Roelf Roelfs de Vries
Genealogie van Karel Jans
per generatie
Voor diegene die (nog) niet voldoende op de hoogte is van onze, dus ook jullie, voorouders is het wellicht verstandig even aan te geven wie in dit verhaal Roelf Roelfs de Vries is en wie Vrouwke Janssen. Om met de laatste te beginnen, Vrouwke Janssen is de echtgenote van van Roelf Roelfs de Vries, de vader van onze grootouders Roelf Borgert de Vries en Geertje Nanninga, ofwel we spreken hier over de overgrootouders van de huidige neven- en nichten, de kinderen van de dochters van Roelf en Geertje. In de geboorteakte van onze overgrootvader staat hij vermeld als Roelf Roelfs de Vries. In alle latere meldingen komen we hem echter tegen als Roelf de Vries. Deze Roelf Roelfs de Vries trouwt met Vrouwke Janssen uit Wymeer in Duitsland en om het verhaal compleet te maken beginnen we met de ouders van Vrouwke, Karel Jans en Stientje Garrels. Als je de tijd heb, ga er dan eens rustig voor zitten en laat het verhaal op je inwerken. Heb je op dit moment die tijd niet, neem het dan later, in het geheel eens goed door. Misschien is het verstandig om het geheel een paar keer te lezen, zodat je enigszins gewend raakt aan de manier waarop het een en ander in elkaar zit. Heel benieuwd ben ik van je van het geheel vindt! Zijn er vragen? Schroom niet en laat het me weten! |
Generatie III |
Uit dit huwelijk4 7
kinderen:
1. Jan
,
geb. te Wymeer [Dld] op 15 okt 1848 (zo).
2. Gepke
,
geb. te Wymeer [Dld], volgt IV.
3. Elisabeth
,
geb. te Wymeer [Dld]4 op
6 jun 1851 (vr)4,4,
otr. 4 op
26 nov 1871 (zo)4 Op
deze dag wordt de laatste huwelijksaankondiging gedaan4,
tr. (resp. minstens 20 en minstens 24 jaar oud)
na 26 nov 1871 (zo) met Jan Berend Jans Buntjer
,
zn. van Grietje Berends Buntjer (Bontjer)
,
geb. te Heerenland [Dld] op 19 okt 1847 (di)4,4, 4,
dienstknecht.
4. Ernst
Harms
,
geb. te Wymeer [Dld]4 op
1 apr 1854 (za)4,4.
5. Stientje
Garrels
,
geb. te Wymeer [Dld]4 op
21 sep 1856 (zo)4,4.
6. Harmke
,
geb. te Wymeer [Dld]4 op
3 okt 1858 (zo)4,4.
7. Grietje
Karels
,
geb. te Wymeer [Dld] op 2 sep 1861 (ma)4,4.
IIIb. Garreld Janssen
,
(zn. van IIa), geb. te Wymeer [Dld]1 op
12 apr 1831 (di)1,1,
tr. (resp. 24 en 27 jaar oud) (1) te Wymeer [Dld] op
22 apr 1855 (zo) met Roelfke Kuiper
,
dr. van Jan Roelfs Kuiper
en
Hinderktje Hinderks
,
geb. te Heerenland [Dld]1,7 op
21 jan 1828 (ma)1,7,1,7,
ovl. (37 jaar oud) te Stapelmoor (Dld) [Dld]1 op
17 mrt 1865 (vr)1,1.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
1. Jan
.
2. Hinderk
.
3. Karl
.
Garreld Janssen
,
tr. (34 jaar oud) (2) te Wymeer [Dld] op 2 apr 1866 (ma)
met Iepke Lubberts Hayenga
.
Uit dit huwelijk 1 kind:
1.
Eildert
.
Generatie IV
IV. Gepke Janssen ,
(dr. van IIIa), geb. te Wymeer [Dld], tr. (1) 4 in
175944 met Nn
.
Gepke Janssen
,
1
kind:
1. Gertruida Janssen
, geb. op
23 dec 1864 (vr).
Jan Karels Janssen
[56]
Op de grote boerderijen, in het bijzonder in het
poldergebied van Reiderland, dat zich uitstrekt over een groot gedeelte van het
Oldambt tot ver in Oost Friesland, zijn er vroeger zeer veel (land)arbeiders
geweest. Zij moeten onder de druk van de boeren op het land en de weiden
werken. Doen ze dat niet, weigeren ze, kunnen ze vertrekken en moeten ze honger
leiden. Ze verliezen dan ook hun woning, want de kleine landarbeiderhuisjes
zijn vaak in het bezit van de boer. Veel landarbeiders hebben in de tijd zelf
een eigen stukje land dat ze zelf ontgonnen hebben en moeten daarnaast
dagelijks de polder intrekken om bij de boer te werken. Het voorhuis van de
boer mogen ze niet betreden, dat is ten strengste verboden. In Oost Friesland
hebben de boeren verschillende statussen. De rijkste en grootste boer heet de
Grossbauer die een Volle Herde heeft, daaronder komt de Kleinbauer met een
Halbe Herde. Vervolgens kennen we de Landgebräucher die de Alten Warfen
bestieren en de Häuslinge met de Neue Warfen. Helemaal onderaan staat de
Landarbeiter.
