Archeologisch onderzoek Bierumermaar en Groote Heekt
De aanleiding tot het archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) wordt gevormd door de plannen van Eelerwoude (2012) voor het uitvoeren van werkzaamheden voor een natuurvriendelijke inrichting van de oevers binnen een straal van 3 m aan weerszijden van de watergangen in het plangebied dat de Groote Heekt, het Bierumermaar, het Krewerdermaar, het Leege Maar en een deel van het Losdorpermaar beslaat. In een eerder stadium is een bureauonderzoek uitgevoerd door Libau. Op basis van dit bureauonderzoek is voor bepaalde gebieden vervolgonderzoek aanbevolen. Eelerwoude heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven dit booronderzoek uit te voeren.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied in een vlakte van getijdeafzettingen ligt, deels in de nabijheid van kwelder- of oeverwalachtige afzettingen. De meeste waterlopen in het plangebied zijn beken of kreken van natuurlijke oorsprong. Alleen de aftakking vanaf de Groote Heekt tot aan Marsum heeft waarschijnlijk geen natuurlijke oorsprong. In de omgeving van het plangebied komen diverse wierden voor die geregistreerd zijn op de Archeologische Monumentenkaart. De oudste hiervan dateren uit de ijzertijd. Verder ligt in de omgeving ook een laatmiddeleeuwse onverhoogde huisplaats. In deelgebied 3 ligt een rijksbeschermd terrein, de wierde Oldenklooster (AMK-terrein 364), waarop in 1183 het klooster Feldwerd (ook Oldenklooster genoemd. HH,red.) werd gesticht. Op de archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaarten van gemeenten Delfzijl en Appingedam hebben delen van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Ter plaatse van de monumentterreinen is geadviseerd de werkzaamheden archeologisch te begeleiden. In de gebieden met een lage archeologische verwachting op de beleidsadvieskaarten wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen.
Uit het booronderzoek blijkt dat in het grootste gedeelte van het onderzoeksgebied de bodemopbouw intact is. De bodemopbouw bestaat uit een bouwvoor of verstoorde laag met hieronder natuurlijke kleilagen. Binnen de deellocaties 1, 4 en 7 gaat het veelal om kwelderafzettingen. Voor de deellocaties 1 en 4, in de nabijheid van Bierum, werden deze verwacht op basis van het bureauonderzoek. Voor deellocatie 7 was dit niet bekend. De overige afzettingen betreffen getijdeafzettingen. Verder zijn enkele restgeulen in de boringen aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van vegetatieniveaus of oude loopvlakken in de boringen aangetroffen. Alleen in boring 23 is een wierde- of bewoningslaag aangetroffen. In boring 20 zijn humusvlekken aangetroffen die mogelijk ook in verband staan met deze wierde- of bewoningslaag.
Bron: Krol, MA T.N. (MUG Ingenieursbureau b.v.) (2012): Archeologisch booronderzoek natuurvriendelijke oevers Bierumermaar en Groote Heekt te Appingedam en Delfzijl (GR). DANS. https://doi.org/10.17026/dans-2br-ncvd.
|