Blideke (Blydeke) en Egge II Van Addinga van Wedde en Westerwolde
Gezinsblad
Egge II Van Addinga van Wedde En Westerwolde, zn. van Haye I Addinga van Wedde en Westerwolde [5808] en Reinste Abdena (Renske) Von Embden, geb. circa 1425, ovl. (ongeveer 50 jaar oud) op 21 apr 1475 (wo) hij wordt uiteindelijk vermoord. tr. (minstens 19 jaar oud) na 12 feb 1444 (ma) met Blideke (Blydeke) Tho Fraam 1, dr. van Rodolphus Frawama Kater ond' en Amke Ukena Aeilco Onnema Eisinga, zn. van Reyner Eisinga, geb. na 1376, ovl. (hoogstens 68 jaar oud) in 1444. Uit deze relatie een zoon.
Verhaal bij Egge II Van Addinga van Wedde En Westerwolde
[5811]
:
De Addinga's
Het Westerwoldse geslacht Addinga is afkomstig uit Reiderland. Volgens de
verhalen zou het naar Wedde zijn gevlucht of zijn verjaagd na de Marcellusvloed
van 1362. In Wedde wordt rond 1360/1370 de Wedderborg gebouwd. Deze datering
wordt gegeven na enige archeologische opgravingen. De verbintenis van de
opkomst van Addinga met de Marcellusvloed in 1362 berust op latere constructies
en heeft naar alle waarschijnlijkheid zelfs helemaal niets met
Dollardoverstromingen te maken. Het ontstaan van de Dollard kan met zekerheid
pas gesitueerd worden in de eerste helft van de 15e eeuw.
De oorsprong van het geslacht Addinga is er in ieder geval in een duist er
licht mee komen te staan. Als Egge (II) Addinga in 1474 probeert te bewijzen
dat de Addinga's al minstens honderd jaar de heerlijkheid Wedde bezit met
afschriften van de bisschop van Münster en de abt van Corvey, heeft hij
inmiddels alle schijn tegen. In 1474 blijkt dat de Addinga's behalve de
heerlijkheid Wedde en Westerwolde ook het gericht van Winschoten (ook voogdij
van Winschoten geheten) in leen hebben. Vanwege de Reiderlandse achtergrond van
Winschoten is het mogelijk dat de Addinga's uit deze plaats afkomstig zijn
geweest.
Foto rechts: De kerk van Wedde vóór de restauratie. De grafzerken in de kerk zijn weer in de
vloer geplaatst.
In 1391 wordt voor het eerst in een oorkonde van het huis te Wedde gesproken.
Egge (I) Addinga (zoon van de stamvader Adde) wordt echter nog aangeduid als
hoofdeling in Reiderland. De bevolking van Westerwolde kan moeilijk de
heerschappij van Egge Addinga accepteren, met name het stempel dat hij drukt op
het bestuur en rechtspraak. Egge (I) bestuurt met willekeur en in conflict met
het Westerwoldse landrecht als hij de rechtszetel van Vlagtwedde naar Wedde
verplaatst. Als Egge (I) op weg is van Onstwedde naar Wedde, is hij in de buurt
van Wessinghuizen aangevallen en vermoord. Toch blijkt de macht van de
Addinga's nog volledig intact. De inwoners van Westerwolde beloven op 4 juni
1391, aan de minderjarige kinderen van Egge: Adde, Haye en Boele, Egge's weduwe
Focke Kekesma en Oomke (ook Unico genoemd) Ripperda (proost en hoofdeling in
Farmsum) en Wyarde Memminge (hoofdeling in Bunde), Memmen en zoon Tiabbeken
Jelderkes de verplichtingen na te komen die zij ook hebben met de overleden
Egge. Laatsgenoemde personen zijn allen verwant aan Addinga. Op 12 maart 1392
verkopen Wyarde Memminge, Memmen en Tiabbeken Jelderkes hun rechten op het slot
van Wedde en Westerwolde aan de de Addinga's. In 1391 wordt Egge Addinga in
Westerwolde genoemd onder de capitales (hoofdelingen) van Reiderland, evenals in
1420, al lijkt dat gezien de moord niet mogelijk. In 1400 beleendt de bisschop
van Münster beide broers Haye en Boele met Westerwolde.