![]() |
Tussen Dielerheide en
Tichelwarf moet het land eerst ontgonnen worden, voordat er iets aan landbouw
kan worden gedaan. Het werk begint in de zomer om half vier 's morgens en pas
tegen zes uur 's avonds of nog later, kunnen de landarbeiders weer naar huis
terugkeren. Het koren wordt met de pikke en de zicht gemaaid, wat vele uren
duurt. De zicht wordt met de linkerarm en met een enigszins voorover gebogen
lichaam heen en weer bewogen, terwijl met de rechterarm een soort haak wordt
gebruikt om het koren naar zich toe te trekken. Met elke slag wordt een stap
voorwaarts gedaan tot er acht tot tien stappen zijn gedaan om een garf te
krijgen. Om deze manier kan één man ongeveer een kwart ha en 1000 garven per
dag klaar maken. Dat betekent dat er in één dag ongeveer 20.000 keer met de
zicht geslagen moet worden en dat in een staande, een beetje voorover gebogen
houding, waarbij de spieren van de rug en de benen het voortdurend zwaar te
verduren krijgen.
Achter de maaier staat de bindster die de garven bij elkaar
moet binden en in schoven bij elkaar moet zetten.
![]() |
De
woonoppervlakte in het landarbeidershuisje is ongeveer twaalf vierkante meter
groot, waar het gezin met zes personen moeten leven. Niet zelden telt men er
echter tot meer dan twaalf kinderen, zodat in elk bed drie kinderen moeten
slapen. Deze bedden noemt men in Oost Friesland Butzen. Ze zijn in de stal
ingebouwd, zodat ze gebruik kunnen maken van de warmte van het vee in de
winter. Omdat deze Butzen nogal klein waren, moeten de kinderen vaak min of
meer zittend slapen. De landarbeiders krijgen in de winter slechts 12 tot 15
Stüber loon en in de zomer 27 tot 30 Stüber. Per dag wordt er tot 14 uur op het
land gewerkt en de eetpauze wordt niet doorbetaald. De arbeider die zelf nog
een stukje grond, een koe en een varken heeft, is daarmee nog niet klaar. Hij
moet dan nog op eigen erf werken, want als moeder de vrouw niet meewerkt op het
land, moet hij nog zijn eigen stukje grond bewerken en zijn vee verzorgen. Als
de arbeider niet kan werken, moet hij de Armenkasse aanspreken. Voor de
kinderen van de landarbeiders zijn er de zogenaamde Fortbildungsschulen. De
woonverhoudingen meer dan 150 jaar geleden worden nog wat beter uitgelegd door
de landarbeider.
Het
leven in het veengebied van Wymeer
![]() |
Ernst Loeising: "Dieser Stand ist numerisch
dem Bauernstand überlegen, aber nicht numerisch (d.h. der Münze nach). Der Lohn
betrag im Winter 12-15 Stüber und im Sommer 27-30 Stüber Lohn. Ein Stüber
entsprach dem Wert nach einem Kreuzer. Für fünf Stüber bekam man ein Huhn. Im
Winter bekamen sie ein Teil des ausgedroschenen Getreides, es wurde auch Matt
genannt. Es wurde von morgens früh bis abends spät gearbeitet. Sie mussten die
eigene Ruhepause für die Arbeit opfern. Es gab oft Krankheiten wie Tuberkulose,
Lungenentzündung und Brustkrankheiten. So stießen die Arbeiter ins Elend. Wenn
sie arbeitsunfähig wurden, fielen sie der Armenkasse zur Last. Das
Selbstbewusstsein war untergraben. Nirgendwo gab es Hilfe oder Verständnis. Die
Arbeiter, die in der Ostfriesischen Heimat geblieben sind, konnten nicht in der
Arbeitsstätte sesshaft werden." Het leven in het nog niet ontgonnen veengebied van Wymeer, Stapelmoor, Stapelmoorheide e.o. is niet alleen zwaar geweest door de ontginningen, maar wordt ook gekenmerkt door natuurrampen, oorlogen en ziektes. De lijst van stormvloeden dit dit gebied heeft getroffen is lang, de strijd is bitter en heeft duizenden mensenlevens gekost.
