Terug bij de hoofdcursus [6]
Dan, 13 jaar nadat hij dacht de poorten van de Hoofdcursus voorgoed achter zich te hebben gelaten, wordt Sebastiaan als instructeur naar Kampen teruggestuurd. Of hij voor deze functie gesolliciteerd heeft of dat hij hier ambtshalve voor benoemd is, is niet duidelijk maar ten behoeve van zijn toekomstige plaatsing bij de Hoofdcursus wordt hij op 31 maart 1903 overgeplaatst naar de staf van de infanterie. Op 4 april wordt vaandrig C. Gerben aan zijn staf toegevoegd en hun plaatsing bij de Hoofdcursus volgt bij beschikking van de minister van oorlog bij de aanvang van het nieuwe studiejaar, op 1 oktober 1903.
Op 27 oktober 1903 komt hij in Kampen aan. Aan de ene kant moet het hem vertrouwd overkomen. Aan de andere kant is er natuurlijk ook in de tussenliggende jaren één en ander veranderd. Zo is de nieuwbouw afgerond en is de directeur luitenant-kolonel H.A.J.A. Timmerman. Daarnaast is er een soort ontgroening van de eerstejaars ingevoerd. Zij moeten bij de avondbijeenkomst op de eerste dag de kantine binnenkomen door onder een plank door te kruipen en worden biggen genoemd.
Daarnaast heeft het verenigingsleven bij de Hoofdcursus een vrije vlucht genomen. Naast de oude verenigingen Excelsior, Gymnastiek- en Schermvereniging Mavers , Revolver Schietvereniging Willem Tell, Hoofdcursus Schermvereniging Mars (nu Mavros) en de Letterlievende Vereniging Jan ten Brink zijn er de Muziekvereniging Enterpe, Voetbal- en Cricketvereniging Quick (sinds 1891), Wielrijdersclub de Moddertrapper (sinds 1895), de Hoofdcursus Zorgvereniging (1890), Ondersteuningsfonds van de Hoofdcursus (sinds 1902), Grupeto Espirantita van de Hoofdcursus (sinds 1904), Korfbalvereniging KOBCA en Frysk Selskip 'Fie fen hûs' (sinds 1904) bijgekomen.
In het studiejaar 1904-1905 geeft Sebastiaan Jan naast de al eerder genoemde vakken, ook les in exerceren. Aan het begin van het jaar draagt hij het beschermheerschap van Pistoolschietvereniging Willem Tell over. Op zondag, 7 mei 1905 organiseert hij een fietstocht naar Nunspeet. De dag is gelukkig bij uitstek geschikt voor de tocht. Met een temperatuur tot 17,8 graden, een matige wind en veel zon is het voor de 15 deelne-mende kadetten, de kapitein en een trompettist een prettige 25 kilometer fietsen. De fietstocht is in Nunspeet blijkbaar al bekend. Bij aankomst staat de kapitein van de schutterij hen in uniform op te wachten. Dankzij het mooie weer kan de groep de pauze genoeglijk doorbrengen in de achtertuin van hotel Schmidt. Het prettige verblijf wordt met een foto vastgelegd en daarna volgt de terugreis[7].
Zijn diensttijd in Assen
Op 28 september volgt zijn volgende promotie. Hij wordt bij koninklijk besluit tot kapitein bevordert en bij het 1ste regiment infanterie in Groningen geplaatst. Op bevel van de commandant van de 4de divisie, J.W.F. von Schmidt auf Altenstadt krijgt hij op 27 oktober per 28 oktober de functie van kapitein voor speciale diensten. Aangezien hij in 1905 ook alweer vijftien jaar in dienst is, spelt men hem op de gebruikelijke datum, 6 december, het erekruis voor lange dienst voor officieren op. Als de dag aanbreekt is het een zonnige dag. Met een temperatuur van zo’n 3,5 graden is het echter wel erg koud. Het komt dan ook goed uit dat bij de ceremonie traditiegetrouw een glas jenever wordt geschonken. Per 1 februari 1906 (bekend in november 1905) volgt een eervol ontslag uit zijn functie als kapitein voor speciale diensten en bij de Hoofdcursus.
