegeven omvang omvatte de oudere gouwen Islo/Hisloa, de 'IJsselgouw', in het noorden en de gouw Leomericke (de Liemers) in het zuiden. Beide oudere gouwnamen zijn verdrongen geraakt door de naam Hamaland. Een gouw was een samenhangend bewoningsgebied, een streek zeg maar. Niet ongebruikelijk in de rijksorganisatie van de Karolingen was dat twee gouwen in één bestuurlijk district, een graafschap, werden samengebracht. Dat lijkt dus ook voor Hamaland op te gaan.
*
De graven van Hamaland - negende en tiende eeuw
De graven van Hamaland behoorden in de negende en tiende eeuw tot het geslacht van de Meginharden. In het jaar 800 is een graaf Wrachari grondeigenaar te Wichmond in de IJsselgouw. Vermoedelijk dezelfde Wrachari, toen nog geen graaf, wordt daar ook al in 794 genoemd. Hij was de zoon van een zekere Brunhari en had zelf een zoon Meginhard. Die naam komt later nog enkele keren voor in het Hamalandse gravenhuis, zodat er een goede kans is dat Wrachari in 800 graaf van Hamaland was - helemaal zeker is dat echter niet. Vanwege die naam Meginhard wordt dat gravenhuis ook wel aangeduid als de Meginharden, maar ook de naam 'Brunharingen' naar Wrachari's vader is wel gebruikt.
In de al genoemde oorkonde van 855 blijkt ene Wichman graaf in Hamaland te zijn. Zijn verwantschap met Wrachari en Meginhard is aannemelijk maar staat niet vast. Na Wichman volgt er een Meginhard die in 881 niet meer in leven is. Zijn precieze verwantschap met Wichman van 855 is ook niet helder. Wel is zeker dat Meginhards zoon, Everhard Saxo, zijn vader opvolgde. Everhard werd in 898 vermoord door de Fries Waldger, zoon van Gerulf uit het gravenhuis dat doorgaans de Gerulfingen wordt genoemd en waarvan het latere Hollandse gravenhuis in rechte linie afstamde. Everhard Saxo liet in 898 twee minderjarige zoons na, Meginhard en Everhard. Daarom ging de opvolging in 898 naar Everhards broer, alweer een Meginhard. Toen Saxo's zoon Meginhard op jaren gekomen was, heeft hij de graafschappen van zijn vader overgenomen. Dat is waarschijnlijk al gebeurd rond 915. In 921 hebben we Meginhard een ogenblik in beeld. Hij is dan graaf.
De andere zoon van Saxo, Everhard, huwde op een onbekend tijdstip met vrouwe Amalrada, volle zuster van Mathilde die in 909 met de hertog van Saksen, Hendrik, was gehuwd. Hendrik werd in 919 koning van Oost-Francië en Everhard dus koningszwager. Uit het huwelijk van Everhard en Amalrada stamden in elk geval twee zoons: de geestelijke Diederik die in 965 bisschop van Metz werd en een vooraanstaande raadsman van de koningen/keizers Otto I (regeerde 936-973) en Otto II (973-983) was, en weer een Everhard van wie we verder niks weten dan dat hij een zoon Everhard had die in 978 op tienjarige leeftijd bij zijn heer-oom Diederik in Metz de laatste adem uitblies.
*
Opstand
De graaf Meginhard die dus vermoedelijk in 915 aan het bewind kwam in Hamaland en de andere graafschappen van de familie (Salland, Veluwe, Drenthe, Hunsingo plus Fivelgo en denkelijk ook het tegenwoordige Gooi (Naardingerland) zuidoostelijk van Amsterdam) heeft zich in 938-939 vergaloppeerd door mee te doen aan een opstand tegen koning Otto I die onder leiding stond van Otto's broer Hendrik en Otto's zwager Giselbert, hertog van Lotharingen. Otto I wist die opstand neer te slaan. Daarna trof hij de rebellen met represailles. Standaard waren dat: confiscatie van bezittingen, intrekking van rijkslenen en ontzetting uit ambten zoals dat van graaf. Dat overkwam ook Meginhard van Hamaland. Die is namelijk rond 955 overleden op de Elterberg, de residentie van zijn zoon Wichman die er een tien jaar later een kanonikessenstift zou vestigen. In het dodenboek van dat stift wordt Meginhard wel herdacht maar zónder graventitel. Hij was dus géén graaf meer toen hij stierf.
