Den Horn: Geschiedenis van de vermaning en de doopgezinde gemeenschap
Geschiedenis De gemeente is ontstaan uit een groep doopsgezinden [1], die in de 17e eeuw landbouwers zijn en wonen in het gebied van Humsterland en Oostwold, van Zuidhorn tot aan het Reitdiep. Zij behoren tot de stroming der Vlamingen. Men vergadert veelal in een boerderij, die toebehoort aan de leraar (liefdeprediker). Geleidelijk ontstaat in de gemeente de behoefte om een behoorlijk ingericht vermaanhuis (kerkgebouw) te bezitten.
Links de vermaning van Den Horn. Rechts daarvan de kosterswoning en daarnaast de pastorie. De kosterswoning is later afgebroken. Arbeelding tussen 1890 en 1920. Bron: RHC GA, Groninger archieven, Beeldbank Groningen. De pastorie uit 1915 staat er nog steeds, maar is niet meer al zodanig in gebruik. Het is nog steeds een prachtige woning, met een perceeloppervlakte van 1620 vierkante meter. Woonoppervlakte 246 vierkante meter. De geschatte waarde bedraagt in 2021 tussen de €487.000 en €539.000.
Bouw van de vermaning Om problemen met de wereldlijke overheid te voorkomen, wordt hiervoor de toestemming gevraagd aan de heer van het kerspel. De gemeenteleden wonen zowel in het kerspel Aduard als in het kerspel Zuidhorn. Geen van beide kerspelheren wil aanvankelijk de bouw van het vermaanhuis op zijn gebied toestaan. Tenslotte maken de leden gebruik van de financiële nood, waarin de heer van het kerspel Aduard in 1736 verkeert. Voor honderd gulden kopen de leden op 7 april 1736 het verlof (vergunning) om in Den Horn een vermaanhuis te bouwen. Het wordt een eenvoudig gebouw, dat op generlei wijze naar ‘aardse grootheid mag rieken’. De leiding van de gemeente berust bij de leraar, die wordt tot 1791 verkozen uit de leden van de gemeente. Verder zijn er drie diakenen. Zij handelen alle zaken af ten aanzien van de kerkenkas. De liefdeprediker voorziet zelf in zijn levensonderhoud. Geld vanuit het kerspel krijgt deze dus niet.
Over de leraren Cornelis Harms hoort men volgens ds. Huizinga graag preken. Jakob Reinders, wonende bij de Nieuwe Brug, maakt er niet veel van. Over zijn levenswandel en uitspraken wordt zo veel te meer gesproken. In 1775 wordt Jan Geerts, afkomstig van Wierum bij Dorkwerd, verkozen en krijgt het gebruik van 11½ gras en de huur van 3½ gras toegewezen. De inkomsten hieruit zijn echter te gering, zodat hij als dagloner erbij moet werken. Deze situatie heeft geen positieve invloed op zijn leraarschap. Omstreeks 1780 wenst de gemeente hem niet langer als leraar. Met een lening afkomstig uit diaconiegelden, stelt men hem in de gelegenheid een boerderij in Oostwold, ten zuiden van Zuidhorn, te kopen. In 1788 krijgt Jan Geerts een beroep van de doopsgezinde gemeente te Zwartsluis, welke hij aanneemt. De terugvordering van de lening geeft nog veel problemen.
Na zijn dood in 1791 wordt bij rekest aan 'Gedeputeerde Staten van Stad en Ommelanden' vergunning gevraagd en verkregen om een leraar van buiten de provincie te mogen beroepen. In december wordt Volkert Klazes Klosma uit de Knijpe (Fr.) beroepen.
Armenzorg In 1817 wordt het mogelijk om van het burgerlijk bestuur subsidie te verkrijgen voor de armenzorg, mits de diaconiegelden afzonderlijk beheerd worden. Dit is in Den Horn niet het geval. De kerkenkas wordt daarom verdeeld in een diaconie- en een gemeentefonds. De kerkenraad wordt met twee leden uitgebreid, die vanaf 8 september 1818 belast worden met het beheer van het gemeentefonds.