Zo komt op 1 juli 1612 de voogd van Weener
naar Wymeer. Hij wordt begeleidt door 18 Nederlandse soldaten. Met musketten,
fakkels, degens en speren trekken ze naar Wymeer en Boen en nemen er 87 koeien
in beslag. Deels is de bevolking blij dat de macht van de landheren wordt
gebroken als deze macht door het gebied trecht, maar aan de andere kant zien ze
verschrikt op als diezelfde macht hun onderdanen nog armer maakt dan ze als
zijn. De inwoners wenden zich tot het gerecht en de daad van de soldaten wordt
sterk afgewezen. Een jaar later op 7 juli 1613 komt de voogd nogmaals langs om
binnen drie dagen 4.000 gulden op tafel te krijgen voor reparatiewerkzaam-
heden aan de dijken en als dat niet gebeurt -waar haalt men het geld vandaan-
worden 40 koeien uit de weilanden meengenomen.
Rond 1520 is er strijd tussen de gemeente Bellingwolde over de grens
tussen de gebieden, waarbij ook het klooster Dünebroek wordt betrokken en
tussen 1795 en 1796 is het gebied bezet door Engelse en Franse troepen. Maar
ook eeuwen later heeft men het in dit gebied niet makkelijk. In 1825 zijn er
dijkdoorbraken waarbij 800 mensen het leven laten.
Vrouwke Janssen
[17].
Vrouwke Janssen
is van Duitse afkomst en is geboren in Wymeer. De is waarschijnlijk genoemd
naar een zus van haar vader die ook Vrouwke heet. Over Wymeer is een boek op
persoonlijke titel uitgegeven door Rolf Koens in 2003, waarbij de periode van
1713-1900 wordt beschreven. Het boek is niet opgenomen in de officiële OSB.`.
In het kerkeboek van Wymeer vinden we behalve de geboorte van Vrouwke het
volgende: "deze nae volgende syn de communicanten of ledematen van de
gemeente tot Wymeer soo by de aenkomst van myn bedieninge zyn gewest: Frouwke
Jansen". Omdat we hier te maken hebben met de Kirchenmitglieder 1713 en de
Kircheneintritte van de gemeente tussen 1714 en 1723, gaat het daarbij om een
andere Vrouwke Jansen, want Vrouwke Janssen, geh. met Roelf Roelfs de Vries
wordt pas geboren op 25 aug. 1839.
Roelf
Roelfs de
Vries
[49]
Hoe heeft Roelf
Roelfs de Vries Vrouwke aan de haak geslagen? De eerste komt uit het Oldambt,
de laatste uit Wymeer in Oost Friesland. Het verhaal erachter zal wel nooit
helemaal boven water komen. Toch zal ik een poging doen die de waarheid
daarover zal benaderen. Mogelijk heeft Roelf zich aangesloten bij een groep
Hollandgängers en is hij op de terugweg met ze meegegaan naar Wymeer. Het kan
ook zijn dat Roelf behoord heeft tot de slikwerkers, een van de mannen die
heeft meegeholpen aan inpolderingen. De ingelanden, de boeren en de
grondeigenaren krijgen snel door dat zij drie vliegen in één klap kunnen slaan:
dijken opwerpen, land winnen en geld verdienen. De Staten van Holland sturen na
de kerstvloed van 1717 maar liefst 500 soldaten en 4000 arbeiders naar het
noorden. Razendsnel verrijst de ene na de andere polder. Reiderwolderpolder
1862, Negenboerenpolder 1872, Westpolder 1875, Eemspolder 1876, de Aalanden
1877, Johannes Kerkhovenpolder 1877, Lauwerpolder 1892. De stad Groningen
verwerft ineens honderden hectares vruchtbaar land, de boeren zwemmen in het
geld en bouwen huizen en boerderijen als kastelen. Over de grens in Duitsland
heeft Fredrik de Grote al in 1752 opdracht gegeven de Landschaftspolder (1770)
in te dijken. De Heinitzpolder (1778) en de Kanalpolder volgen en zo probeert
men het land terug te winnen in een gebied waarvan Plinius eens heeft gezegd
dat hij niet weet of de bodem tot de aarde dan wel tot de zee behoort. Het
gebied dat door de Dollard is verzwolgen wordt in ras tempo terug gewonnen. De
Duitsers noemen het gebied daarom Bunderneuland. Vervolgens ligt er tussen
Weener en Bunde, ten oosten van Wymeer, tussen Boen en Stapelmoor een
veengebied waar veel mensen nodig zijn voor de ontginning. Van over de grens komen
stoere mannen werken op het Herrenland van het klooster Dünebroek. Het
grensverkeer bij (Oude) Statenzijl, Nieuweschans en Bellingwolde wordt
gekenmerkt door de trek van honderden Hollandgängers die gehoord hebben dat er
geld te verdienen valt aan de andere kant van de Zuiderzee, in Holland en
omgekeerd trekken ruige Groningers de grens over om daar te halen wat ze hier
niet kunnen vinden.