*
Genade
In 944 heeft Otto I vervolgens het Hamalandse gravenhuis weer in genade aangenomen - misschien wel op voorspraak van zijn tante Amalrada, dat weten we niet. Meginhard bleef ambteloos burger maar zijn twee zoons uit twee opvolgende huwelijken kregen elk een portie van zijn vroegere graafschappen: de oudste, Everhard, werd graaf in Salland, Drenthe en Hunsingo/Fivelgo, de jongste, Wichman, in Hamaland, de Veluwe en waarschijnlijk ook het Gooi. Verdeel en heers was dus het parool. Beide kregen ook een burcht uit het vaderlijk erfgoed dat sinds 939 geconfisceerd was geweest maar in 944 geheel of gedeeltelijk zal zijn teruggegeven: Wichman kreeg de burcht op de Elterberg, Everhard die in Zutphen - een verdeling noord-zuid net als bij de graafschappen.
*
Everhard heeft slechts één (overlevende) erfdochter gehad, ene Averarda, die in de loop van de jaren-950 huwde met Godfried van Verdun, de man die in de jaren 985-987 zijn bijnaam 'de Gevangene' verdiende doordat hij dik twee jaar in Westfrankische gevangenschap is vastgehouden. Averarda overleed vermoedelijk al in 961 met nalating van een zoontje en een dochtertje. Godfried huwde het jaar daarop met Mathilde 'Billung', weduwe van de vroeg overleden Vlaamse graaf Boudewijn III, de zwager van Wichman 'van Elten'.
Wichman, dus de jongere zoon van de rebel Meginhard van 938-939, huwde namelijk rond 947 met de Vlaamse gravendochter Liutgard, zuster van Boudewijn III. Zij overleed in 962 op de leeftijd van ongeveer 27 jaar. Uit dat huwelijk kennen we drie kinderen, in geboortevolgorde Adela, Liutgard en Wichman (jr.). Kleine Wichman stierf waarschijnlijk in 965 of 966 op de leeftijd van goed zeven jaar. Daarmee werd de voortzetting van het geslacht in mannelijke lijn afgebroken, want vader Wichman, hoewel toen rond 35 jaar oud, taalde niet naar een tweede huwelijk: hij bouwde zijn burcht om tot het kanonikessenstift te Hoog-Elten, dat in 968 al in bedrijf was. Van de 12e-eeuwse stiftskerk die de door Wichman in de latere jaren-960 gebouwde verving, is een gedeelte (het schip) nog aanwezig op de Elterberg. Het laatste teken van leven dat we van Wichman hebben, dateert uit december 973.
Een aanzienlijk gedeelte van zijn vermogen schonk Wichman aan zijn religieuze stichting. Zijn dochter Adela voelde zich daardoor ernstig benadeeld en heeft zich tientallen jaren daartegen verzet, uiteindelijk - in 996 - met succes. Daarover meer op de pagina Adela van Hamaland.
*
De graven van Hamaland - elfde eeuw
De graafschappen van Wichman zijn hoogstwaarschijnlijk wel overgegaan op zijn schoonzoon Immed, eerste echtgenoot van Adela, en vervolgens op hun beider zoon Diederik. De laatste is in april waarschijnlijk van het jaar 1017 overleden met nalating van twee dochters. De oudste daarvan huwde hoogstwaarschijnlijk met de zoon Godfried van de al genoemde Godfried 'de Gevangene' uit diens tweede huwelijk. Die zoon Godfried was in de jaren 1012-1023 ook hertog van Nederlotharingen. Toen hij in 1023 kinderloos overleed, werd hij als hertog en graaf opgevolgd door zijn jongste broer Gozlin (roepnaam Gozelo). In 1033 werd Gozlin ook nog eens aangesteld als hertog van Opperlotharingen, maar dat heeft hij nog bij zijn leven overgedaan aan zijn oudste zoon, Godfried 'met de Baard'. Toen Gozlin in 1044 overleed, had 'de Baard' eigenlijk recht op de opvolging ook in Nederlotharingen, maar koning Hendrik III onthield hem dat en gaf het aan de jongere zoon van Gozlin, Gozelo II van Neder-Lotharingen. Godfried 'met de Baard' kwam toen in opstand en raakte daardoor in 1046 zijn ambten kwijt.
De opengekomen graafschappen zijn toen ten dele bezet door de zoon van de jongere dochter van Diederik van Hamaland, de zoon dus van Adela en Immed. Die dochter heette Bava en raakte gehuwd met een Gerard bijgenaamd 'Flamens' ('de rossige'). Uit dat huwelijk sproten tenminste twee zoons, een Gerard en een Diederik. Toen Godfried 'met de Baard' in 1046 uit zijn graafschappen werd gezet, heeft die zoon Gerard zich kunnen nestelen op de Veluwe, in Teisterbant (Tieler- en Bommelerwaard, een graafschap dat Diederik van Hamaland met zijn huwelijk had aangekregen) en in de Betuwe. Dat laatste was een graafschap dat uit de familie van Immed stamde, net als de Hetter- en Duffelgouwen (ter weerszijden van de Rijn bezuiden Hamaland). De Hettergouw waarin o.a. de plaats Geldern ligt waarnaar het gravenhuis van Gelre zich later ging noemen, en vermoedelijk ook wel de Duffelgouw, heeft dezelfde Gerard pas na 1063 kunnen overnemen, net als ruwweg in dezelfde tijd het zuidelijke deel van Hamaland.
