Het beleg van Groningen naar hedendaagse inzichten
Het Beleg van Groningen in 1580 maakt deel uit van de Tachtigjarige Oorlog, in de moderne geschiedschrijving ook wel De Opstand of de Nederlandse Opstand genoemd, de naam voor een opstand en strijd in de Nederlanden van 1568 tot 1648 met een Twaalfjarig Bestand in de jaren 1609 tot 1621. Deze oorlog begint als opstand van een van de rijkste gebieden van Europa tegen het machtigste rijk in Europa, het Spaanse Rijk onder Filips II. Aanvankelijk trekken de uit 17 gewesten bestaande Lage Landen min of meer gezamenlijk op, om een combinatie van religieuze, bestuursrechtelijke en fiscale redenen.
Rennenberg als stadhouder Op voordracht van Willem van Oranje wordt Rennenberg, die eigenlijk George van Lalaing heet, in 1576 benoemd tot stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijsel. De ouders van Rennenberg zijn Filips van Lalaing, de tweede graaf van Hoogstraten en Anna van Rennenberg. Hij dankt zijn naam aan die van zijn moeder en wordt in de geschiedenis vooral bekend door zijn zogenaamde 'verraad'. Tot 1576 is Caspar de Robles stadhouder geweest, maar die is door zijn eigen troepen in Groningen gevangen genomen. In zijn instructie wordt Rennenberg opgedragen een regeling te treffen met het Spaanse garnizoen in Groningen, zodat de stad daarvan bevrijd wordt. Rennenberg probeert zijn gewesten, binnen het kader van de Pacificatie van Gent, voor het katholieke geloof te behouden. Zijn positie wordt echter vrijwel onmogelijk na het aannemen van de Unie van Utrecht. Nadat Don Juan van Oostenrijk het Eeuwig Edict niet meer naleeft, wordt Rennenberg in 1578 door de Staten-Generaal naar Overijssel gestuurd om enkele steden in te nemen waar Spaansgezinde garnizoenen zijn gelegerd. Dit leidt onder meer tot het Beleg van Kampen en het Beleg van Deventer.
Het verraad In de Nederlandse geschiedenis wordt gesproken van het 'Verraad van Rennenberg'. De situatie van Rennenberg is echter wat gecompliceerder dan die van een ordinaire 'verrader'. Wat is namelijk het geval. Veel katholieken in de Nederlanden hebben aanvankelijk de Pacificatie van Gent van harte ondersteund en hopen daarmee op een verzoening tussen de katholieken en de protestanten (calvinisten). De ervaring is echter dat in veel steden de goed georganiseerde calvinisten hier geen genoegen mee nemen. In onder meer Brugge, Gent en Brussel hebben de calvinisten de macht overgenomen en is de positie van de resterende katholieken zeer precair geworden, wat geheel in strijd is met wat in de Pacificatie is bepaald. De uiteindelijke keuze van Rennenberg wordt mede bepaald door de situatie in de vier gewesten waarvan hij stadhouder is. In Friesland is de positie van Rennenberg als stadhouder afhankelijk van de kastelen in Leeuwarden, Harlingen en Stavoren. In januari en februari 1580 worden deze steunpunten, ook wel blokhuizen genoemd, door de Staten van Friesland ingenomen en wordt Rennenberg onbekwaam verklaard voor het stadhouderschap in Friesland. In Groningen moet Rennenberg laveren tussen de tegenstrijdige belangen van beide leden van het gewest, namelijk de Stad en de Ommelanden. Na het onbekwaam verklaren van Rennenberg in Friesland worden zijn troepen daar onder bevel gesteld van Bartold Entens, een Ommelander jonker en een grote tegenstander van de stad Groningen. Rennenberg wordt daarmee vrijwel gedwongen zich te verenigen met de stad, en dan met name met de katholieken binnen Groningen.