Hij krijgt vervolgens het bevel over de 1ste compagnie van het 4de bataljon, 1ste regiment infanterie in Assen. Op 31 januari verlaat hij Kampen en op 12 februari schrijft hij zich met zijn gezin in bij de gemeente Assen. Hij betrekt hier een herenhuis aan het Van der Feltzpark 4. Op 20 juni 1906 om half tien 's morgens bevalt zijn vrouw daar van hun vierde kind en tweede dochter, Catharina Maria. Dezelfde dag doet de vader nog aangifte bij de gemeente. Hierbij zijn een collega van Sebastiaan, kapitein Cornelis Marie Gerard van Rijswijk de Jong en de gemeentesecretaris als getuigen aanwezig. Op een later tijdstip verhuist het gezin naar de Hertenkamp 2 in Assen. Dit huis bevat op de begane grond twee kamers en een suite, twee slaapkamers, een ruime kelder en een keuken. Op de eerste verdieping zijn daar verder nog twee kamers met zijkamertje, een slaapkamer, een keuken en een ruime zolder. Daarnaast is er een losstaand schuurtje en heeft men de beschikking over een tuin. Het gezin zal hier als enige huurder geruime tijd wonen. Het zal echter niet de laatste verhuizing zijn.
Een oefening voor de weerbaarheidskorpsen (26-12-1906)
Woensdag 26 december, 2de Kerstdag, is een gure, koude dag. Ondanks de vorst en de sneeuwval van de afgelopen dagen en het feestelijke karakter van de dag, ontstaat er een ongebruikelijke bedrijvigheid op het kleine spoorwegstation van Wezep (Overijssel). Om 9:36 uur stopt de trein uit Zwolle. Waar normaal hooguit enkele mensen uitstappen, loopt de trein nu bijna leeg en stroomt een groot contingent leden van verschillende weerbaarheidskorpsen vanuit de warme wagons de kille winterochtend tegemoet. Om 10:40 uur wordt dit herhaald als er een speciale trein uit Utrecht aankomt.
Ook hier komt een groot contingent corpsleden uit. Naast de corpsleden zijn ook vijf leden van de Amsterdamse EHBO-vereniging belangeloos meegekomen om hun diensten ter beschikking te stellen. Zij staan onder leiding van de heer Berkhout. In het totaal staan zo’n 600 man te verkleumen op het kleine perron en rond het kleine stationsgebouwtje.
Om twaaf uur in de middag beginnen de troepen vol goede moed en met ambitie aan de acties. Nu de oorlog uiteindelijk dan toch is uitgebroken, is Geerlings eerste taak om de verdediging zo goed mogelijk te organiseren. Hiervoor heeft hij informatie nodig en hij stuurt dan ook detachementen vooruit en patrouilles naar de grenzen om zo de activiteiten van de vijand te verkennen. Al snel bereiken hem berichten dat een afdeling van circa 200 man in Epe gestationeerd zou zijn. Als de troepen van het Zuidrijk onverwachts het bevel krijgen om naar het pompstation op te rukken en de watertoevoer naar de vesting Kampen tegen elke prijs af te snijden, is het niet te vermijden dat het tot een confrontatie komt. Om 12:30 uur hoort men op Geerlings hoofdkwartier in de verte de eerste schotenwisselingen. Het is Geerlings duidelijk dat zijn patrouilles op de vijandelijke verkenners zijn gestuit. Al snel zijn in een brede cirkel rond het pompstation verschillende afdelingen in acties verwikkeld. Het ziet er voor Geerlings echter niet goed uit, Over de hele linie worden zijn verdedigende patrouilles langzaam teruggedrongen.
Ondanks deze successen, houden de verdedigers dapper stand, weten zij een flankaanval in te zetten en kan Gerlings zijn hoofdmacht een sterke positie innemen waarbij een sectie van de Genie (Vinkenveen) enkele fougassen (een soort mijnen die bestaan uit een gat in de grond dat gevuld is met explosieven) plaatst. Hiervan verwacht men dat deze in oorlogstijd tot grote verliezen zullen leiden. Het is dan ook nog maar de vraag of de aanval uiteindelijk tot de overgave zal gaan leiden.