Hollandgänger of Hannekemaaier
De groep
Hollandgänger of Hannekemaaier kan bestaan uit handelaren, (seizoen)arbeiders en emigranten.
Daarmee is gelijk het verschil gelegd tussen passant (met het voornemen om weer
naar huis te keren) en migrant (met het voornemen om daar (langdurig) te
blijven). Onder de Hollandgänger onderscheiden we verschillende arbeidsgroepen,
zoals:
Gräsmäher/Hannekemaaier, seizoenarbeiders die gras maaiden en/of de oogst
binnenhaalden, bleven circa 6 weken in de maanden mei en juni in Nederland;.
Tödden,
reizende handelaren;.
Torfgräber,
seizoenarbeider die turf steekt in het oosten van Nederland. Deze arbeid vangt
aan begin april;.
Walfänger,
seizoenarbeider die op de walvisvaart gaat, vertrekt voor pasen naar Holland
(Zaandam, Hoorn, Amsterdam, Rotterdam) en komt laat herfst pas weer terug.
Vooral seizoenarbeiders uit Gehrde en Menslage namen hieraan deel.
Hoewel er al in de 16e eeuw Hollandgänger zijn, komt de trek pas in
de 18e eeuw goed op gang. Door de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) is
het Osnabrücker Nordland verzwakt en is er een gebrek aan arbeidskrachten. Pas
na 1700 zijn de sporen van het oorlogsgeweld uitgewist en ontstaat er
eenoverschot aan arbeidskrachten. Dit duurt tot de Franse Revolutie. In het
begin van de 19e eeuw zijn de verdiensten in Holland sterk
teruggelopen en wordt de Hollandgängerei langzamerhand omgezet in de grote
emigratie-stroming naar de Verenigde Staten. In 1656 telt Menslage 57 en
Badbergen 73 Hollandgänger. In percentage van de bevolking is dit slechts 3%
respectievelijk 2%. Voor Menslage zal dit aantal in de 18e eeuw nog
oplopen. Voor Badbergen nauwelijks. In 1811 telt canton Quakenbrück (met Essen,
Quakenbrück, Badbergen en Menslage) 13.000 inwoners met 505 (4%)Hollandgänger.
![]() |
In Canton
Vörden ligt dit net onder de 10%. In Canton Fürstenau ligt dit boven de 10%, in
Canton Ankum rond de 14%. In 1829 telt het Amt Bersenbrück zo'n 1340 - 1370
Hollandgänger. Daarvan komen er minder dan 500 uit Artland (bijna 5% van de
bevolking). Het percentage ligt hoger bij de Kirchspielen Ankum, Bersenbrück en
Alfhausen (boven de 7%) waar 876 Hollandgänger zijn. Badbergen telt 70-80
Hollandgänger, Gehrde 180 - 200 en Menslage 214. In 1830 is het aantal
Hollandgänger uit het Amt Bersenbrück opgelopen tot circa 2000, vanwege de
arbeidscrisis in het Amt. Vanwege de Nederlandse oorlog tegen België valt er
echter weinig te verdienen. In 1832 doet dat het merendeel besluiten thuis te
blijven, waardoor de armoede in het Amt alleen maar toeneemt. In 1833 proberen
weer zo'n 2000 arbeiders geld te verdienen in Holland. Vanwege de slechte oogst
verdienen zij gemiddeld slechts zo'n 30 tot 40 gulden. Vervolgens neemt het
aantal Hollandgänger alleen nog maar af: 1850 (1834), 1649 (1835), 1572 (1837),
1190 (1841), 1121 (1842), 840 (1844), 760 (1846), 510 (1847). Tegen het eind
van de eeuw loont het niet meer om naar het westen te trekken. Ze blijven weg
omdat de welvaart in Duitsland toeneemt. Toch kennen we de verhalen over de
Hannekenmaaiers maar al te goed. Ze reizen in groepen, die almaar groter worden
en zijn bepakt met gereedschap en grote hoeveelheden spek en gerookt
varkensvlees, omdat dat goedkoper is dan kopen in Nederland. Ze worden
afgeschilderd in talloze kluchten als dom, vies en gierig en als opscheppers
die zich beter voordoen dan ze zijn, in de hoop een Nederlandse vrouw aan de
haak te slaan. Dat moet velen gelukt zijn, want alleen al tussen 1815 en 1850 hebben
zich ongeveer 140.000 van deze trekarbeiders blijvend in ons land gevestigd.
De verdienste van de gemiddelde Hollandgänger is tussen de jaren 1834 en 1847
variërend van 15 tot 24 Rth. (omgerekend 28 tot 44 Hfl.). De seizoenarbeiders
blijven meestal 2 tot 3 maanden in het buitenland, doch dit kan uitlopen tot 6
maanden.