Pastorie en overleg De pastorie is in 1834 vernieuwd. Een jaar later beroept men voor het eerst een gestudeerde predikant, namelijk J.D. Huizinga van Knollendam in Noord-Holland. Deze constateert dat er binnen de kerkenraad vrijwel geen overleg is en brengt hierin verandering. Van die tijd zijn er notulen bijgehouden en komt er een reglement tot stand. De taak van voorzitter/secretaris wordt opgedragen aan de 'leraar' (predikant).
Samenwerking Tien jaar later besluiten de leden van de drie gemeenten om alle werkzaamheden samen te voegen. De nieuwe gemeente heet de 'Verenigde doopsgezinde gemeente in het Westerkwartier van Groningen'. Van elke gemeente gaan twee van de zittende kerkenraadsleden over naar de nieuw te vormen kerkenraad.
Geen groot onderhoud maar een nieuw gebouw Het vermaanhuis, gebouwd in 1736, is in 1856 aan groot onderhoud toe. De geraamde kosten voor het herstel vinden de leden van de kerkenraad te hoog. Na overleg met de leden wordt op 19 juli 1857 besloten een geheel nieuwe kerk te bouwen. In 1860 is met de bouw aangevangen. De Staat der Nederlanden geeft hiervoor subsidie op voorwaarde dat de bouw geschiedt onder toezicht van de ambtenaren van 'Den Waterstaat'. De provinciale opzichter W.K. Dusseldorp wordt met de daaraan verbonden werkzaamheden belast.
Op 9 juni 1861 is het nieuwe gebouw in gebruik genomen. In 1906 sluit de kerkenraad een contract met de firma J. Doornbos voor de bouw van een zesstemmig orgel. Op 23 december van dat zelfde jaar wordt ze voor het eerst in het ‘vermaanhuis’ (kerkgebouw) bespeeld.
Meer samenwerking in de 19e-eeuw Op regionaal niveau is de gemeente lid geweest van de ‘Humsterlandse Sociëteit’. Als lid van deze sociëteit stemt ze in 1825 voor het plan om te komen tot de oprichting van een nieuwe sociëteit voor alle doopsgezinde gemeenten in de provincie Groningen. Na haar totstandkoming in 1826 wordt ze meteen lid. Als de 'Humsterlandse Sociëteit' overbodig geworden, is, wordt deze in 1829 ontbonden. De resterende gelden van de opgeheven sociëteit zijn onder de aangesloten gemeenten verdeeld.
Op landelijk niveau is de gemeente lid geweest van verschillende fondsen, onder andere van het 'Algemeen Emeritaatsfonds'. De oprichting van het Mennofonds, bedoeld ten behoeve van de verhoging van de traktementen van de predikanten, leidt in 1921 tot de officiële aansluiting van de gemeente bij de 'Algemene Doopsgezinde Sociëteit' (A.D.S.) te Amsterdam.
Van eigen predikant tot verkoop van de pastorie De gemeente heeft gedurende vele jaren een eigen predikant. Na het vertrek van predikant Stado Jan Verveld in 1956, moeten de leden van de gemeente echter vanwege de financiële situatie een ander beleid gaan voeren. De predikant van de gecombineerde gemeenten Noordhorn en Pieterzijl wordt gevraagd consulent te zijn gedurende de vacatureperiode. Gesprekken tussen de gemeente en de consulent leiden ertoe dat met instemming van de kerkenraden van de twee andere gemeenten in 1958, ds. S.S. Smeding eveneens beroepen wordt te Den Horn. De predikant wordt adviserend lid van de kerkenraad en blijft wonen in Noordhorn. De pastorie in Den Horn is overbodig geworden en wordt daarom verkocht. Dat pand staat er nog steeds.
Verkoop De vermaning in Den Horn wordt in 1968/69 publiek verkocht. De koper is het bouwbedrijf Westra. Het orgel wordt gekocht door de orgelbouwer Harkema in Zuidhorn[2]. In dezelfde periode (1968) is de doopsgezinde kerk in Den Horn opgeheven en is het samengevoegd met Noordhorn. In 1970 wordt de aangebouwde pastorie afgebroken.