Dit blijft echter onzeker aangezien om drie uur verzamelen wordt geblazen en de oefening als beëindigd wordt verklaard. De algemene verwachting die de oefening oplevert is, dat in oorlogstijd de vijand zware verliezen zou hebben geleden bij hun poging het pompstation in te nemen. De beoordeling van de oefening ligt nu echter bij de scheidsrechters. Dit zijn de kapiteins dr. H. J. van de Stadt van de schutterij te Kampen, B. Enthoven van het Nijmeegse Vrijwilligerskorps, H. Vink van het Almelo's Vrijwilligerskorps, de 1ste luitenant Truyt van Hertog van het 7de regiment infanterie, Van Meeuwen van 'het O.I. leger, van der Sluis van het Amersfoortse Vrijwilligerskorps, de 2de luitenants Kools, Sparenburg van het O.I. leger en Schim van der Loeff van de veldartillerie.
Je kan niet vroeg genoeg beginnen
Op 17 augustus 1908 staat in De Tijd [8] dat Sebastiaan Jan per 2 november 1908 bij het 1ste regiment vestingartillerie gedetacheerd zal worden om een theoretische cursus artillerie wetenschap voor fort-commandanten te volgen. Op 3 oktober 1908 krijgt hij echter voor de wintermaanden wederom de leiding over het voorbereidend militair onderricht en van het reservekader in Drenthe en een gedeelte van Overijsel en Groningen. Zijn eigen opleiding wordt voor het moment dan ook stopgezet. Met het directe toezicht in Assen, Avereest, Emmen, Valthermond, Staphorst en Veendam belast hij luitenant Tengbergen. In Zeilen, Dwingeloo, Hoogeveen, Leek, Meppel en Steenwijk wordt dit luitenant Veldhuizen. In Borger, Nieuw-Amsterdam, Gasselternijveen, Stadskanaal en Wildervank, luitenant Themann. In Coevorden, Marum, Nieuwe Pekela, Sleen en Winschoten luitenant Uni en in Finsterwolde, Odoorn, Oude Pekela, Vlagtwedde en Zuidlaren luitenant Honig.
Uit het jaarrapport van de inspecteur over 1909 blijkt dat de proef ook landelijk op zeer veel verzet stuit van de Vereeniging voor gymnastiek-onderwijzers en de Bond van Nederlandse Onderwijzers. Het verzet richt zich vooral op de aanwezigheid van militairen in het onderwijs. De bezwaren zijn zo groot dat de afdeling Assen van de Bond van Nederlandse Onderwijzers zij medewerking aan de proef weigert te verlenen. Daarnaast plegen leraren van verschillende scholen een lijdelijk verzet. Door al dit verzet dreigt het welslagen van de proef zelfs in gevaar te komen. Ondanks al dit verzet leidt Sebastiaan Jan samen met een majoor van de grenadiers en jagers op 2 december een Roemeens officier bij bewegingsspelen in Gieten rond. Deze officier is in Nederland om te zien hoe men hier de lichamelijke opvoeding van de Nederlandse jeugd vorm geeft. Hij volgt in Gieten met genoegen het houtbalspel, dat gedurende de tijd dat hij aanwezig is, gespeeld wordt onder leiding van luitenant I.J. Baan. Het is echter een gure, koude dag en om half vier vertrekken de bezoekers weer[11].
Opleiding tot militieofficier
Op 15 januari 1909 staat in het Nieuwsblad van het Noorden een artikel over de toelating tot de opleiding tot militieofficier. Ook de plichten worden uiteen gezet. Zo moet men solliciteren bij de afdeling waar men wil dienen, moet men medisch gekeurd worden en een toelatingsexamen afleggen, moet men 12 maanden in dienst blijven, moet men na zijn diensttijd eenmaal in de twee jaar vier weken of een maal per jaar twee weken op herhaling en moet de aspirant bij de benoeming tot vaandrig zelf zijn wapen en kleding betalen. Hiervoor krijgt hij wel een éénmalige vergoeding van 200 gulden. In het stuk wordt als laatste vermeld dat men informatie kan inwinnen bij Sebastiaan Jan.