De Addinga's blijven nagenoeg de gehele 15e eeuw aan de macht in Westerwolde.
In Winschoten verliezen ze veel macht als de inwoners een verbond sluiten met
de stad Groningen. In 1478 worden ze verdreven door troep en van de stad
Groningen. Pas in 1486 mogen de Addinga's terugkeren op de Wedderborg.
In het boek van Muller, Historieplaten, treffen we een vogelvlucht tekening aan
van de inneming van het huis te Wedde (afb. links) door Graaf Willem Lodewijk op 30 augustus
1593 (afmeting 20 x 27 cm), aanwezig in het Rijksarchief te Groningen.
Vermoedelijk is het een tekening van Franz Hogenberg en vervaardigd tussen 1598
en 1608. Deze plaat geeft niet de juiste geografische situatie van Wedde weer.
Duidelijk zien we het kleine kerkje in verhouding tot de machtige burcht, al is
hier zeker de grotere belangrijkheid van de burcht in het spel, waardoor men
deze veelal groter weergaf dan met de juiste verhoudingen overeenkwam.
In de kerk van Wedde ligt nog een zerk van de in 1492 gestorven Haye Addinga
met het volgende opschrift:
Int jar uns Heren MCCCC un XC und II des Fridages
na Marien Verkundighe starf Haye Addinghes, Hooflink van Westerw olde, des sine
siele mote resten in den vrede. Amen.
De Addinga's worden, volgens o.a. Abel Eppens in zijn kroniek (16e eeuw) in
tegenstelling tot vele andere aanzienlijke geslachten, niet hoofdeling of
heerschap genoemd maar 'jonker', evenals de Ripperda's en de Onsta' s. Zij
behoorden tot 'de oldsten'.
In Feenstra's 'Adel': 'Al dezen (de Addinga's), de Ewsums, Manninga's en
Ripperda's worden rond 1500 beschouwd als hoofdelingen van bijzondere rang, als
'adel'. Zij zijn de enigen, die als 'erentfest' worden aangeduid'.
Haye (III) Addinga is nog minderjarig als hij in 1523 de rechten op Wedde en Westerwolde
terugkrijgt. Dit is van korte duur: in 1530 wordt het gebied veroverd door
Karel van Gelre.
Verhaal bij Blideke (Blydeke) Tho Fraam
[5814]
Afb. boven: De borg Fraam te Huizinge. De borg Fraam te Huizinge
De Addinga's bezitten ook een borg te Fraam (Huizinge). In 1399 zal het huis
reeds bestaan hebben. Blydeke en haar zoon Haye II verkopen in 1487 deze borg.
In 1487 wordt het huis omschreven als heerd met grachten, huizingen, singels en
een poort. Wanneer het huis de status van borg krijgt, is niet duidelijk. In
1738 is het reeds gesloopt. Rond 1440 verschijnt de naam Blideke tho Fraam. In
1641 is het huis van Berend Coenders. Nazaten verkopen het huis in 1710 aan Jan
Clant van Ludema.
De naam van deze borg komt in oude tijden voor als Feradema, Ferawema, Frawama,
Frademe en Frame. In 1399 komt een Frouweke Ferawema te Huizinge voor, die land
koopt te Middelstum in de venne, met de naam 'Pijpan'. Waarschijnlijk is zij
verwant aan de in 1403 vermelde Rodolphus Frawama, deze bezit namelijk ook land
in de 'Pijpana'. Zeer waarschijnlijk is er een verband met het huis Frouwama,
dat in 1371 te Huizinge genoemd wordt. Ook komt Frowingatil (Fraamtil) voor.
In Leens komt ook een Frademaheerd voor in 1405, genoemd in dezelfde boedel als
het huis te Huizinge. Wat wijst op een zelfde naamsoorsprong.
