En de boer, hij ploegde voort.
In 1740 wordt de Stadspolder, oorspronkelijk geheten Nieuwe Polder of Stads-nieuwe-polder omdat de Kroonpolder, oorspronkelijk Cruiningenpolder (Kruiningspolder) genaamd, ook wel Stadspolder of Stads-oude-polder is genoemd, door de stad Groningen in eigen beheer ingedijkt.
Uit een door Berend Roelofs, geboren 5 juli 1843 te Finsterwolde en overleden 26 november 1925 aldaar, landbouwer te Finsterwolde en opzichter der stadsbezittingen (polder- en kwelderlanden) [1], samengesteld verslag, opgenomen in de Groninger Volksalmanak van 1914 [2] blijkt het volgende:
De bedijking van de nieuwe polder, groot 420 hectare, heeft een gunstig verloop en komt nog hetzelfde jaar gereed en heeft ƒ 66.538 en 13 stuivers gekost. Na direct het graven van greppels ter hand genomen te hebben, wordt het land geploegd en nog dezelfde zomer wordt 319 1/2 ha met koolzaad ingezaaid. Na goed door de winter gekomen te zijn, wordt de totale oppervlakte verdeeld in 12 bestekken en wordt alles gezicht voor ƒ 1 en 12 stuivers per deimt in de tijd van 6 dagen. Het dorsen geschiedt met 18 zeilen tegelijk. De kosten daarvan bedragen 14 a 15 1/2 stuivers per mud geschoond zaad. Ieder zeil heeft een opzichter en generale inspecteurs zijn de gebroeders Hanno en Jurjen Peters, 1b te Kroonpolder: ‘mannen in diergelijke zaken van bekende ervarenheid en trouwe’.
Over Berend Roelofs
Berend Roelofs is van 28 oktober 1871 tot 1 januari 1922 opzichter van de stadspolder en de kwelderlanden (BBB 208). Hij is een zoon van Roelof Jurjen Roelofs (1808-1871) en Tjaaktje Eltjes (1813-1881). Zijn broer Eltjo (1840-1926) komt op een boerderij in de Reiderwolderpolder. Diens zoon Jurjen Roelofs (1875-1952) is ook burgemeester van Finsterwolde in de beruchte crisisjaren met landarbeiderstaking (BBB204). Een andere zoon van Eltjo, Jan, wordt in 1896 directeur van de Stadslandbouwbedrijven. In 1922 volgt hij ook zijn oom Berend op als opzichter van de stadsbezittingen en kwelders, waarmee die functies in één geweven worden. Berend schrijft meerdere keren een bijdrage in de Groninger Volksalmanak. Hij heeft in zijn jeugd twee keer een reis naar Parijs gemaakt met vrienden. Daarover is ook een verslag geschreven door D.S. Hovinga en in het boekje Marne memoires van Van Weerden staat de eerste reis genoemd.
Vanaf 1 mei 1828 tot 30 maart 1936 is een Roelofs opzichter dan wel bedrijfsleider van de stadsbezittingen in de Dollard geweest. (BBB pag. 476). Berend Roelofs koopt in 1890 een onbehuisde heerd land (12 ha) gelegen in de Oostwolder- en Finsterwolderpolder, de ‘Weduwe Hommesheerd’, en voegt dat bij het bedrijf in Finsterwolde [3].
Koolzaad in de polder.
Grote eerste opbrengst in de Stadspolder
Omdat er een geweldige opbrengst wordt verkregen (1741), worden schepen gehuurd om het zaad op te slaan. Door het grote aanbod zakken de prijzen van het zaad tot ƒ 5 en 15 stuivers per hectoliter. Daarom worden twee scheepsvrachten naar Amsterdam gestuurd en daar verkocht voor ƒ 6 en 14 1/2 stuiver per hectoliter. Daarna worden nog drie schepen naar Amsterdam en twee schepen naar Rotterdam gezonden. De rest is in Groningen verkocht. De gehele oogst levert, na aftrek van kosten, een bedrag op van ƒ 84.691 en 16 stuivers. Hanno en Jurjen Peters ontvangen ieder voor hun bemoeiingen ƒ 1100 en de rentmeester Muntinghe krijgt ƒ 846 en 16 stuivers.