Op 1 februari 1909 spreekt Sebastiaan op een vergadering van de vereniging ter vereenvoudiging en verbetering van examens in Amsterdam. Hij bepleit hier het nut van de inzet van militairen zoals die volgens hem is gebleken in Drenthe tijdens zijn proef met de bewegingsspelen. Hij raakt in debat met vertegenwoordigers uit het onderwijs die de inzet van militairen ook nu unaniem afwijzen. Andere bemoeienissen van Sebastiaan Jan zijn meer succesvol. Na meer dan twee jaar geleden in verschillende Drentse gemeentes voordrachten over dit onderwerp te hebben gehouden, lezen we op 9 maart 1909 in het Nieuwsblad van het Noorden dat de deelname aan de schietoefeningen in Groningen, Drenthe en Overijssel in de zomer verbazend groot is geweest. De oefeningen dienen om de weerbaarheid van het land buiten het leger te vergroten. In de 28 gemeenten waar kapitein Wesselink bij de voorbereiding betrokken is geweest is de deelname van 47 man in 1908 toegenomen tot 792 man nu.
Op 17 april 1909 tekent Sebastiaan Jan in Assen voor het in ontvangst nemen van het ereteken en de oorkonde van de graad van officier van de orde van de ster van Roemenië. Nadat op de 22ste van dat jaar de conclusie van een onderzoek is dat er geen bezwaren zijn tegen het in ontvangst nemen van de orde, krijgt hij op 27 mei bij koninklijk besluit toestemming om de onderscheiding in ontvangst te nemen en te dragen. Ondertussen heeft de 4de divisie op 28 april een nieuwe commandant gekregen in de persoon van generaal-majoor J.H.A. Nierstrasz. Hij volgt J.W.F. von Schmidt auf Altenstadt op, die deze functie vanaf 1903 heeft bekleed. Op zaterdag 31 juli 1909 is Sebastiaan Jan in Assen en rijkt daar de medailles uit bij de aldaar gehouden districtwedstrijden die zijn uitgeschreven door de Nederlandsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Hieraan is deelgenomen door vertegenwoordigers van de garnizoenen Groningen, Assen, Leeuwarden, Oldebroek, Deventer en Zutphen. Op 30 augustus zijn de jaren 1904 en 1906 voor een herhalingsoefening van de 2de en 4de divisie onder de wapenen geroepen. Deze begint op 6 september en duurt 18 dagen. Het 1ste regiment van Sebastiaan neemt hiervoor zijn intrek in het legerkamp bij Zeist.
Van 1 november tot 22 november 1909 volgt Sebastiaan Jan een cursus bij het 1ste regiment vestingartillerie[12] in de voormalige Hojel-kazerne te Utrecht. Het gaat om een cursus voor fortcommandant bij de infanterie. Na deze cursus keert hij weer terug naar zijn regiment in Assen en zijn oude functie.
Op 19 januari 1910 overlijdt commandant Nierstrasz op 60-jarige leeftijd. Hij wordt opgevolgd door generaal-majoor G.A. Buhlman.
De 30ste staat er wederom in het Nieuwsblad in het Noorden uiteengezet hoe de toelating tot de opleiding van militieofficier voor dat jaar in Amersfoort geregeld is.
Ook in deze keer wordt vermeld dat men informatie kan inwinnen bij Sebastiaan Jan.
Op basis van de besluiten van de ministers gaat Sebastiaan Jan in 1910 aan de slag met een nieuwe opzet van de bewegingsspelen. Om de leraren op hun taak hierin voor te bereiden gaat het team van hem in Drenthe cursussen aan de leraren en kwekelingen van de kweekschool zelf geven.