Om in Holland te mogen werken hebben de seizoenarbeiders toestemming nodig van
het Amt (Fürstenau of Vörden). Echter een flink aantal arbeiders trekt zonder
toestemming naar Holland. In 1656 wordt hierop gereageerd en krijgen de
'Unerlaubten' een geldstraf van 5 Rth. naast de administratiekosten
(Amtsgeld/Verwaltungsgebühr). Omdat 1656 een slecht arbeidsjaar geweest is,
waarin veel seizoenarbeiders slechts met 1 Rth. thuisgekomen zijn, kunnen zij
eenvoudigweg deze boete niet betalen.
Bippen is een plaats waar veel trekarbeiders passeren. In 1850 passeren daar
zo'n 2000 personen uit Oldenburg en Diepholz. Tussen Ankum en Ueffelen ligt de
zogenaamde Breite Stein, een grote zwerfkei waar verschillende groepen zich
verzamelen om gezamenlijk verder te reizen. Deze steen ligt nu voor de lutherse
kerk in Badbergen als het Bismarck gedenkteken. In Lingen steekt men met het
veerschip de Ems over, om vervolgens via Neuenhaus en Uelsen naar Venebrugge en
Hardenberg te lopen. In Hardenberg kan men overnachten. Rond 1844 zijn hier nog
zo'n 130 herbergen. Vanaf daar kan de bagage met wagen of schuit (over de
Vecht) naar Hasselt vervoerd worden. De trekarbeiders volgen lopend de
zogenaamde Hessenweg, ten noorden van Dalfsen en Ommen en ten zuiden van het
hoogveen.
![]() |
De wegen zijn
in de regel onverhard en na een flinke regenbui vaak moeilijk begaanbaar. Ook
het reizen met paard en wagen is niet aangenaam. Tot het midden van de 19e eeuw
is reizen over water het meest comfortabel. Alleen in de winterperiode
(december-maart) zijn de waterwegen meestal onbevaarbaar. Onderweg zijn de
wandelaars niet alleen blootgesteld aan weer en wind maar ook aan wilde dieren
(wolven) en rovers. Daarom reizen ze veelal in groepen. Misschien is onze Roelf
één van hen geweest.
Hasselt is voor de overtocht naar Amsterdam over de Zuiderzee het voordeligst,
doch Zwolle is een alternatief. Hasselt is voor deze overtocht echter gunstiger
gelegen en heeft verschillende contracten met het Amsterdamse schippersgilde
afgesloten ten einde deze overtocht te monopoliseren dit ten koste van Zwolle
en andere Overijsselse plaatsen. De Zwollenaren laten het hier niet bij zitten
en proberen op alle mogelijke manieren de arbeiders op te pikken voor ze in
Hasselt zijn. Meestal gebeurt dit door ze in te laten schepen bij de Berkummer
Brug of bij de Noodhaven, ook genaamd het Varkensgat. In 1733 is deze
concurrentiestrijd een climax. De Zwolse schippers plaatsen in het veld bij
Ommen en Dalfsen palen met het opschrift dat trekarbeiders uitsluitend de
aangewezen route mogen volgen. Als de arbeiders zich daar niets van aantrekken,
probeert men hen met behulp van soldaten te dwingen naar de Zwolse schepen te
lopen. Ook dat lukt niet. Ten slotte sluiten de Zwollenaren met de Hardenbergse
praamschippers een geheime overeenkomst dat zij de bagage van de arbeiders niet
naar Hasselt, maar naar het Varkensgat zullen brengen. Als de arbeiders naar
Hasselt gaan laten zij Dalfsen links liggen en gaan zij via het 'poepen-' of
'pikmaaierspad' en via het sluisje genaamde 'poepestouwe' (nu bij het gemaal
Streukeldijk) bij de hoge noordelijke dijk langs het Zwarte Water. Dan kan men
Hasselt in de verte al zien liggen. Vlak voor het stadje loopt men de Engpoort
door waarna men aan de rechterhand de Heilige Stede heeft, een kapelletje op
het Eiland voor de katholieken die in 1357 gesticht is en in 1551 de Pauselijk
aflaat verkregen heeft wegens de wonderen die daar plaats gevonden hebben.
In
Hasselt zijn maar liefst zo'n 210 herbergen. De schepen leggen in Amsterdam
allen aan dezelfde kade aan, bij de Oude Brug, ook wel Moffenbeurs genaamd.
Daar zijn bovendien veel gelegenheden waar de trekarbeiders overnachten kunnen.