Zijn uiteindelijke keuze, op 3 maart 1580 om over te gaan naar de Spaanse zijde, wordt dan ook van harte gesteund door het Groningse stadsbestuur. Het is altijd de vraag geweest of het Rennenberg is geweest of de Groninger magistraat die de uiteindelijke beslissende stap heeft gezet. Bovenop de politiek moeilijke toestand komt er nog de druk bij van Rennenbergs vrome katholieke moeder Anna en zijn zuster Cornelia van Lalaing, die hem heeft gezegd: "Sult gij een hooft ende regeerder sijn van den Ketters en Rebellen? Sult gij uwer ouden moeder dien hooftsweer aandoen?" Bovendien hebben zijn twee neven Emanuel Filibert, een malcontentenleider (1) en Filips, de stadhouder van Henegouwen, zich in 1578 respectievelijk 1579 weer met de koning verzoent; in zijn familie staat Rennenberg steeds meer alleen.
De aanleiding Zoals eerder beschreven heeft Rennenberg buiten de stad Groningen eind februari al zijn gezag verloren aan Bartold Entens. Dit blijkt uit een onderschepte brief van de Unie. Een nieuw onderschepte brief van Entens aan de protestantse burgemeester Reidt Alberda geeft de doorslag: op 3 maart om 11:00 zal Entens met zijn leger voor de Heerenpoort van Groningen staan en binnengelaten worden door de protestanten om de stad in te nemen. Rennenberg zit tussen drie vuren: de Staatsen hebben hem laten vallen en zullen hem spoedig uit zijn ambt zetten, de Spaanse veldheer Parma is al sinds 1578 bezig met een gestadige opmars om de Nederlanden te heroveren, en de overwegend katholieke burgers van Groningen vinden hem te protestants en gedragen zich steeds vijandiger. Als hij gaat kiezen voor de Opstand houdt hij niets over, maar als hij kiest voor de koning, kan hij rekenen op de steun van de katholieke bevolking van de Stad én de medewerking van Parma.
In de avond van 2 maart verschijnt Rennenberg op de Breede Merckt (2) in de stad, waar hij de burgerwacht toespreekt. Hij betuigt dat tot dan toe gemeend heeft dat de protestanten streven naar een goede hervorming van het christendom, maar men nu onder de mom van het geloof wereldlijke macht probeert te verkrijgen. Als hij het volk om steun vraagt, steken alle aanwezigen met instemmend gejoel de hand omhoog. Daarop beraadslaagt de stadhouder de hele nacht en smeedt hij een list om de protestanten vóór te zijn: in plaats van zes, zou de klok 's morgens voor de tweede maal vijf uur slaan en zullen de trompetten blazen. Op dit teken moet iedereen zich met zijn geweer op de markt verzamelen. Daarna zullen de protestantse samenzweerders worden opgepakt en de stadspoorten worden gesloten tegen de staatse soldaten geleid door Entens.
Bij het afgesproken teken nemen de gewapende mannen van burgerhopman Peter van Oldendorp fakkels en weerklinken hun geweerschoten in de lucht in de ochtend van 3 maart op de Breede Merckt in en blokkeren ze alle toegangswegen. Rennenberg voegt zich te paard bij hen, vergezeld van ongeveer 30 vooraanstaande burgers. Volgens ooggetuigen gedraagt hij zich als een gek, terwijl hij zijn getrokken degen zwaait en schreeuwt: "Staat bij, staat bij, vrome burgers; ziet mij heden eerst regt als stadhouder des konings, en bereid om met u te leven en te sterven!" Vervolgens geeft Rennenberg opdracht de twee geschutstukken te laden die voor het stadhuis staan en en laat hij trommelen en trompetten klinken. Ongeveer 600 burgers geven aan de oproep gevolg en verschijnen gewapend op de markt, met als herkenningsteken een witte doek om de arm of hoed. De malcontenten halen de protestanten onder het wachtwoord 'koning' uit hun huizen en zuiveren zo de hele stad. Oud-burgemeester Jacob Hillebrands, die later die dag Entens binnen wil laten, komt vanuit zijn huis in de Heerestraat met zijn volgelingen om de katholieke machtsgreep te verhinderen, maar hij krijgt een kogel door zijn hoofd. Verder sneuvelt er nog één iemand uit Bremen; de overige slachtoffers zijn hooguit gewond. De ook gewonde burgemeester Dirk Schaffer, de raadslieden en zo'n 200 protestantse burgers worden gevangen genomen. Een paar hervormde burgers ontkomen door over de stadsmuur te klimmen en de gracht over te zwemmen. Rond half elf is het karwei geklaard. Rennenberg schrijft die dag een brief aan Parma, waarin hij beweert dat hij altijd trouw is gebleven aan de koning en zijn landvoogd en zijn gewesten nu heeft teruggebracht onder 'de obediëntiën des konings' (3). Het stadsbestuur wordt gezuiverd en het nieuwe geheel katholieke bestuur schrijft op 5 maart ook een brief aan Parma, waarin men stelt dat de Groninger burgerij altijd trouw is gebleven aan de regering en men op 3 maart slechts enkele samenzweerders met de Unie van Utrecht heeft opgepakt. In feite echter, heeft men tot die dag openlijk de Opstand gesteund.