Hierna zullen de 500 deelnemers zelf in staat zijn om de bewegingsspelen te organiseren. Hiervoor heeft Sebastiaan Jan de beschikking over luitenants I.J. Baan en Schouten en sergeantmajoor Veldmeijer en is in de begroting f 1104,80 vrijgemaakt. Per 24 augustus ontheft de commandant van de 4de divisie, Buhlman, Sebastiaan Jan na 3 ½ jaar eervol uit zijn functie van kapitein voor speciale diensten. Wel is hij rond 21 november nog bij de afsluiting van de nieuw opgezette cursus op het sportterrein van de 'Drentsche Sportvereeniging'.
Bij deze gelegenheid zijn een aantal schoolautoriteiten aanwezig waaronder de inspecteur van de 3de inspectie, mr. TH.Ruys en arrondissements- en districtstoezichthouders uit Drenthe. De 300 aanwezige leraren en leraressen doen hierbij mee aan wedstrijden. Hiermee laten zij zien dat zij de cursus met goed gevolg hebben afgelegd en aan het einde krijgen zij dan ook een diploma uitgereikt. Dhr. Ruys houdt een toespraak waarin hij memoreert dat de Minister van Binnenlandse Zaken de ontwikkelingen met interesse heeft gevolgd en dat de spelen dan ook in het lesplan zullen worden opgenomen. Nu de spelen zo goed ontvangen zijn, vindt hij ook dat Sebastiaan Jan met grote voldoening op de dag kan terugkijken.
Het succes wordt nog eens benadrukt wanneer de leraren de militaire leiders op de schouders nemen en in triomf op het terrein rondgedragen. Ook de rapportage van de inspecteur aan de Tweede Kamer is ditmaal positief gestemd.
Naast zijn werk als officier lijkt Sebastiaan Jan zich ook bezig te houden met zaken die slechts zijdelings met zijn werk te maken hebben. Zo neemt hij op 7 februari 1911 zitting in het bestuur van de op de vijfde opgerichte afdeling van de padvinderij in Assen. De jonge afdeling telt op dat moment 32 leden. Daarnaast stelt hij in zijn hoedanigheid van erelid van het D.K.B. op 2 juli 1911 bij een korfbalwedstrijd in Beilen een medaille ter beschikking voor het team dat het meeste aantal doelpunten scoort. Ook komen de jaarlijkse bondsfeesten voor Lichamelijke Opvoeding op uitnodiging van Sebastiaan Jan tussen 25 juli en 1 augustus naar Assen. Naast het tot stand brengen van de uitnodiging, houdt hij zich hierbij ook bezig met de organisatie van de spelen en de ontvangst van de deelnemers. Op 1 november 1911 krijgt het 1ste regiment een nieuwe bevelhebber in de persoon van kolonel P.D. Buyze.
Op 11 novemberder lezen we in verschillende kranten dat hun huis aan de Hertenkamp 2 op 16 november zal worden geveild door de erven van hun verhuurder, dhr. W. Postma. Sebastiaan Jan is dan ook gedwongen met zijn gezin te verhuizen. Zijn nieuwe woning ligt aan de Markt 7 in Assen. De familie heeft dit grote pand niet alleen voor zichzelf.
Er lijkt in ieder geval het kantoor van een houdhandel in te zitten en mogelijk is ook de houthandel zelf in het pand gevestigd. Op 15 mei 1912 fungeert Sebastiaan Jan als secretaris van 'Drentsche Sportvereeniging' en kan men zich bij hem inschrijven voor een concours-hippique dat op 27 mei gedurende de pinksterfeesten zal worden gehouden. Helaas is het aantal aanmeldingen zo klein, dat het springgedeelte van het concours niet door kan gaan. Ook de deelname aan de andere onderdelen is beperkt. Daarnaast vallen de voorgenomen vliegdemonstraties door technische storingen aan het vliegtuig ook in het water en raakt de monteur bij het starten van de motor zwaar gewond door een slag van de propeller die hierbij beide benen raakt. De door de Vereeniging voor Volksvermaak georganiseerde volksspelen die elders in de stad worden gehouden zijn echter wel een succes.