Als de winter nadert zijn de Hollandgänger al weer op weg naar Duitsland. Ze
trekken ook bij Bellingwolde en Nieuweschans de grens over, terug naar huis of
hebben gehoord dat er in het Oldambt werk is en trekken door de polders om daar
hun heil te zoeken. Ze vertellen er over het veengebied bij Wymeer en
Stapelmoor. Wat volgt is het omgekeerde van wat we net hebben gelezen. In de
winter hebben de Groningse landarbeiders geen werk bij de boer en trekken ze
met de Hannekemaaiers mee naar Duitsland om in het veen te werken. Zo leren ze elkaars
gebeid kennen.
Dezelfde taal spreken ze immers al
.
Terug naar Roelf
Hoe het precies
is gegaan, weten we niet. Roelf is mogelijk in het veen gaan werken bij Wymeer,
of Vrouwke komt als dienstmeid terecht bij een boer in een Groningse polder. In
ieder geval weten beiden dat er hard gewerkt moet worden om eten op tafel te
krijgen. Roelf weet dat als geen ander. Zijn vader is zelf boerenknecht en
dagloner en zijn grootvader heeft een boerderijtje gehad in Ekamp. Het harde
werken is overgegaan van vader op zoon. Ook Vrouwke kent het harde werken. Zelf
komt ze uit een gezin met 11 kinderen. Bovendien moet ze als oudste dochter
niet alleen flink aanpakken, ze ziet het ook aan haar drie oudere broers, ze
ervaart de pijn als haar zusje Stijntje nog geen 4 maanden oud wordt. Zo komen
Roelf en Vrouke elkaar tegen in een tijdperk en in een gebied waarin wordt
geleerd wordt aan te pakken. Werk kan niet smerig zijn en geen arbeid is ver
weg als er geld te verdienen valt.
Bronnen: 1. Genealogie van Klaus Dieter Luitjens (K.D. Luitjens), Type: Website, 2. Die Familien der Kirchengemeinde Wymeer 1713-1900 (Fam Wymeer), Type: Boek, Type: Boek, Schrijver: Rolf und Christian Koens Uitgever: Eigenverlag, ISBN nummer: 3-9806065-0-7, Plaats: Westerstede [Dld], Uitgegeven: 2004 (blz. 205) 3. Stapelmoor, Die familien der Kirchengemeinde (Stapelm Kirchen), Type: Algemene akte, Aktedatum: tussen 1709 en 1900 (2 mrt 1804 (vr)) 4. Die Familien der Kirchengemeinde Wymeer 1713-1900 (Fam Wymeer), Type: Boek, Type: Boek, Schrijver: Rolf und Christian Koens, Uitgever: Eigenverlag, ISBN nummer: 3-9806065-0-7, Plaats: Westerstede [Dld], Uitgegeven: 2004 5. Die Familien der Kirchengemeinde Wymeer 1713-1900 (Fam Wymeer), Type: Boek, Type: Boek, Schrijver: Rolf und Christian Koens, Uitgever: Eigenverlag, ISBN nummer: 3-9806065-0-7, Plaats: Westerstede [Dld], Uitgegeven: 2004 (blz. 186) 6. BS Overlijdensregister Finsterwolde (BSO Finst), Type: BS Overlijdensregister, Archief: GA (3 aug 1914 (ma)) 7. Die Familien der Kirchengemeinde Wymeer 1713-1900 (Fam Wymeer), Type: Boek, Type: Boek, Schrijver: Rolf und Christian Koens, Uitgever: Eigenverlag, ISBN nummer: 3-9806065-0-7, Plaats: Westerstede [Dld], Uitgegeven: 2004 (blz. 187) |
Het huwelijk van Roelf (Roelfs) de
Vries en Vrouwke Janssen gaat niet altijd over rozen...