Het zichten en dorsen is door aannemers uitgevoerd die 500 á 600 mensen voor dit doel in dienst hebben genomen. Voor het graven van de greppels, ploegen, zaaien, zichten, dorsen, enz. is ƒ 13.300 en 16 stuivers betaald. Voor de stad Groningen dus een ongekend goed resultaat.
Het volgend jaar, in 1742, wordt weer koolzaad geoogst. De oppervlakte is groter, namelijk 363 hectare. Deze oogst valt niet zo goed uit en brengt ƒ 44.721 en 6 stuivers op. In 1743 heeft de stad veel mislukkingen met de eigen exploitatie en wordt er besloten het land in 8 complexen onder beklemming uit te geven, totaal ± 397 hectare. De beklemde meiers zijn verplicht:
‘ieder voor zich een goede huismanswoning te timmeren met schuren en stallen naar vereisch van het gebruik der landerijen en alvorens een schets daarvan aan h.h. Gecommitteerden ter goedkeuring gepresenteerd te hebben’.
De beklemmingen vererven niet in de zijlinie. Bij toewijzing van iedere 2 1/2 ha polderland moet door de beklemde meiers ook 1/2 hectare Aegypter [4] groenland, gelegen in Finsterwolderhamrik worden genomen [5]. Per hectare moet de eerste 10 jaar ƒ 10 en daarna ƒ 20 aan vaste huur worden betaald en voor het Aegypterland ƒ 6 per ha. Het onderhoud van de zeedijk en de zijl met deuren blijft nog in handen van de stad. Oorspronkelijk ligt het in de bedoeling om een begraafplaats aan te leggen en een kerk te bouwen, alsmede een pastorie en een woning voor de koster, groot ± 5 ha, op het land dat tegenwoordig bij boerderij nr. 196 [6] behoort. Het geheel wordt doorsneden door een aan te leggen nieuwe weg. Aan dit plan is echter nooit uitvoering gegeven.
Vóór 1868 liggen de boerderijen 196 en 197 onder de gemeente Finsterwolde. Door een grenswijziging op 22 november 1867, Staatsblad 164, komen zij in de gemeente Beerta te liggen. De polder bezit ook korte tijd een school, in ieder geval in 1783. Het is niet bekend wanneer deze is gesticht en wanneer opgeheven.
Het terrein van kerk, pastorie en kosterij
Klik hier voor een grotere afbeelding van bovenstaande kaart (werkelijke grootte).
Deze opent in een nieuw venster/tabblad in je browser. Je kunt er doorheen scrollen of gebruik de schuifbalken rechts en onder in het beeld. Sluit de afbeelding door in de browser op het X te klikken
Afbeelding boven: Ontwerpen van een pastorie, een kosterij en een kerkhof in de Stadspolder. Ook wordt het grond beschikbaar gestreld voor de schoolmeester. Getekend plan van het kerkhof met gracht en laan op de Nieuwe Polder [= Stadspolder]. Oorspronkelijke afmetingen 32x40cm + 2 folio, getekend met pen, inkt en aquarel.. Met aanduiding van het noorden en schaalstok. Vervaardiger: Allard Verburgh. Schaal: 50 roeden à 14 voeten=26.2 cm. Datum: 1750. Titel ontleend aan het Register van aangekochte kaarten toebehoord hebbende aan wijlen de stadsbouwmeester H. Verburgh, nr. 2. (Voor register zie TN 1399, inv. nr. 4533). Vervaardigd op last van gecommitteerden uit het college van Burgemeesteren en Raad van de stad Groningen.