In de jaren 1440-1487 komt Blideke toe Fraam (Blyke Fradema in 1443)
herhaaldelijk voor, zelfs als hoofdelinge. Zij bezit veel land in de
Ommelanden, dat zij door vererving en huwelijk verkrijgt en dat zij door
aankoop nog uibreidt. Zij moet een godvruchtige vrouw zijn geweest: zij sticht
een prebende (fonds waaruit een kannunik wordt betaald die ook aan
liefdadigheid doet) in de kerk van Zandeweer en in haar testament laat zij iets
na voor de armen van Huizinge en Wijtwerd (Westerwijtwerd). Wie haar ouders
zijn geweest is niet bekend.
Haar eerste man (volgens sommige bronnen heeft ze 4 mannen gehad) is Ailco
Onnema, bij wie zij een zoon krijgt, die naar zijn grootvader Reyner Eysinga
wordt genoemd. Deze zoon sterft jong en ook zijn vader wordt niet oud. Blideke
is hertrouwd met Egge Addinga van Westerwolde en dat huwelijk kost haar geld.
De Addinga's hebben voor hun, niet zo succesvolle, Westerwoldse politiek veel
geld nodig. Egge wordt in 1485 door de Westerwolders vermoord. Hun zoon Haije,
zet zijn politiek voort. In 1487 verkopen moeder en zoon hun rechten op Fraam
aan Claas en Sweder, die zij hun neven noemen. (onduidelijk is hoe de
verwantschap ligt, mogelijk zijn Rolef Kater vermeld in 1408 en Rodolphus
Frawama vermeld in 1403 dezelfde).
De heerd wordt in 1487 omschreven als bestaande uit huizingen, hemingen,
grachten, wallen, singels en met o.a. een poortvenne. Bij een latere scheiding
is Fraam gekomen aan, althans na diens dood is het goed bij een
boedelscheiding van 1497, opgemaakt in 1503, gekomen aan zijn zoon Luert, die
in 1508 trouwt met Bawe Ripperda.
Luert sterft omstreeks 1520 als zijn kinderen nog minderjarig zijn. In 1541
worden Claas en Luyrt Kater hoofdelingen te Huizinge genoemd. Van hen verkrijgt
Claas Cater Fraam. Uit zijn huwelijk met Anna Tamminga wordt eveneens een zoon
Claas geboren, die bij zijn vaders dood in 1556, nog maar acht jaar is. Deze
Claas bezoekt verschillende universiteiten. Door zijn contact met de familie
Coenders (Derck Coenders is zijn stiefvader) gaat hij al vroeg tot de
Hervorming over. Na 1580 moet hij dan ook in ballingschap gaan. In 1594 keert
hij terug naar Fraam, waar Claas in 1602 sterft.
Zijn huwelijk met Anna van Burmannia is kinderloos gebleven. Zo wordt zijn
zuster Hille erfgenaam, gehuwd met Frederik Coenders van Helpen. Deze heeft als
vurig protestant lange tijd in het buitenland gezeten. Hij is een van de
opstellers van de bekende' Supplication' die uit naam van de ballingen uit Stad
en Lande in 1570 te Spiers aan de keizer wordt aangeboden. In 1594 kan hij
terugkeren, waarna hij in 1602 burgemeester wordt van Groningen. In 1614 heeft
hij meegewerkt aan de oprichting van de universiteit. In 1618 overlijdt hij en
zijn vrouw in 1622 zonder kinderen na te laten. Na haar dood gaat Fraam over
aan Frederiks halfbroer Wilhelm, een krijgsman die niet veel op Fraam vertoefd
zal hebben. Hij wordt in 1618 drost van Leerort (Dld), waar hij in 1639 overlijdt.
Zijn grafschrift in Huizinge vermeldt zijn krijgsdaden. Ook een in 1629 gegoten
torenklok, tot 1907 aanwezig, herinnert aan hem. Zijn dochter Anna is in 1624
getrouwd met een verre neef Berend (Bernard) Coenders van Helpen (1601-1678).
Dit echtpaar betrekt nu Fraam. Onder hen beleeft de borg zijn bloeitijdperk.
