Palmar of Palmaer (ook Pallamaer, Palla, Poll, Poel, Palma, Palmarum, Pallemar) is een voormalig Premonstratenzer (Norbertijner)klooster, dat in de Dollard is verdronken. Het nabijgelegen buurtschapje heeft in de periode van het bestaan van de klooster dezelfde naam gehad.
Afb. links: Een Norbertijn uit 1661 (Bron: Jahrtausende Geschichte der Kirche am Niederrhein, 1998, p. 98 {{PD-art}} Category:Monks). Bron afb: Wikipedia.
Palmar heeft tot het kerspel Tijsweer behoord in het landschap Reiderland. Kerkelijk valt het onder de proosdij Nesse in het bisdom Münster. De exacte locatie van Palmar is niet met zekerheid bekend, maar zal hebben gelegen tussen de Punt van Reide en Finsterwolde, in de buurt van de eveneens verdwenen plaatsen Zwaag en Tijsweer. Ten zuiden van de Punt van Reide nabij de Kerkeriet worden in de 19e eeuw resten aangetroffen van een kerkgebouw. Deze resten worden in het algemeen toegeschreven aan Palmar. Het klooster heeft vermoedelijk aan de rand van het hoogveengebied gestaan. Het veen klinkt door de ontginningsactiviteiten in en wordt daardoor gevoelig voor wateroverlast.
Het klooster van de Norbertijnen in Palmar wordt rond 1204 gesticht vanuit het Oost-Friese klooster Barthe bij Hesel. Het klooster draagt de naam Porta Sancte Marie (Sint-Mariënpoort, ook wel Porta Major). Bij een visitatie in 1288 telt het klooster 190 inwoners. Vermoedelijk zijn de pachters en lekebroeders van het nabijgelegen kloosterland daarin meegeteld.
Een afbeelding van het klooster is mogelijk te zien zijn op het zegel van het middeleeuwse landschap Reiderland, dat in een gemoderniseerde versie in het gemeentewapen van de voormalige gemeente Bellingwolde is opgenomen. De afbeelding toont een vroeg 13e eeuws klooster met twee torens; een daarvan is getooid met een koepeldak en een kruis, hetgeen doorgaans als een symbool voor het heilige graf geldt. Het zegel moet wellicht worden gezien als een symbolische voorstelling van het hemelse Jeruzalem. De tweede toren vertoont grote overeenkomsten met de klokkentoren van het Oost-Friese Midlum. De constructie op het zegel is afgebeeld in sterk vertekend perspectief.
Palmar geldt als een van de belangrijkste centra van het verdronken Reiderland. De proost van het klooster verkrijgt in 1256 het patronaatsrecht over de kerk van Reide (vermoedelijk Oosterreide) van de rijksabdij te Werden. Geregeld worden er volksvergaderingen en rechtdagen voor de hele streek gehouden. Het klooster heeft onder meer een rol gespeeld bij de optekening van het Reiderlander landrecht. Volgens sommigen is dit in 1327 of 1375 gebeurd, mogelijk kan dit ook in 1427 gebeurd zijn. De optekening heeft plaats gevonden in een volksvergadering onder toezicht van tien gekozenen: per decem electos in terra Reydensi in communi coetu Pallae.
Afb. links: Augustinus geeft Norbertus de ordesregel. (Bron: aus der Abschrift der Norbertsvita Bay. SB München Clm 17144 (aus Schäftlarn), Bl. 30 (nach Zwei Jahrtausende Geschichte der Kirche am Niederrhein, 1998, S. 97)
Vanwege de naam Pallae wordt de hardnekkige fout gemaakt door te stellen dat het kerspel Poel in een 15e lijst van kerspelen van het bisdom Munster gelijk is aan Palmar. Met Poel wordt mogelijk de buurtschap Püttenbollen onder Holthusen bedoeld. Een andere theoretisch mogelijkheid is Stapelmoor, op basis van etymologie, waarbij het prefix sta- is weggelaten.
De Reiderlander hoofdeling Tidde Wyneda, die door tijdgenoten medeverantwoordelijk wordt gehouden voor het ontstaan van de Dollard, heeft na de overstromingen een onderkomen gevonden in Palmar doer groete armoet een provener geworden. In 1447 wordt het klooster opgeheveld en de goederen verdeeld. Het kloostergebouw en de omringende gebieden vervallen aan het klooster Bloemhof in Wittewierum, evenals de kloosterboerderijen (voorwerken) in Claywerum (Klein Wierum bij Holwierde) en Finsterwolde. Het landgoed Bonenborch (Groß und Klein Bohnenburg) in het Oost-Friese Groothusen vervalt aan het zusterklooster te Dokkum, die het via een tussenpersoon doorverkoopt aan het klooster te Langen. De kloosterlingen vertrekken naar Dokkum, de achterblijvende bewoners vallen voortaan onder de zorg van het klooster te Wittewierum.
In 1454 wordt een beschermende dijk gelegd van de Reide naar Finsterwolde met het doel het Oldambt te beschermen tegen het zeewater van de Dollard. Deze dijk wordt over het veen gelegd en is daarom niet erg stabiel. In 1565 wordt het (dan reeds lang verdwenen) gebied van Palmar beschreven door enkele getuigen: moergront end darch. Het zal een laaggelegen moerasachtig gebied zijn geweest. De dijk van Palmar naar Finsterwolde breekt vermoedelijk al omstreeks 1465 door, maar het gebied blijft nog altijd bewoonbaar. Nadat de oeverwal van de Eems in 1509 doorbreekt, kan het water niet meer gekeerd worden. Omstreeks die tijd staan er nog een of meer boerderijen en zijn de ruïnes van het klooster nog te zien; daarna worden de restanten snel door de zee opgeruimd.
In het Duits-Rheiderlandse Sankt Georgiwold bestaat een overlevering dat een heerweg (nu Middelweg) gelopen heeft vanuit Münster, via Sankt Georgiwold naar het klooster te Palmar.
Meer lezen:
Bronnen: - G.A. Stratingh en G.A. Venema, De Dollard (Groningen 1855). - H.P.H. Jansen en A. Janse (ed.), Kroniek van het klooster Bloemhof in Wittewierum (Hilversum 1991). - C. Tromp (red.), Groninger kloosters (Groningen 1989). - H. van Lengen, 'Karl der Große, Jungfrau Maria und andere Heilsbringer als Garanten und Patrone Friesischer Freiheit. Zu den * Siegeln der Landesgemeinden Frieslands im Mittelalter', in: H. van Lengen (red.), Die Friesische Freiheit des Mittelalters - Leben und Legende (Aurich 2003). - Een aantal feiten zijn afkomstig van Wikipedia, 'Palmar (klooster)' geraadpleegd 17 juli 2011.
|