De Reductie van Groningen, 22 mei tot 22 juli 1594
Als onderdeel van de Tachtigjarige Oorlog
Het beleg in 1574.
Bron: Wikipedia commons.
De stad Groningen wordt onderdeel van de Republiek
Betekenis
Met de Reductie van Groningen wordt bedoeld de capitulatie van stad Groningen voor het leger van prins Maurits van Nassau, de latere prins van Oranje, en Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg op 22 juli 1594. Dit betekent het einde van de Spaanse overheersing en tegelijk de aansluiting van de stad bij de Republiek, waarbij de stad wordt samengevoegd met de Ommelanden. Het woord reductie komt uit het Latijn (reductio) en betekent het terugbrengen, dus de terugkeer naar de Republiek. Het feitelijke beleg van Groningen duurt maar twee maanden, maar daaraan vooraf gaat een periode van ruim vijf jaar waarin alle toegangswegen tot de stad een voor een worden ingenomen.
De reductie vormt de feitelijke alteratie van stad en Ommelanden; de overgang naar het nieuwe protestantse bewind wordt gevolgd door de onteigening van alle bezittingen van de rooms-katholieken en dus ook van de kloosters.
Achtergronden
De stad Groningen heeft zichzelf altijd beschouwd als onafhankelijk te zijn. De bisschop van Utrecht heeft lang gepretendeerd heer over de stad te zijn, maar heeft feitelijk nooit macht in de stad kunnen uitoefenen. De onafhankelijkheid van de stad is in het begin van de 16e eeuw verloren gegaan als de stad achtereenvolgens de graaf van Oost-Friesland, de hertog van Gelre en uiteindelijk keizer Karel V als heer moet erkennen. Bij die erkenning worden echter wel telkens de oude rechten van de stad uitdrukkelijk bevestigd.
Aanvankelijk ziet de stad tijdens de Nederlandse Opstand mogelijkheden om haar rechten als vanouds te kunnen uitoefenen. Daarbij blijft de stad echter wel op haar hoede. Na de overwinning in de slag bij Heiligerlee verschijnt Lodewijk van Nassau met zijn troepen voor de stad, maar hij wordt niet binnengelaten.
De stad behoort in 1576 wel tot de ondertekenaars van de Pacificatie van Gent. In de besprekingen die voorafgaan aan de Unie van Utrecht in 1579 krijgt de stad echter de indruk dat met name Willem van Oranje de oude rechten van de stad maar achterhaald vindt. De stadhouder van de noordelijke gewesten, Rennenberg [8], heeft moeite partij te kiezen tussen de Opstand en koning Filips II van Spanje. In 1580 kiest Rennenberg uiteindelijk voor Filips II, hetgeen in de Nederlandse geschiedschrijving wel is aangeduid als het Verraad van Rennenberg. Vanwege de opstelling van Willem van Oranje kost het de stad dan echter weinig moeite om de stadhouder in die keuze te volgen.
Voor de Republiek ontstaat daardoor een groot gevaar. Het gewest Friesland en de Groningse Ommelanden hebben zich volledig achter de Opstand geschaard, maar de strategische ligging van Groningen tast de positie van de Republiek in het noorden ernstig aan. Toch durft de Republiek niet zonder meer over te gaan tot een aanval op Groningen, omdat de stad als zeer sterke vesting bekendstaat. Tussen het bestuur van de stad en de Staten-Generaal worden uitvoerige onderhandelingen gevoerd om een oplossing te bereiken. Raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt [9] is daarbij bereid om akkoord te gaan met een oplossing waarbij Groningen erkend zal worden als rijksstad [12] onder de formele heerlijkheid van de hertog van Brunswijk en zelfs enige godsdienstvrijheid aan de katholieken toe te staan.
Met name de Friese stadhouder Willem Lodewijk van Nassau wil niets weten van het weggeven van de soevereiniteit aan de hertog van Brunswijk. Een vrije stad zal ongetwijfeld trachten de oude rechten in de Ommelanden, die zich wel bij de Opstand hebben aangesloten, terug te winnen.
Groningen in 1572.
Bron: Wikipedia Commons.
Het beleg
In aanloop naar de belegering van Groningen woedt er een schansenoorlog in het noorden van het land. Zowel de Spanjaarden als de Staten-Generaal hebben vele schansen in de Ommelanden en Friesland laten aanleggen. Willem Lodewijk verovert langzaam aan steeds meer schansen op de spaansgezinde troepen, zoals in 1589 in de slag om de Zoutkamp. Tijdens Maurits' veldtocht van 1591 worden al plannen gemaakt om over te gaan tot een belegering van Groningen, maar de stad wordt nog te sterk geacht. Dat jaar wordt wel Delfzijl veroverd, Gronings belangrijkste doorvoerhaven. Het jaar erop wordt Groningen afgesloten van Twente door het veroveren van Steenwijk en Coevorden. De Friezen dringen in 1593 sterk op aan om Groningen te belegeren. De Staten-Generaal besluiten echter anders en gaan over tot een belegering van Geertruidenberg. Als protest tegen deze keuze sturen de Friezen hun vaandels later naar Geertruidenberg toe, om deel te nemen aan het beleg.