Immers Berend Coenders is een van de bekendste Ommelanders van zijn tijd. Hij
bedrijft alchemie en schrijft daarover geleerde boeken. Als politicus speelt
hij een grote rol. Zo maakt hij als lid van de Staten-Generaal deel uit van de
ambassade naar Kopenhagen in 1639 en 1640 om een verlaging van de tol voor de
Sont. In 1643 poogt hij te Groningen een staatsgreep te plegen, wat mislukt,
waarna hij uit al zijn ambten wordt ontzet. Hij komt echter terug en wordt
zelfs in 1668 president van de Ommelanden.
Bekend is ook zijn hardvochtig optreden tegen ds. Hamer van Huizinge,
beschuldigd van valsemunterij. Dit proces heeft hem een slechte reputatie
bezorgd, terwijl valsemunterij een zwaar misdrijf is en de dominee
waarschijnlijk niet zo onschuldig is geweest als hij zich heeft voorgedaan.
In januari 1678 is hij gestorven, waar is niet bekend, in elk geval niet te
Kopenhagen, zoals is verondersteld.
In de kerk te Huizinge is nog een koorhek aanwezig, door hem in 1641 opgericht.
Berend Coenders heeft verschillende zoons, van wie Willem en Frederik bekend
geworden zijn als makers van de zogenaamde Coenderskaart, waar dan ook Fraam
onder de borgen bovenaan staat.
Zijn oudste zoon Abel Coenders van Vervou erft Fraam. De laatste titel heeft
hij geerfd van een oud-oom. Door zijn huwelijk met Bijwe Lewe verkrijgt hij
Onnema te Zandeweer, waar hij eerst ook woont. Na de dood van zijn vader gaat
hij waarschijnlijk op Fraam wonen, althans voor Huizinge voert hij processen op
de landdag.
Na de dood van Abel in 1690 komt Fraam aan zijn zoon Joost Lewe Coenders van
Vervou. Ook hij compareert (voert processen) op de landdag eerst voor
Zandeweer en later (na de dood van zijn vader) voor Huizinge. Onnema is
trouwens in 1689 verkocht door zijn crediteurs. Voor maart 1703 is Joost
overleden.
Joost huwt vijf maal. Zoon Bernhard uit zijn tweede huwelijk, met Ebelina
Johanna Clant, volgt hem op te Fraam. Hij is in 1728 te Geismar in Hessen
gestorven en daar in de grote kerk bijgezet. Daarvoor heeft hij Fraam verkocht.
In 1710 heeft hij uit de nalatenschap van Jan Clant van Ludema deze borg
verkregen, waar hij zich dan vestigt.
Fraam draagt hij met rechten, schathuis en landerijen in 1713 over aan Willem
Alberda van Dijksterhuis. Deze zal er niet gewoond hebben. Wat er met de borg
gebeurd is, is niet bekend. Volgens de overlevering zou hij in 1738 gesloopt
zijn.
Tegenwoordige staat
Tegenwoordig is het borgterrein niet meer te herkennen. Bij een egalistie zijn nog resten gevonden van de alchemistische werkzaamheden van Berend Coenders. Onder Middelstum ligt nog een boerderij met de naam Nije Fraam, de verhouding tot Fraam is niet bekend ( Bron: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4). In 1487 verkopen Blydeke en haar zoon Haye (II) de borg te Fraam (in Huizinge.
1. Haye II Addinga van Wedde en Westerwolde, 2,3, geb. circa 1450, ovl. (ongeveer 42 jaar oud) te Wedde op 30 mrt 1492 (wo), tr. (resp. minstens 36 en minstens 31 jaar oud) na 8 mrt 1486 (ma) met Elisabeth van Dedema, geb. in 1455, ovl. (ongeveer 68 jaar oud) op 31 jan 1523 (wo). Uit dit huwelijk een zoon.
Verhaal bij Haye II Addinga van Wedde en Westerwolde [5815]
Het wapen van Haye (II) Addinga, overleden 30 maart 1492: In blauw een geharnaste galopperende man te paard, zwaaiend met een zwaard boven de gepl uimde helm, alles van goud. Helmteken: een uitkomende draak met opgeheven vlucht. Dit wapen komt ook voor bij de families Tho Nansum en Ripper da (die vermoedelijk uit een stam voortkomen). Overigens voerde Haye's vader, Egge (II), een leeuw als wapen. Dus dat is het oorspronkelijke wapen der Addinga's.