Bevat enkele aantekeningen m.b.t. de grootte van enkele percelen, die op het presentie-exemplaar cat.nr. 1070 ontbreken. Met toelichting: cat.nr. 1071 en cat.nr. 1072. Bron: RHC GA, Beeldbank Groningen. Rechtsboven zien we het kerkhof met de kerk, met daaronder links de pastorie, en rechts daarvan de kosterij, het woonverblijf van de koster. In het midden is een nieuw aan te leggen weg te zien genoemd: 'Wegh door de Stadts Nieuwe Polder'. Het blauw/groen omlijnde betreft de afwatering. Boven staan de namen van de meiers Jan Wilms en Flink aangegeven. In het bovenste perceel (midden) staat de grootte van dat perceel aangegeven: 4 1/4 deimt en 53 roeden met in het onderste deel (links) 4 1/4 deimt en 27 roeden. Dit gebied is bedoeld voor 'Enige heemsteeden voor particulieren' en 'Heemsteeden voor ambagtslijden en anders'.
In de tekst behorende bij de kaart staat ook aangegeven dat er land wordt vrijgemaakt voor de schoolmeester en ook de dominee en de koster krijgen land toegewezen, voor heem, laan en huis.
Op het overblijvende terrein is het de bedoeling geweest dat dat huizen zullen worden gebouwd. Het hele plan is echter nooit verwezenlijkt.
Cartouche bij de bovenstaande kaart
Het is ooit de bedoeling geweest op een 'eindkaart' te maken, zoals dat bij de Kroonpolder ook zo is geweest. De verschillende onderdelen van de kaart zijn waarschijnlijk nooit echt samengevoegd tot een dergelijke kaart als bij de Kroonpolder. Eén van de onderdelen zou de cartouche bij de kaar worden. De tekst daarvan is wel bekend. Waar een ? staat is de tekst te onduidelijk. Er staat geschreven:
'Ten gevolge resol: der H. Heeren Boprgemeesteren en de Raad in Groningen in dato 8 en 9 Junie 1750 en verdere ? der Heeren Raadts gecommitteerden H Heer Prasiderende Borgemeeter I. de Dreis ? en De Heeren zijn Scheidsts ad sessoren de Raadtsheeren O. Sickinghe G. Quinus en J.D. Valeke heb ik onderscheven deeze verdelinge gemaakt van de twee sukken Landts in de Stadts Nieuwe Polder, welke gedestineert zijn tot een Kerkhof Pastorie en Costerie, als meede tot Enige heemsteeden voor particuliere en ambagtslijden welke gemeeten hebbe met de Roede a 14 voeten en 300 dito quadraat Roeden een Deimat en groot bevonden
Noordzijde
A. Kerkhoff met graften en lane 1 1/2 Deimt - 4 Roeden
B. Land voor de Pastors gebruik waar van bij anwas de colonie het kerkhof kan worden vergroot 2 Deimt en
11 roeden.
C. Land voor de Schoolmeester 3/4 Deimt - 49 Roeden
Zuidzijde
D. Heem tot de Pastorie en laan 1 Deimt - 5 Roeden
E. Heem voor de Schoolmeester 1/4 Deimt - 65 Roeden
F. blijft nog over 10 a 12 Heemstenden voor ambagtslijden als anders 2 3/4 Deimt - 32 Roeden
Samen 8 3/4 Deimt - 5 Roeden
Ondertekend door Allart Verburgh, ingenieur en landmeter.'
Cartouche
Het komt me verder vreemd voor dat de gegevens op de cartouche dateren van 8 en 9 juni 1750, terwijl getuige een kaart van augustus en september 1740 getekend door A. Verburgh en H.R. Moespas de percelen onder meiers verdeeld schijnen te zijn, echter het kan ook zo zijn dat betreffende namen op de kaart meiers zijn die het land hebben geploegd. Op de kaart staat namelijk ook dat de 'Kaarte van de Stads Nieuwe Polder van het geene in den Jaare 1740 bezait is. De namen op de kaart zijn: Garrelt Derx no 8, Jan Wilms Flink no 7, Hindrik Lubberts no 6, Lubert Jans no 5, Rijke Engelkes no 4, Wilhelmus Haijen no 9, Fekke Mellis no 2 en Hanno Pieters no 3. In grote gedeeltes op de kaart staat het woord 'Groen', hetgeen waarschijnlijk betekent dat dit grasland is. Verder zijn er drie gedeeltes groen omlijnd, zijn er perselen gemerkt voor een aan te leggen weg en loopt er een weg dwars door alle percelen van west naar oost. De genoemde namen staan ten zuiden van genoemde weg. ten noorden daarvan liggen wel percelen, waarvan de grootte wel en soms niet is aangegeven, maar komen dus geen namen van personen voor.