Dat de 'Flamenses' op die Hettergouw (en Duffelgouw) én op zuidelijk Hamaland een poosje hebben moeten wachten, kwam omdat daar vóór 1046 andere lieden zich hadden genesteld. Zuidelijk Hamaland is vermoedelijk in 1026 vergeven aan een gunsteling van koning Koenraad II, een zekere Werner. Dat kon gebeuren omdat Gozlin I zich in 1024-1025 hevig verzette tegen Koenraads troonsbestijging. Toen hij tenslotte met kerstmis 1025 bakzeil haalde, heeft hij een paar offers moeten brengen: koningsgunsteling Werner kreeg hij als leengraaf in zuidelijk Hamaland opgedrongen, in Hunsingo-Fivelgo kreeg hij een halfbroer van koningin Gisela in dezelfde functie gedicteerd. Werner heeft zich niet gebrand aan de opstand van Godfried 'met de Baard' en hoefde daarom zijn ambt niet op te geven: hij bleef dus waar hij was. Pas na Werners overlijden kon de grafelijkheid in zuidelijk Hamaland door de 'Flamenses' geclaimd worden. Dat is ook gebeurd, want in 1085 weten we dat ze zich daar intussen hadden kunnen nestelen.
In de Hettergouw (en vermoedelijk ook wel Duffelgouw) zat het eigenlijk net zo. Daar moet al vóór 1046 een leengraaf van Godfried 'met de Baard' actief geweest zijn, een zekere Godschalk die ook leengraaf van noordelijk Hamaland was. Godschalk heeft zich net als Werner gedistantieerd van de rebellie van Godfried 'met de Baard' en kon dus ook zijn ambt behouden. Ook daar moesten de 'Flamenses' wachten totdat Godschalk de laatste adem had uitgeblazen. Dat gebeurde in 1063 en in 1067 zien we dan inderdaad een Gerard 'Flamens' als graaf in de Hettergouw.
*
Graafschap Zutphen
In noordelijk Hamaland ging het wat anders. Ook daar was Godschalk al vóór 1046 leengraaf van 'de Baard' en bleef netjes op zijn plek zitten, maar koning Hendrik III gaf dat graafschap ná de afzetting van Godfried 'met de Baard' aan de Utrechtse bisschop. In die schenkingsacte is de begrenzing van dat noordelijk Hamaland nauwkeurig omschreven. Daaruit blijkt dat het totale Hamaland dat we boven afgrensden, in tweeën is geknipt waar het op zijn smalst was, langs de lijn Steenderen-Leuvenheim-Eerbeek. Door die schenking van 1046 werd Godschalk dus leengraaf van Bernold, de bisschop van Utrecht in dat noordelijk Hamaland.
Toen Godschalk in 1063 stierf, is zijn zoon Otto (bijgenaamd 'de Rijke') in dat noordelijk Hamaland opgevolgd. Dat de 'Flamenses' hier niet op het tapijt verschenen, heeft waarschijnlijk zijn oorzaak in het feit dat Godschalk door zijn huwelijk een grootgrondbezitter van betekenis in dat noordelijk Hamaland was geworden. Zijn echtgenote Adelheid was namelijk een achterkleindochter van Godfried 'de Gevangene', via diens dochter Ermgard gehuwd met ene Otto van Hammerstein, hun dochter Mathilde gehuwd met de 'Ezzoon' Ludolf, die samen dan de ouders van Godschalks Adelheid waren. Via dat kanaal kreeg Godschalk het erfgoed in handen van de halfbroer Everhard van Wichman 'van Elten'. Dat was immers via Everhards erfdochter Averarda bij Godfried 'de Gevangene' beland en is langs het geschetste erflatingskanaal bij Adelheid terechtgekomen. Tot dat erfgoed behoorde zeker de burcht Zutphen, maar ook aanzienlijk grondbezit in de omgeving daarvan. Die positie van overwicht in dat noordelijk Hamaland zal er toe geleid hebben dat Godschalk en zijn nazaten zich daar hebben kunnen handhaven. Hun residentie was Zutphen, waarnaar het graafschap geleidelijk genoemd raakte. Nog steeds heet de streek die vroeger noordelijk Hamaland beoosten IJssel vormde, 'de Graafschap' naar het Graafschap Zutphen.
De naam Hamaland komt aan het eind van de 11e eeuw voor het laatst in bronnen voor.