![]() |
Afb. boven: Een gedeelte van de huwelijksakte van Roelf Roelfs de Vries en Vrouwke Janssen in de gem. Finsterwolde op 18 mei 1875. De ouders van Vrouwke, Jan Karels Janssen en Gepke Eilders Auwen zijn dan al overleden. |
![]() |
Afb. boven: Overlijdensakte van Jan de Vries Op 31 maart 1883 doen Jacob Hartman, oud 62 jaar, van beroep dagloner en Etsko Walma, 42 jaar van beroep wagenaar, beide wonende te Reiderwolderpolder in de gem. Finsterwolde aangifte van het overlijden van Jan de Vries, zoon van Roelf Roelfs de Vries en Vrouwke Janssen op de leeftijd van 10 maand. De gemeenteambtenaar die het document opmaakt is een zekere Schortinghuis. |
Het zal niemand meer verbazen dat genealogen bij de diverse onderzoeken gegevens tegenkomen die je van te voren niet zou vermoeden. Zo is het ook bij Roelf en Vrouwke. Het is al langer bekend dat het gezin behalve de vader en de moeder ook bestaat uit een vijftal kinderen. Niets blijkt echter minder waar
Roelf en Vrouwke trouwen op 18 mei 1875 op het gemeentehuis in Finsterwolde, hij is 35 jaar en zij is 30 jaar. Als we hier goed over nadenken, beseffen we pas goed dat Vrouwke vrij laat haar kinderen heeft gekregen. Het zullen er zes worden, vier jongens en twee meisjes. Het eerste kind Roelf Borgert wordt geboren in december 1875 in de Reiderwolderpolder. Al gauw blijkt dat dat zoontje niet lang zal leven. Op 14 febr van het jaar erop sterft hij smiddags om 12 uur. Het verdriet is groot. Nog in hetzelfde jaar, het loopt tegen de winter, wordt er weer een zoontje geboren. Ook hem noemen ze Roelf Borgert. Ook hij blaakt niet van gezondheid en wordt nog geen vier maanden oud. De vierde zoon doet het beter. Deze Roelf Borgert ziet nog een jaar later in de Reiderwolderpolder het levenslicht. Deze zoon (en anno 2008 de grootvader van de dan nog levende neven en nichten) zal de leeftijd bereiken van 73 jaar. Ruim een jaar later worden Roelf en Vrouwke verblijd met een dochter. Ze noemen haar Gepke en benoemen daarmee haar grootmoeder, de moeder van Vrouwke. Ze blijft echter maar 28 dagen in leven. In 1882 wordt er weer een zoon geboren. Ze noemen hem Jan naar de vader van Vrouwke. Ook Jan wordt niet oud. Hij sterft in de polder als hij nog geen 10 maand oud is. In 1884 wordt moeder Vrouwke 45 jaar als ze voor de laatste keer in verwachting raakt van een dochter. Ook zij wordt genoemd naar Vrouwkes moeder Gepke Eilders Auwen genoemd. We kunnen alleen maar raden welke gevoelens er bij een mens opkomen als van zes kinderen er uiteindelijk maar twee zijn die oud worden.
Waar dit gezin De Vries precies gewoond heeft, blijft onbekend. Ergens in
de Reiderwolderpolder in een huisje achter de dijk wordt gemeld. Het leven daar
is zwaar. Vrouwke en Roelf moeten beide hard werken om rond te komen, hij als
boerenknecht en dagloner en zij als dienstmeid. Vrouwke sterft op 3 juli 1901,
ook weer in de Reiderwolderpolder en Roelf Roelfs overleeft haar, tot ook hij
uiteindelijk sterft op 31 juli 1914.
Gezinsblad van Roelf Roelfs de Vries
Roelf Roelfs de Vries [49], zn. van Roelf Borgert(s) de Vries [42]
en Jantje Jans Kamer [45], geb. te Finsterwolde [Gr] in 1845, boerenknecht en
dagloner, ovl. (ongeveer 69 jaar oud) te Reiderwolderpolder1 op 31 jul 1914 (vr)1,1.
tr. (resp. ongeveer 30 en 35 jaar oud) te Finsterwolde [Gr]2 op 18 mei 1875 (di)22
met Vrouwke Janssen [17], dr. van Jan Karels Janssen [56] en Gepke Eilders Auwen [57], geb. te Wymeer, Weener [Germany] op 25 aug 1839 (zo), dienstmeid, ovl. (61 jaar oud) te Reiderwolderpolder op 3 jul 1901 (wo) In de overlijdensakte is sprake van geboren te "Wijmeer in Pruissen". Bron: Burgerlijke stand, overlijden. Gron. Archieven, aktenummer 26; aangiftedatum 04-07-1901.
Vrouwke Janssen [17].
Vrouwke Janssen is van Duitse afkomst en is geboren in Wymeer. Ze is waarschijnlijk genoemd naar een zus van haar vader die ook Vrouwke heet. Over Wymeer is een boek op persoonlijke titel uitgegeven door Rolf Koens in 2003, waarbij de periode van 1713-1900 wordt beschreven. Het boek is niet opgenomen in de officiële OSB.`.
In het kerkeboek van Wymeer vinden we behalve de geboorte van Vrouwke het volgende: "deze nae volgende syn de communicanten of ledematen van de gemeente tot Wymeer soo by de aenkomst van myn bedieninge zyn gewest: Frouwke Jansen". Omdat we hier te maken hebben met de Kirchenmitglieder 1713 en de Kircheneintritte van de gemeente tussen 1714 en 1723, gaat het daarbij om een andere Vrouwke Jansen, want Vrouwke Jannsen, geh. met Roelf Roelfs de Vries wordt pas geboren op 25 aug. 1839.
Uit dit huwelijk 6 kinderen
1. Roelf Borgert, geb. te Reiderwolderpolder in dec 1875, ovl. (2 maanden oud) te Finsterwolde [Gr] op 14 feb 1876 (ma) Bron: Burgerlijke stand, overlijden. Groninger Archieven, aktenummer 11. Aangifte datum: 14-02-1876, overl. datum 14-02.1876.