Van vermaning naar woning In 2008 verkoopt de firma Westra het kerkgebouw aan een nieuwe eigenaar. Op dat moment is de staat van het pand niet goed. “Het was echt een bouwval”, vertelt Talstra de nieuwe eigenaar. “Naast het kerkgebouw alleen, hoorde toen ook het armenhuisje, dat voor de kerk staat, ook nog bij het pand. Hier woonden de eigenaar en zijn partner ook in. De man heeft, sinds hij het gebouw in 2008 kocht, tien jaar lang alles verbouwd, met als doel om er later zelf in te gaan wonen. In 2017 is hij hier ingetrokken en heeft hij eveneens het armenhuisje verkocht. Hij heeft hier in totaal een jaartje gewoond”.
Zo ziet de vermaning er tegenwoordig uit.
In 2018 is Veenstra, samen met haar partner, op zoek naar een nieuwe woning. “Ik woonde destijds in Zuidhorn en wilde kleiner wonen”, vertelt de huidige eigenaar. “Ik houd namelijk ontzettend van naoberschap. Kleine dorpjes, dat vind ik ontzettend fijn wonen. Als raadslid mag ik niet buiten de gemeente Westerkwartier wonen en bovendien ben ik ontzettend verliefd op dit landschap. Het weidse vind ik echt fantastisch”.
Veenstra haar broertje rijdt per toeval door Den Horn en vertel aan Veenstra dat er een ‘kerkje’ te koop staat. “Diezelfde dag nog ben ik langsgereden om een kijkje te nemen”, gaat Veenstra verder. “Het was echt fantastisch. Ik stuurde een fotootje naar mijn partner en hij was duidelijk. ‘Kopen!’, stuurde hij terug. Op dat moment was er echter niemand in de woning aanwezig, maar toen ik weg wilde gaan, kwam de eigenaar net terug. Ik mocht het kerkje toen gelijk bezichtigen en was helemaal verkocht. Mijn partner is diezelfde avond langs geweest om het te bekijken en ook hij vond het geweldig”.
Veenstra en haar partner hebben vervolgens een bod gedaan en deze is uiteindelijk geaccepteerd. Sinds hun komst in 2018 is er in het pand niet veel veranderd. Alleen de kleuren in de slaapkamers zijn aangepast. “Ik ben echt verliefd op de ramen in het pand”, glundert Veenstra. “Dat maakt echt de sfeer van het pand. Ik houd van het ouderwetse, het oorspronkelijke. Fantastisch vind ik dat”.
Als Veenstra samen met haar partner in het kerkgebouw trekt, wordt het pand eveneens een gemeentelijk monument. “Dat hoorden we bij het tekenen van de koopakte”, gaat het raadslid verder. “Of we daar heel blij mee moesten zijn, wist ik toen niet. Dat het pand een gemeentelijk monument is, heeft namelijk ook z’n beperkingen. Zo mogen we aan de buitenkant niet zomaar dingen veranderen. Dit moeten we eerst verantwoorden aan de welstandscommissie. Echter ben ik ontzettend blij met het pand waar ik in woon. Ik heb er absoluut geen spijt van”. En ook de tuin en het landschap vind Veenstra prachtig: “We hebben een hottub achter onze woning staan, waar ik vaak ’s avonds even inzit. Als ik dan de uilen hoor, waan ik me echt in een paradijs”.
Zo ziet de vermaning er tegenwoordig uit.
Nog even terug naar de doopsgezinde gemeenschap. Hoe gaat het daar nu mee? “Momenteel is er nog één doopsgezinde kerk in het Westerkwartier”, vertelt Talstra. “Deze staat in Noordhorn. Aan de rand van het dorp staat sinds 1838 een nieuw kerkgebouw, waar de doopsgezinde gemeenten van onder andere Humsterland, Pieterzijl, Grijpskerk, Den Horn en Noordhorn gevestigd zijn. De naam van deze kerk is de Doopsgezinde Gemeente Westerkwartier”[3].
Lijst van leraren en predikanten vermaning Den Horn - Geert Jansz, 1702.
|
|||||||||||
|