*
Recente literatuur
- Jongbloed, H.H (2006): Tussen 'paltsgraafschap' en 'IJssellinie', Averarda 'van Zutphen' (+ 11 augustus [961]) en de geboorte van de graafschappen Zutphen en Gelre (1026-1046) in: Bijdragen en Mededelingen Gelre - Historisch Jaarboek voor Gelderland 97 met kartering van Hamaland in zijn boven beschreven omvang
- Jongbloed, H.H (2006): 'Immed 'von Kleve' (um 950), Das erste Klevische Grafenhaus (c. 885 - c. 1015) als Vorstufe des geldrischen Fürstentums', in: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein 209
- Jongbloed, H.H (2006): 'Wanburtich': Heinrichs II. Beteiligung an der Wahl von Kamba (1024), in: Deutsches Archiv für die Erforschung des Mittelalters 62 .
graaf te Drenthe van 940 tot 960,
Graaf te Salland [Ned] tussen 940 en 964,
Salland (Nedersaksisch: Sallaand) is een landstreek in het westen van de Nederlandse provincie Overijssel.
*
De grenzen van deze streek zijn moeilijk aan te geven, maar over het algemeen wordt aangenomen dat Salland het Overijsselse gebied buiten de gemeenten van de Regio Twente en de gemeente Steenwijkerland, maar inclusief de gemeente Hellendoorn en de voormalige gemeentes Den Ham en Holten bestrijkt.
*
Naam
De naam "Salland" is volgens sommigen een verbastering van "IJsselland".[bron?]
Hij kan ook duiden op het (oorspronkelijke) gebied van de Saliërs, een Frankische stam.[1] Het argument[bron?] daartegen is het feit dat het Frankisch grondgebied bekend is, en dat het op de rechter Rijnoever gelegen was tussen Xanten en ongeveer Karlsruhe. Het eerste bekende machtsgebied der Franken is Toxandrië (de Belgische Kempen), en niet Salland. Het woord 'salisch' zou trouwens op 'zout' duiden (sal - zie Franken (volk)). Deze Franken noemden zichzelf trouwens niet Saliërs maar Salische Franken. De Salische heersers zelf bewoonden de streken waarschijnlijk van oorsprong niet (men denkt aan de Tubanten), behalve in de grote nederzettingen als machtselite.[bron?]
Een derde etymologische mogelijkheid is dat het woord afkomstig is van "zele", "sele" (zaal[2], voornaam huis), dus land der grote boerderijen[bron?]. Dit woord vinden we nog terug in vele plaatsnamen, bijvoorbeeld Broek-sele, nu Brussel.
*
Karakteristiek
Salland is een landstreek die gedomineerd wordt door landbouw en veeteelt. Er zijn veel landgoederen te vinden met bijbehorende havezaten, landhuizen en kastelen. De voor het IJsseldal karakteristieke weteringen werden al in de Middeleeuwen gegraven omdat door stroomruggen en bedijking het water uit het gebied, dat voor een deel van de Sallandse heuvelrug afkomstig was, niet meer vrij naar de rivier kon wegstromen. In het oosten zijn grote 19e eeuwse ontginningen van woeste gronden. Elders is vaak sprake van een kleinschalig coulissenlandschap. Het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug is een bijzonder natuurgebied waar o.a. de ernstig bedreigde korhoenders nog voorkomen.
De Sallanders spreken Sallands, een Nedersaksisch dialect.
*
Grenzen
De streek langs de Overijsselse Vecht rond de plaatsen Gramsbergen en Hardenberg is altijd tot Salland gerekend, ondanks haar ligging t.o.v. de rest van Salland. Het dialect van deze streek is een overgangsdialect tussen Sallands en Drents. Tegenwoordig wordt het gebied aan weerszijden van de Vecht, van Gramsbergen tot aan Dalfsen vaak aangeduid als het Vechtdal.
Salland is in deze visie beperkt tot het gebied tussen Ommen, Zwolle, Deventer, Hellendoorn en Holten, waarbij alleen Zwolle niet tot Salland kan worden gerekend. Dit is de streek ten oosten van de rivier de IJssel. Raalte wordt vaak als het centrum van Salland beschouwd.
*
Referenties
1. Maurits Gysseling (1960). Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) p. 885. “Germ. Salahum, dat. pl, "bij de Salahas", zeer waarschijnlijk nevenvorm van Salii”
2. Etymologisch Woordenboek van Dale
Ovl. (Minstens 55 jaar oud) na 9601 (op 10 juli of op 11 juli)1.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Unruoch     



Bronnen:
1.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen


Dietrich von Westfalen
Dietrich von Westfalen.

tr.
met

Reinhild von Friesland, dr. van Godfried II van Friesland en Nn van Oostergouw.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Amalrada*905     

')}