2. Roelf Borgert, geb. te Reiderwolderpolder Bron: akte nr. 20 in nov 1876, ovl. (4 maanden oud) te Finsterwolde [Gr] op 4 mrt 1877 (zo) Bron: Burgerlijke Stand, overlijden. Groninger Archieven, aktenummer 20. Aangifte datum: 05-03-1877, Finsterwolde. Vermeld wordt de leeftijd van 4 maand.
3. Roelf Borgert [14], geb. te
Finsterwolde [Gr] op 13 mrt 1878 (wo)4, arbeider, onbezoldigd
Rijksveldwachter, bestuurslid Woningcompact 'De Eendracht' te Finsterwolde voor
9 feb 1952 (za), bestuurslid van het Waterschap 'De Reiderwolderpolder' voor 9
feb 1952 (za), van het overlijden is aangifte gedaan op 11 mei 1952 (zo)6,
ovl. (73 jaar oud) te Finsterwolde [Gr] op 9 feb 1952 (za). Getuigen bij het
huwelijk zijn: Hindrik Jans Lier, gemeenteveldwachter, 61 jaar; Harm Siedens,
59 jaar, smid; Uuldrik Slijm, 50 jaar, arbeider; Thomas Henri Klinkhamer, 23
jaar, zonder beroep, allen wonende te Finsterwolde. De begrafenis vindt
'smiddag plaats vanuit café van der Holt te Finsterwolde, waar ook de laatste
eer bewezen kan worden3, begr. op de begraafplaats te
Finsterwolde achter de kerk [Gr] op 13 feb 1952 (wo)5, tr.
(resp. 25 en 19 jaar oud) te Finsterwolde [Gr] op 8 mei 1903 (vr) met Geertje Nanninga [15], dr. van Geert Nanninga [3142] en Moetje (Moutje) Kiewiet [19], geb. te Finsterwolde [Gr] op 8 jun 1883 (vr), van het overlijden
is aangifte gedaan op 25 jan 1946 (vr)8, ovl. (62 jaar oud)
te Finsterwolde [Gr] op 24 jan 1946 (do) Geertje is op de begraafplaats in
Finsterwolde begraven om 13.30 uur. Zij die de laatste eer willen bewijzen
dienen samen te komen in het café Van der Holt6, begr. te
Finsterwolde [Gr] op 29 jan 1946 (di)7.
4. Gepke, geb. te Reiderwolderpolder op 8 nov 1880 (ma), ovl. (28 dagen oud) te Reiderwolderpolder op 6 dec 1880 (ma).
5. Jan, geb. te Reiderwolderpolder in mei 1882, ovl. (10 maanden oud) te Reiderwolderpolder op 31 mrt 1883 (za).
6. Gepke [58], geb. te Ganzedijk Finsterwolde op 28 nov
1884 (vr), ovl. (85 jaar oud) op 15 mei 1970 (vr), begr. op de Begraafplaats te
Finsterwolde, tr. (resp. 23 en 25 jaar oud) te Finsterwolde [Gr] op 23 okt 1908
(vr) met Harm Nanninga [71], zn. van Wubbo Nanninga [2431] en Ailtje Waalkens [2432], geb. te Ganzedijk Finsterwolde op 14 nov 1882 (di), ovl. (83 jaar oud) te Finsterwolde
[Gr] op 20 okt 1966 (do), begr. op de Begraafplaats te Finsterwolde.
Bronnen:
1. BS Overlijdensregister Finsterwolde (BSO Finst), Type: BS Overlijdensregister, Archief: GA (3 aug 1914 (ma))
2. BS Huwelijksregister Finsterwolde (BSH Finst), Type: BS Huwelijksregister, (18 mei 1875 (di) akte 10)
3. Burg. Stand (Genlias) (S529), Type: Algemene bron,
4. Huwelijksboekje. (S530), Type: Algemene bron,
5. Grafzerk. Rouwadvertenties. (S549), Type: Algemene bron,
6. Burg. Stand (Genlias) (S478), Type: Algemene bron,
7. Rouwadvertenties. (S554), Type: Algemene bron,
8. Grafzerk. Burg. Stand (Genlias) (S479), Type: Algemene bron,
![]() |
Afb. boven: Overlijdensakte van Roelf (Roelfs) de Vries. Op 3 aug 1914 doen Jan Woldendorp, 56 jaar, van beroep arbeider, wonende te Reiderwolderpolder en Jan Etsko Walma, 39 jaar, van beroep handelaar en wonende te Reiderwolderpolder, bij de ambtenaar van de burgerlijke stand aangifte van het overlijden van Roelf (Roelfs) de Vries. Hij is overleden op 31 juli 1914 om 11.00 uur. Op deze akte komt de patroniem 'Roelfs; niet voor. |
Aanvullingen en Correcties worden op prijs gesteld.