Later verhuist het gezin naar de Beilerstraat 25. Van 18 tot 21 juni worden er onder leiding
van kolonel P.D. Buijze kadermanoeuvres in het terrein gehouden waaraan Sebastiaan Jan ook deelneemt [14].
Op 4 Juni 1913 is hij in Winsum getuige bij het huwelijk van zijn zus Alberta Telena met 1ste luitenant Jan Willem Bos van het 1ste regiment in Assen.
Een grote oefening op de Veluwe
Inleiding
Alhoewel men landelijk hier al langer mee bezig is, beginnen in augustus 1913 de actieve voorbereidingen voor de grote manoeuvres die met meer dan twee divisies rond de Veluwe en de IJsselstreek die in september zullen worden gehouden. De gehele operatie kost 200.000 gulden. Het 1ste en het 12de regiment behoren bij de troepen die gedurende de oefening nabij Millingen kamperen.
Op 20 augustus beslist de minister dat zij tijdens hun verblijf in Milligen over een auto moet beschikken voor het vervoer van zieke militairen. Op de 28ste vertrekt een detachement naar Milligen om het kamp voor te bereiden voor de komst van de hoofdmacht. De bevelhebber van de 1ste brigade beslist dat op 13 september van ieder bataljon één luitenant, de luitenant-kwartiermeester, vier foeriers, vier sergeanten-menagemeesters en het kokspersoneel naar Millingen zullen vertrekken. Voor de rest van het 12de regiment, inclusief de staf en het 2de bataljon uit Assen, is er voor 15 september voor 2153 man, zeven paarden, zeventien voertuigen en vijfendertig rijwielen transport via de Staatsspoorwegen geregeld. De reis per spoor loopt via Apeldoorn naar Putten.
De tocht naar het kamp zullen de troepen verder marcherend afleggen. Gelukkig is het goed weer. Bij aankomst worden de nieuwe troepen met tromgeroffel en onder hoorngeschal ontvangen. Sebastiaan Jan lijkt tot bevelhebber van het kamp te zijn benoemd. Of het hier gaat om het gehele kamp of over het deel waar zijn regiment of bataljon gevestigd is, is niet bekend. In totaal zijn er in ieder geval zo’n 5000 man van verschillende regimenten rond Milligen gelegerd. Terwijl de troepen zich in het kamp instaleren houden vier cavalerie regimenten en één regiment rijdende artillerie tussen de 17de en 20ste hun eigen grote oefening op de Veluwe terwijl in deze tijd ook door de infanterie ook regiments- en brigadeoefeningen worden gehouden.
Op de 21ste zullen zij zich dan bij de grote oefening van het veldleger voegen die in die nacht zal beginnen. Ook zullen vier vliegers van de vliegdienst aan de oefening deelnemen. De oefening trekt ook de aandacht van vele hoogwaardigheidsbekleders. Naast het koninklijk paar, de Minister van Oorlog en enkele kamerleden bezoeken ook buitenlandse militairen de manoeuvres. Zo wordt Zwitserland door luitenantkolonel Feldmann en majoor Riggenbeck van de generale staf en België door luitenant-kolonel Védrine, commandant van de rijschool in Yper vertegenwoordigd. Daarnaast vertegenwoordigen majoor Kluber Duitsland, Luitenant-kolonel Bridges en kapitein Fitzgerald Dilon Engeland, kolonel Luis Lopez Chili, kapitein Génie Frankrijk, kapitein Bucalo van de Bersagllieri Italië en kolonel Agapéiew Rusland. Allen zijn naast militair attachés ook lid van de generale staf van hun respectievelijke landen. Al met al gaat het over tientallen buitenlandse officieren. Als laatste gaan ook de kroonprins van Soerakarta, Pangeran 'Ngabehi, majoor van de generale staf van het Nederlands-Indische leger en de adjudant in bijzondere dienst van de gouverneur-generaal, de oefeningen volgen.
Noten:
6. Jaarboekje van den hoofdcursus te Kampen (1905 en 1906) rustend bij het NIMH te ’s Gravenhagen.
Vervolg van Majoor Sebastiaan Jan Wesselink: Deel 3
|