Op een andere kaart van een recentere datum staat boerderijen met erf getekend die langs de weg van west naar oost lopen met van links naar rechts de namen: H.K. Mulder, L.D. Everts, J.E. Bottjes, een kleine behuizing zonder naam, H.J. Meijer, E.A. Busscher, R.K. Ebels en wed. K.J. Mulder. Deze namen komen niet overeen met die op de kaart van de Kroonpolder staan van 30 april 1756.
Bij de weg van west naar oost staat: 'Geprojecteerde
grindweg over den Stadspolder'.
Ook staat hier een 'Geprojecteerde grindweg' op vanaf de Kroonpolder door de Stadspolder tot aan de Geprojecteerde
grindweg over den Stadspolder, die later verder zal doorlopen, waarschijnlijk naar de latere Reiderwolderpolder.
Op een kaart van 28 november 1795 heeft een ingenieur de aanwas, genaamd 'slijk', ten noorden van de Stadpolder in kaart gebrachtr en zijn de landerijen van de Stadspolder opnieuw ingedeeld. Er staan nu acht boerderijen ingetekend en 'Kerk Plaats en Hoff' staan er ook nog op, echter zonder enige bebouwing.
Schade in 1825
In 1825 wordt veel schade geleden en verdrinken veel paarden en vee maar geen mensen als de polder onder water loopt. Ook in 1877 zal wel schade geleden zijn als de tweede afdeling van de Reiderwolderpolder onderloopt en het zeewater zelfs over de dijk van de Stadspolder stroomt. Voor grote rampen is deze polder overigens gespaard gebleven. Tot 1838 wordt het water op natuurlijke wijze afgevoerd, daarna volgt de bouw van een watermolen. Het water wordt nu met behulp van een gemaal geloosd in de Westerwoldse A.
1825: ‘Geheel ontmoedigend was het gezigt der verwoesting , welke door deze beide voorbeeldeloos hooge zeevloeden was veroorzaakt, waarvan de korte opgave hierna volgt, beginnende van de Oostkant der provincie bij de Statenzijl.
Bij deze sluis heeft het water zes palmen over dezelve geloopen , zonder eenig nadeel van belang te veroorzaken.
De dijken van de hieraan belende Stadspolder hebben zich staande gehouden; doch de zeevloed is gedurende beide getijen meer dan 2 voeten over die dijken geloopen, en heeft daardoor de landen der Polder tot op eene aanmerkelijke hoogte met zeewater bedekt, tot groot nadeel van dezelve , als meest alle met wintergraan bezaaid, waarvan men de nadeeligste gevolgen moet vreezen.
De hieraan sluitende Ganzedijk , met de daarin liggende Bellingewolder- en Beeisterzijen , hebben alleen door den overloop van water geleden , zoo wel als de daar achter liggende bouwlanden met wintergraan bezaaid.
De nieuwe Finserwolder-polderdijk heeft zich gesouteneerd, en alleen de overloop van het zeewater heeft aan dezelve en aan de landen van die Polder nadeel toegebragt [7]‘.
In 1841 volgt aanleg van de weg naar Drieborg. De weg tussen de boerderijen 196 en 197 is vanaf het begin aanwezig voor de noodzakelijke verbinding met Finsterwolderhamrik. De wegen in de Stadspolder zijn in onderhoud bij de gemeente Beerta geweest, met uitzondering van de aftakking naar de tweede afdeling van de Reiderwolderpolder, vanaf het kruispunt tussen de boerderijen 191 en 192, die in onderhoud is gebleven bij de stad Groningen.