Willem-Lodewijk verovert wel de hoogveengronden ten oosten van Groningen met de plaatsen Wedde, Winschoten en Slochteren, waardoor de stad ook afgesloten is van Duitsland. Hiervoor heeft Willem-Lodewijk twintig vaandels als ondersteuning gekregen van Maurits. Maurits heeft zelf Geertruidenberg veroverd, waarop de Friezen hopen dat Maurits direct over zal gaan op een belegering van Groningen. Het omvangrijke Spaanse leger in het zuiden van de Republiek zorgt er echter voor dat het hoofdleger van Maurits dat gebied niet kan verlaten [3]. Verdugo heeft een groter aantal versterkingen toegewezen gekregen dan Willem-Lodewijk, maar deze zijn niet op tijd aanwezig om de Staatse opmars in het hoogveengebied te stuiten. Langs de enige weg naar Duitsland die door het hoogveengebied loopt, laat Willem Lodewijk op een zandheuvel het fort Bourtange aanleggen. De stad Groningen is daarmee volledig afgesloten van zijn achterland. Stadhouder Herman van den Bergh stuurt hierop nog meer troepen naar Verdugo, maar onder meer door het late moment in het jaar, kan er geen aanval opgezet worden op het fort Bourtange. Omdat de situatie voor Groningen steeds slechter wordt, besluit Verdugo in de winter van 1593 - 1594 Coevorden in te sluiten, om zo weer een verbinding met het zuiden te kunnen openen. Coevorden is echter goed voorzien van voedsel en kan standhouden. Onder de Spaansgezinde troepen vallen daarentegen vele doden door uitputting en onderkoeling. Uiteindelijk wordt Verdugo door het leger van Maurits verdreven [2].
Na het ontzet van Coevorden verlaten de Staatse troepen op 19 mei deze stad, en slaan op 22 mei hun kamp aan de zuidzijde van Groningen. De legerplaats is hoog gelegen tussen het Hoornse- en Schuitendiep. Maurits geeft opdracht deze stromen in te dammen, waardoor naastgelegen land onder water loopt. Ook laat hij kanalen aanleggen om zijn geschut aan te voeren, en enkele schansen (waarvan enkele al verlaten zijn) in te nemen welke in het omringende land liggen. Alleen de schans bij Aduarderzijl moet stormerhand ingenomen worden. Nu kan het leger ook vanuit Friesland van aanvoer worden voorzien. Intussen worden de belegeraars gehinderd door regen en een uitval vanuit de stad. Op 3 juni is het geschut in stelling gebracht tegenover de Ooster- en Heerenpoort [4]. De verwachtingen bij de Staatsen zijn verschillend. Waar sommigen een lange strijd verwachten, is de krijgsraad positief gestemd en verwachten zij een korte strijd, omdat de stad verlost wil zijn van de insluiting. De Groningse burgerij brengt het stadsbestuur echter zo ver dat zij niet in onderhandeling gaan met Maurits over een verdrag. Er volgen twee maanden van strijd, waarbij de stad zwaar met artillerie beschoten wordt en 400 man Spaanse bezettingstroepen en 300 andere verdedigers sneuvelen. Desondanks is de schade in de stad gering. Het stadsbestuur heeft gerekend op een ontzetting door troepen van Parma, maar die hoop blijkt ijdel. Parma is door Filips naar Frankrijk gestuurd omdat die het redden van Frankrijk van het protestantisme nog belangrijker vindt dan het neerslaan van de Opstand in de Nederlanden. Een ander teken van een toekomstig ontzet komt van landvoogd Ernst van Oostenrijk [11]. Hij heeft Pedro Henriquez de Acevedo [10], beter bekend als Fuentes, het bevel gegeven om de stad te ontzetten en de stad opgedragen om niet met de Staatse partij in onderhandeling te gaan. Fuentes heeft moeite om een leger op de been te brengen vanwege muiterij. Uiteindelijk wordt de poging tot ontzet afgeblazen.