De belegering
Door Rennenbergs overlopen breidt op verscheidene plaatsen de protestantisering uit, gevoed door wrok jegens dit 'verraad'. In Utrecht, maar ook in Drenthe, worden de kerken geplunderd en in Friesland wordt de eredienst verboden. Veel katholieke pastoors, monniken en nonnen uit de omgeving van Groningen kloppen aan voor bescherming binnen de Spaansgezinde stad. In de Ommelanden mogen katholieke pastoors aanblijven, tenzij een meerderheid van de gemeente daar tegen is. Omgekeerd moeten de hervormde predikers binnen de Stad zich uit de voeten maken. Ze zwemmen over de gracht om aan gevangenschap door de katholieken te ontkomen. Minstens 150 hervormden die niet op tijd gevlucht zijn, worden door Rennenbergs soldaten in hechtenis genomen. Dit alles vergroot de tegenstelling tussen Stad en de Ommelanden. De winnaar van het beleg zal bepalen welke godsdienst het gewest zal gaan krijgen.
Entens heeft 13 vendelen (4) voetvolk en 2 vendelen ruiterij onder zijn bevel staan. Hij bezet de wateren naar de Stad om de aanvoer van levensmiddelen te beletten en Rennenberg tot overgave te dwingen. De Stadjers beschansen de voorstad aan het Schuitendiep, naast twee molenbergen aan de noordzijde, waarmee zij het vee in de wei tegen vijandelijke aanval dekken. De belegering door Entens wordt bekostigd door geld afkomstig van de Ommelander kloosters en kerken. Bovendien moet elke kerktoren één klok afstaan voor de vervaardiging van geschut. Hierover zegt Entens: "Misschien ben ik geen christen, maar ik wil Christus' zaak met lijf en bloed najagen en mijn vaderland redden." Het eigenzinnige karakter van Entens, gepaard met de onenigheid die tussen hem en Wigbold van Ewsum (5) ontstaat, doen het beleg zo slepend houden dat de Staten-Generaal de graven van Hohenlohe en Willem Lodewijk van Nassau met 16 vendelen ter versterking van de belegeraars zenden. Op 16 mei doen de belegeraars een aanval op het Schuitendiep te Groningen, waarbij Entens, die dronken is, sneuvelt; hij heeft in plaats van een rondas (een schild) een deksel van een boterton genomen om zich te beschermen. De vruchteloze aanval kost aan velen met hem het leven.
Nadat van Philips van Hohenlohe, een Duitse graaf, door Willem van Oranje naar Groningen wordt gestuurd ter ondersteuning van de belegeraars, treft deze op de heide bij Veenebrugge het leger van overste Maarten Schenk aan in Spaanse dienst is, maar ook voor Oranje vecht als dat hem uitkomt, waarop de Slag op de Hardenbergerheide op 17 juni volgt. Dit gevecht wordt door de Spanjaarden gewonnen, terwijl er 1600 doden te betreuren zijn. De verliezer Philips van Hohenlohe ziet af van zijn tocht naar Groningen en trekt met een deel van zijn leger naar Oldenzaal, terwijl het overblijvende deel van zijn leger naar Coevorden gaat. De soldaten van Maarten Schenk zijn in die tijd, net als de watergeuzen in de jaren daarvoor, een ware plaag voor de boeren en de burgers. Omdat hun soldij bijna nooit op tijd wordt betaald, halen de huursoldaten zelf wat hun toekomt, waarbij stevig wordt gedronken. Maarten Schenk trekt hierna op naar Groningen om Rennenberg te helpen. De nederlaag is aan Staatse zijde echter zo zwaar gevallen, en de komst van Spaanse versterkingen maakt de toestand zo lastig, dat men op 18 juni het beleg van Groningen opbreekt en zich terugtrekt. Willem Lodewijk van Nassau vlucht naar Friesland, terwijl Van Ewsum zich terugtrekt naar de Ommelanden. Nadat Van Ewsum zich in december 1580 te Winsum en Warffum heeft verschanst, voert hij nog drie jaargetijden lang een guerrilla-oorlog tegen de stad Groningen.
Rennenberg krijgt nu de kans om zich meester te maken van de Ommelanden en Drenthe, waar nu de hervormden de wijk moeten nemen. Rennenberg heeft daarbij de hulp van Maarten Schenk en neemt zo Delfzijl in en op 24 september 1580 Oldenzaal. De belegering van Zwolle mislukt en ook Doetinchem kunnen ze niet innemen. Op 15 oktober 1580 is Steenwijk aan de beurt, maar het beleg daar, moeten ze uiteindelijk ook opgeven.
Er vluchten 400 tot 500 gezinnen uit Groningerland naar Friesland en Oost-Friesland, waarvan er zeker 200 achterblijven in Emden. Zij voegen zich daar bij de protestanten die jaren eerder al voor Alva de Nederlanden zijn ontvlucht.
Rennenberg overlijdt door een ernstige ziekte op 23 juli 1581 en wordt begraven in de Martinikerk in de stad. Rennenberg wordt opgevolgd door Francisco Verdugo. Deze zet de strijd voort; de jaren worden gekenmerkt door veel oorlogen en plunderingen in de vier noordelijke gewesten. In 1589 begint Willem Lodewijk van Nassau aan een moeizame herovering van de Spaanse gebieden in wat bekend staat als de 'Groninger Schansenkrijg', die pas wordt afgesloten met de Reductie van Groningen op 22 juli 1594.
1. De Malcontenten (ontevredenen) zijn een groep van katholieke edelen geweest die in de jaren 1577-1578 met een eigen leger de Spaanse zijde kiezen in de Tachtigjarige Oorlog. Ze worden door calvinisten soms spottend moeytemaeckers en paternosterknechten genoemd. Deze edelen komen hoofdzakelijk uit Artois, Henegouwen, Namen en Luxemburg, de meest zuidelijke provincies van de Nederlanden. De belangrijkste leidende figuren zijn Emanuel Filibert van Lalaing en Valentin de Pardieu geweest. 2. Breede Merckt. Ttot in de 19e eeuw wordt de Grote Markt te Groningen de Breede Merckt genoemd. 3. Obediëntie = gehoorzaamheid. 4. Vendel: een vendel is een compagnie bestaande uit 100 tot 150 manschappen. 5. Wigbold van Eeuwsen (ook Wigbolt) behoort tot één van de voorouders van NazatenDeVries. Zie: De kwartierstaat van Hidde Onsta.
Bronnen: *
A. Smith (1849) Geschiedenis der provincie Groningen (blz. 220-224). Groningen: C. M. van Bolhuis Hoitsema.
Meer lezen: Het Beleg van Groningen in 1580 -1-
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.
Hoogeveen, 12 aug. 2011 Verhaalbewerking: Harm Hillinga
|