De eerste auto’s in de Stadspolder
In de twintigste eeuw verschijnen de eerste auto’s in de Stadspolder. Het zijn die van Henderik Noteboom, Cornelis van Wieringen, Pieter Botjes, Fritz Joling, Frank van Wieringen, Helenius Jan Ebels, Geert Tammo Jurjens, Boelo Luitjen Joling, Tjapko Poppes Joling (motor), Riko Vieregge (een vriend van mijn vader Eggo Hillinga), Siemon Hemmo Dallinga T.zn., Frederikus Tjapko Boelema en Simon Hemmo Dallinga.
Henderik Noteboom
De Chevrolet van Henderik Notboom, kenteken A 13688, wonende in de Stadsplder A 420. Bron: RHC GA, Groninger kentekens.
Henderik Noteboom is opzichter van de Stad geweest over de boerderijen en landerijen in de polders. Aanvankelijk woont hij in de Stadspolder A420. Noteboom heeft een persoonlijke aanvaring gehad met met grootvader Roelf Borgert de Vries die veldwachter is. Noteboom wordt door hem op de bon geslingerd als hij rijdend met een tractor en een landbouwwagen de weg sterk bevuild met grote hoeveelheden modder en de weg niet wil schoonmaken. Later, als hij regelmatig langskomt bij mijn ouders in Nieuwe Statenzijl heeft hij het er nog vaak over. Immers, mijn moeder is de jongste dochter van Roelf Borgert die dan al overleden is.
Noteboom koopt een Chevrolet met als kenteken A 13688. De auto wordt op kenteken gezet op 20 mei 1927. Later wordt deze vervangen voor een Citroën met als motornummer FQ 03113, frame 209207. Op 8 juli 1942 wordt de auto gebouwd in 1938 gevorderd door de ‘Generalbevollmächtigte für das Kraffahrwesen’. Noteboom is dan inmiddels verhuisd naar een Nieuw Beerta A22. Deze woning staat er anno 2021 nog steeds. Na de oorlog koopt Noteboom een Skoda [8], deze wordt later opgevolgd door een nieuwere Skoda.
De Skoda van Noteboom voor Hoofdweg 16 van Nieuw Beerta, voor de woning van het gezin in de herfst van 1947. Het kenteken van de auto is A 13688. Bron: RHC GA, Groninger kentekens.
Frits Joling
De Renault A 16670 van Frits Joling bi de sluis in de Carel Coenraadpolder. Bron: RHC GA, Groninger kentekens.
Frits Joling verkrijgt op 1 augustus 1929 een Renault met als kenteken A 16670 die op 28 mei 1946 van de hand wordt gedaan. De Renault komt daarna in handen van zijn zoon Boelo Luitjen Joling die in de Stadpolder A 447 woont. Bovenstaande foto is genomen door A. Holtkamp-Joling bij de sluis in de Carel Coenraadpolder.
Zoals in het artikel over de Carel Coenraadpolder staat vermeld bestaat deze sluis tegenwoordig niet meer.
Op de foto staat met de hoed de vader van A. Joling-Holtkamp, Boelo Luitjen Joling. De andere twee heren zijn vrienden van hem, namelijk Tonkes en Mellema [9].
De boerderij van Joling in de Stadspolder. Afbeelding: 1905-1915. Bron: RHC GA, Beeldbank Groningen, NL-GnGRA_1986_16457.
Ter illustratie een boeldag in de Stadspolder uit 1835:
‘Mr. R. de SITTER, openbaar Notaris, te Winschoten residerende, gedenkt , op Boeldags Conditiën, te verkoopen: Een aanzienlijk BOEREN BESLAG en INBOEDEL, behoorende tot de Nalatenschap van wijlen D. GARRELTS en Vrouw, bestaande , onder anderen, in elf beste WERKPAARDEN , 12 TIJDMELKE KOEIJEN, SCHAPEN met LAMMEREN , een VERDEKTE WAGEN , DITO KORREWAGEN BEUGEL-CHAIS, LOOIKEN , 5 VELDWAGENS, PLOEGEN, EIDEN, WAAIJERS, ENZ., een groot nieuw RAAPZEIL, DITO ouder, ZAKKEN, WENTELBLOK , eene KERN, BALIES, TIJNEN, 4 KOPEREN EMMERS en verder MELKGEREEDSCHAP , 3 KABINETTEN , KANTOOR met BOVENSTUK , PULPITRUM, groote SPIEGELS, GLADMANGEL, groote KOPEREN KETELS, KOPER, TIN, GLAS- en AARDEWERK, 2 ZONNEWIJZERS, 8 Stellen BEDDEGOED , VET, SPEK en hetgene meer ter verkoop zal worden aangeboden. Deze verkoop zal plaats hebben te Stadspolder, op Woensdag, Donderdag en Vrijdag, den 22, 23 en 24 April 1835, telkens (wegens de menigte der Percelen) te één uur te beginnen. Zullende den eersten dag de Levende Have, den tweeden dag het Boeren Beslag en den derden dag de Huismeubelen verkocht worden [10].’
D. Garrelts staat voor Derk Garrelts. Hij staat geregistreerd bij de Kerkelijke gemeente Finsterwolde op 17 april 1777 als hij, wonende in de Stads-Nieuwepolder, Pieterke Takes afkomstig uit Nieuwolda huwt. Daarbij staat aangetekend dat het huwelijk zelf in Nieuwolda heeft plaatsgevonden [11]. Derk wordt in 1793 verkozen als diaken van de kerk te Finsterwolde nadat hij op 22 mei 1792 tot lidmaat is aangenomen. Hij is dan 37 jaar [12].
Derk overlijdt op 73-jarige leeftijd op 11 oktober 1828 te Finsterwolde. In het overlijdensregister wordt aangegeven dat hij is geboren te ‘Nieuwestadspolder’ in de gemeente Finsterwolde [13].
Pieterke overlijdt op 75 jarige leeftijd op 8 mei 1833 te Finsterwolde en wordt dan aangemerkt als landgebruikersche (meierse). Ook haar reeds overleden echtgenoot, Derk G. Garrelts wordt hier nog genoemd [14]. Ze laat dan twee kinderen na dit zijn (mogelijk) Eije, gedoopt 24-09-1788 [15] en een meisje met de naam Iktjen Derks, gedoopt op 2 september te Nieuwolda en geboren op 27 augustus 1781[16]. Desondanks is er ook nog een derde kind, namelijk Garreld, geboren op 22 juli 1779 en gedoopt 25 juli 1779 te Nieuwolda [17] en zelfs een vierde genaamd Bouwe, geboren 20 juli 1784 te Nieuwolda [18].
Hieruit wordt ook duidelijk dat ten tijde van het leven en dood van Derk Garrelts de ‘Nieuwestadspolder’ nog binnen de gemeente Finsterwolde ligt. Later wordt dat dus de gemeente Beerta. Hij heeft ook circa 28 ‘deimten lands’ gepacht te Finsterwolderhamrik [19].
Vreemd is dat Derk Garrelts waarschijnlijk een grote familie heeft, want hij komt vaak voor als getuige bij een huwelijkscontract.
Onbeantwoord blijft de vraag waarom huisraad en goederen van de boerderij van Derk en zijn vrouw worden verkocht. Ze zijn huurders van de landerijen, dus die worden na hun dood door de Stad waarschijnlijk niet verkocht. De boerderij zelfs wordt ook niet on de advertentie genoemd. Zijn er geen opvolgers? Ook is het vreemd dat zijn vrouw Pieterke in 1833 overlijdt, terwijl de boeldag pas twee jaar later plaatsvindt. Wie heeft in de tussentijd voor de koeien en de paarden gezorgd en het land beheerd?
In de Stadspolder liggen de boerderijen 189 t/m 197; zie BB boek.
De boerderij van F. van Wieringen in de stadspolder. Afbeelding: 1910-1920. Bron: RHC GA, NL-GnGRA_1986_16458.
|