Een batterij van 60 kanonnen schiet op de verdedigingswerken van de stad. Met name de Oosterpoort moet het ontgelden. Tegelijkertijd laat Maurits een tunnel graven, waarmee de Oosterpoort ondermijnd kan worden. De stad ziet geen uitweg meer, waardoor zij capituleert. De stad en de belegeraars willen met onderhandelingen beginnen, als onder de burgerij opstand uitbreekt. Albert Jarges (een van de vier burgemeesters van Groningen) wordt door de burgerij aangewezen als nieuwe leider en het gevecht tegen de Staatsen wordt weer opgepakt. Maurits laat de mijn, die ondertussen onder de Oosterpoort geplaatst is, ontploffen, hetgeen 150 doden eist. De Staatsen kunnen zo de Oosterpoort innemen en Jarges ziet ook geen andere uitweg meer dan te onderhandelen over overgave. Maurits en Willem Lodewijk blijken bereid om bij een eventuele overgave een zeer gunstige regeling met de stad te sluiten. Feitelijk wordt de stad in de reductie bevestigd in al haar oude rechten, hetgeen uiteindelijk voldoende reden is om de strijd te staken en Maurits en Willem Lodewijk met grote eer de stad te laten binnentrekken. De Spaanse troepen onder leiding van luitenant en commandant van Groningen George van Liauckema krijgen een vrije aftocht met wapens en bagage.
De gevolgen
In godsdienstig opzicht zijn Maurits en Lodewijk niet zo soepel, waarmee zij afwijken van de lijn die Van Oldenbarnevelt voorafgaand aan het beleg heeft gevolgd. Een verzoek om althans één katholieke kerk voor de eredienst open te mogen houden wordt afgewezen. Na de capitulatie vertrekken alle monniken en priesters, waarvan velen al vanuit de Ommelanden naar de stad gevlucht zijn, tezamen met de overlevenden van het bezettingsleger naar de zuidelijke Nederlanden. Het stadsbestuur wordt gezuiverd van katholieken en de katholieke eredienst wordt officieel verboden.
Voor de Republiek is de inname van Groningen een grote overwinning. Het gehele noorden van Nederland is daarmee definitief in het kamp van de Opstand gebracht. Voor Stad en Ommelanden betekent de reductie het begin van een nieuwe, opgelegde, en wat de Ommelanden betreft, niet gewilde samenwerking. In het Traktaat van Reductie is vastgelegd dat zij gezamenlijk als gewest deel zullen gaan uitmaken van de Republiek, iets waar Friesland zich tegen verzet. De huidige provincie Groningen ziet de reductie als feitelijk beginpunt van de provincie. In 1994 is dan ook herdacht dat de provincie 400 jaar bestaat.
Herdenkingsmunten
De penningen van de Reductie van 13 juli 1594.
Bron: Wikipedia Commons.
In de 16e eeuw is het gebruikelijk om munten en penningen te slaan waarop een belangrijke gebeurtenis wordt herdacht. De reductie van Groningen is daarop geen uitzondering. Zo is een in Groningen zelf geslagen zilveren penning met in reliëf een afbeelding van een ridder met geheven zwaard en een schild met het wapen van de stad, met in de rand de tekst:
CONSULLBUS IOH: DE DREEWS. MENS: AITING. REN: BUSCH. REINH: CLINGE.
Het hoofd van de ridder is met drie kleine harten omringd. Op de keerzijde staat een tekst
‘Groninga. Des Prinsen sweerd met Godes arm, Bragt Paap en Spanjaert in alarm, Als leugen voor het light verdween, Wiens suivre glans in Templen scheen, Een reghte vreugd voor klein en groot, Die Groningen sluit in haer schoot, Dit heeft des Heeren hand gedaen, En dese Penningen door slaen. Reducta,1594.13.Julij’, en in de rand: ‘MONUMENTUM REDUCT: CIVIT: GRONING: CELEBRAT: A: IUBEL: 1694. 13 MENS: IUL: bekend’ [5].
De penning wordt aangeboden aan het stadsbestuur, de leden van de Statenvergadering en aan de nauw betrokkenen.
Een dergelijke penning kan wel worden gedragen; soms als beloningspenning of Erepenning aan een gouden keten, maar dat is bij deze penning niet het geval geweest. De penningen worden door liefhebbers in speciaal daarvoor vervaardigde kastjes en kabinetten bewaard en dienen als aandenken [6].
Penningen als deze worden in de 17e, 18e en 19e eeuw ook wel gebruikt in het geschiedenisonderwijs aan jongelui uit de betere standen. Soms worden afgietsel van gips gebruikt, soms gebruikt men de medailles uit familiebezit.
Noten, bronnen en referenties
1. Charles Maurice Davies (1842): History of Holland, from the Beginning of the Tenth to the End of the Eighteenth Century Gepubliceerd door J.W. Parker
2. Robert Jacobus Fruin (1861): Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog, 1588-1598
3. Robert Jacobus Fruin (1861): De tachtigjarige oorlog: historsche opstellen
4. Jan Wagenaar (1790-1796): Vaderlandsche historie : vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, in zonderheid die van Holland, van de vroegste tyden af: uit de geloofwaardigste schryvers en egte gedenkstukken samengesteld Deel 4 - blz. 387
5. De zilveren penning heeft een diameter van 47 millimeter. De gouden penning is evengroot. Er zijn geen bronzen penningen bekend.
6. Een zilveren penning wordt in maart 2009 door het Zeeuws Veilinghuis geveild.
7. Robert Jacobus Fruin (1861): Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog, 1588-1598.
8. Rennenberg. George van Lalaing, beter bekend als graaf van Rennenberg of kortweg Rennenberg (Hoogstraten 1536 – Groningen 23 juli 1581), is stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel geweest. Hij is afkomstig uit een Henegouws geslacht van landsbestuurders. Zijn ouders zijn Filips van Lalaing, tweede graaf van Hoogstraten en Anna van Rennenberg. In de Nederlandse geschiedenis is hij vooral bekend geworden door zijn zogenaamde 'verraad': het verraad van Rennenberg.
9. Johan van Oldenbarneveldt. Johan van Oldenbarnevelt (Amersfoort, 14 september 1547 – Den Haag, 13 mei 1619), zoon van Gerrit van Oldenbarnevelt en Deliana van Weede, is raadpensionaris van de Staten-Generaal tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Hij werkt lange tijd samen met Maurits van Oranje (de zoon van Willem van Oranje), maar wordt het slachtoffer van een door Maurits beheerst politiek proces en daaropvolgende executie.
10. Pedro Henriques de Acevedo. Pedro Enriquez de Acevedo, graaf de Fuentes (Zamora, ca 1535 - Milaan, 22 juli 1610) was een Spaans veldheer.
Hij begint zijn militaire loopbaan onder de orders van zijn schoonvader Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva in de veldtocht tegen paus Paulus IV. In 1589 verdedigt hij als opperbevelhebber van Portugal (toen Portugal verbonden is met Spanje) Lissabon tegen de Engelse troepen onder bevel van Francis Drake. In 1591 komt hij naar de Zuidelijke Nederlanden ter vervanging van de hertog van Parma en blijft hier onder Peter Ernst I van Mansfeld en aartshertog Ernst van Oostenrijk. Van 1595 tot 1596 is hij landvoogd van de Spaanse Nederlanden. Hij neemt in 1596 Kamerijk in tijdens de oorlog tegen Frankrijk. Voor deze verdienste aan de Kroon benoemt koning Filips II van Spanje hem in 1598 tot opperbevelhebber van de Spaanse troepen, raadgever van Staat en Oorlog, en ‘grande’ van Spanje. Als landvoogd treedt Fuentes heel streng op. Vanaf 1600 wordt hij tot gouverneur van Milaan benoemd waar hij zich ontpopt tot gedreven politicus. Zijn bestuursgaven en slimme diplomatie genieten een grote reputatie. Nochtans moet hij nog tweemaal een beroep doen op het leger, eenmaal in de strijd over het pausdom met Venetië en ten slotte na het Verdrag van Brossolo tussen Frankrijk en de hertog van Savoie.
11. Ernst van Oostenrijk (Wenen, 15 juni 1553 - Brussel, 20 februari 1595), aartshertog van Oostenrijk, is de zoon van keizer Maximiliaan II en infante Maria van Spanje. Ernst van Oostenrijk wordt opgevoed aan het Spaanse hof. Het is de bedoeling dat hij met Isabella Clara Eugenia, dochter van Filips II van Spanje zal gaan huwen. Hij tracht tot tweemaal toe tevergeefs koning van Polen te worden. Hij onderscheidt zich in de Turkenoorlogen. Filips II benoemt hem in 1593 tot landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden. Zijn onderhandelingen met de Noordelijke Nederlanden mislukken.
12. Een vrije rijksstad (Duits: Freie Reichsstadt) is een onafhankelijke stad in het Heilige Roomse Rijk. Deze steden vallen direct onder de keizer en niet onder een bepaalde vorst. De vrije rijkssteden kunnen ingedeeld worden in twee categorieën. Vrijsteden of vrije steden (freie Städte) zijn van oorsprong bisschoppelijke steden die onafhankelijkheid van de prins-bisschop hebben verkregen. Ze behoeven geen geregelde belasting aan het Heilige Roomse Rijk te betalen en ze mogen niet verpand worden. Rijkssteden (Reichsstädte) hebben zich niet hoeven vrij maken van een bisschop. De wettelijke status verschilt van stad tot stad en uiteindelijk verdwijnt het onderscheid tussen beide. Het begrip ‘vrijsteden en rijkssteden’ evolueert op een gegeven moment naar ‘vrije rijkssteden’.
Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed.
Desondanks kunnen er best fouten voorkomen.
Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...geef die dan aan mij door via mijn E-mail adres. Laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek.