De familie Van Bolhuis en aanverwanten te Warffum
Vooraf dient te worden opgemerkt dat het hier uitsluitend gaat om de families Van Bolhuis, Arkema en Van Zeeburgh, 1603-1927, inv. nr. 493, RHC GA.
Vanaf 17e eeuw verstarren de machtsverhoudingen in de provincie van Stad en Lande. In de Ommelanden heersen de jonkers, in de stad worden de lakens meer en meer uitgedeeld door een klein aantal machtige families. Het gevolg is onder meer economische teruggang en sociale onvrede [1]. Conflicten tussen stad en Ommelanden worden talrijker, waarbij de laatsten vooral de economische positie van de stad aanvechten.
De oligarchie in zowel stad als Ommelanden is in handen van enkele families. Decennialang treft men dezelfde familienamen aan in belangrijke openbare functies. Een van de families die zich in de achttiende eeuw lange tijd mag rekenen tot de stand van regenten, is de familie Van Bolhuis. De mannelijke leden van dit geslacht hebben tussen circa 1670 en 1760 invloedrijke functies bekleed. Hun werkterrein ligt voornamelijk in de Ommelanden, maar men is zeker ook op de stad georiënteerd. Behalve een huis in Warffum heeft men tevens een huis in de stad.
Stamvader Abel Eppens tho Equart Afb. links: Abel Eppens, 1534-1590. Foto: Wikipedia, Creative Commons.
De familie Van Bolhuis is niet van adellijke afkomst. Zij heeft wel een illustere 'stamvader' in de persoon van Abel Eppens tho Equart (1534-1590), de schrijver van de bekende kroniek [2] . Abel Eppens woont op het Bolhuis te Eekwerd. Een verklaring voor de familienaam van zijn afstammelingen is daarmee snel gevonden. Overigens, ook de naam Abel Eppo komt tot in de negentiende eeuw voor in de familie.
Abel Eppens' kleinzoon met dezelfde namen (ca. 1617-1659) bezit een huis in de stad Groningen, waar hij vermoedelijk permanent woont. Hij is tweemaal gehuwd geweest. Na zijn overlijden vererft het huis van de 'rekenmeester' Abel Eppens in de Jacobijnerstraat op zijn zoon Michiel [3]. Deze Van Bolhuis is de eerste van de familie die het ambt van (geconstitueerd) rechter in de Ommelanden uitoefent. Hij is ook degene geweest die in het dorp Warffum een huis koopt. In 1681 en 1689 koopt Van Bolhuis hier een tweetal huizen, maar het is onzeker of een van deze panden het latere woonhuis van de familie is. Volgens een familieoverlevering bewoont de familie in Warffum het oude refugium van het klooster bij deze plaats. Het lijkt waarschijnlijker dat Michiel, nadat de hervormde gemeente grote schulden heeft opgebouwd, in het bezit is gekomen van een pand dat bedoeld is als nieuwe pastorie [4]. In 1692 vervaardigt Pieter Geerdts een kaart van het huis met bijbehorende grond [5]. Het huis staat midden in het dorp en moet zowel door de grootte als de locatie een opvallende plaats hebben ingenomen. Het wordt in de loop der tijden luxueus ingericht, waarvan de verschillende inventarissen nog getuigen [6].
Hun rol in de samenleving De heren Van Bolhuis spelen in Warffum een belangrijke sociale en bestuurlijke rol. Michiel van Bolhuis is kerkvoogd, evenzo zijn zoon Abel Eppo. Beide zijn bovendien rechter (redger) te Warffum en secretaris en advocaat-fiscaal van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest. Michiel is als secretaris benoemd in 1679. In 1696 is Abel Eppo secretaris-fiscaal naast zijn vader. Na het overlijden van Michiel in 1704 gaan de functies als vanzelfsprekend over op Abel Eppo. De ontvangers van het zijlvest zijn onder meer verantwoordelijk voor de inning van het zijlschot, de belasting opgelegd door het zijlvest. Als secretaris hebben zij bijvoorbeeld de zorg voor het archief.
Abel Eppo Van Bolhuis en Rottumeroog Het grondbezit van de familie in en rond het dorp Warffum is aanzienlijk geweest. Het breidt zich in de achttiende eeuw sterk uit, vooral door aankopen van Abel Eppo. Deze verwerft een groot aantal heemsteden, kweldergrond en andere stukken land. Waarschijnlijk is een belangrijk deel van het inkomen van de familie voortgekomen uit het beheren en verpachten van deze gronden. De meest opvallende aankoop echter doet Michiel van Bolhuis tezamen met Louis Trip, eigenaar van de Warffumborg, in 1695. In dat jaar kopen zij gezamenlijk Rottumeroog. Dit eiland is eigendom geweest van Roelof Sickinghe die, beladen met schulden, in 1683 zijn bezit in Warffum van de hand moet doen. Hieronder is ook de Warffumborg, waarvan Louis Trip zich dan al meester heeft gemaakt. Van Bolhuis en Trip hebben met Rottumeroog een goede koop gedaan. Voor slechts 1.500 Car. gulden krijgen zij het eiland in bezit. Dertig jaar eerder is het nog voor 7.300 Car. gulden verkocht [7].
In het archief is nog een aantal interessante papieren over het beheer van Rottumeroog te vinden, gerangschikt door Abel Eppo [8]. Deze volgt zijn vader op in de rechten op het eiland, maar twee jaar na diens dood (1706) verkoopt Abel Eppo het alsnog. De nieuwe eigenaar wordt Donough Macarthy graaf van Clancarty, die misschien wel de meest tot de verbeelding sprekende eigenaar van het eiland is geweest. Abel Eppo fungeert min of meer als een raadsman voor de 'malle graaf', die veelvuldig het ongeluk naar zich toe lijkt te trekken [9]. De brieven die Clancarty aan Van Bolhuis heeft geschreven, zijn over het algemeen uiterst charmant, gesteld in een opvallende combinatie van Duits, Engels, Frans en een enkel Gronings woord [10]. Een voorbeeld:
"Min Heer Van Bolhuis Ick bin express van dag here gecomen UW E H te ambrassien en ook en glassie wine mit te drinken, maar me van Harten lied is te hooren UW E H is nite fresh. die folk hat me ghiestern op lief west is soo balsturig. dat ick tres humblement vorsook UW E H believd when die affair is gehoord te doen daer in what UW E H sol best dinken (...)"
De relatie met Van Sickinghe Met de al genoemde families Sickinghe en Trip onderhoudt de familie Van Bolhuis regelmatige contacten. Michiel van Bolhuis behartigt onder meer de belangen van Roelof Sickinghe bij de verkoop van de Warffumborg in 1683. Sickinghe heeft Van Bolhuis daartoe een aantal bescheiden uit zijn archief overhandigd, waardoor aspirant-kopers een overzicht kunnen krijgen van de rechten en inkomsten die bij de Warffumborg hebben behoord. Deze soms zeer oude en persoonlijke papieren bevinden zich nog altijd in het hier geïnventariseerde archief [11]. Ook in hun functie als collator en kerkvoogd van de kerk te Warffum zullen Sickinghes regelmatig contact hebben gehad met leden van de familie Van Bolhuis. Hetzelfde geldt voor de familie Trip, na 1683 de nieuwe bewoners van de Warffumborg. Evenals de familie Van Bolhuis heeft deze rijke familie nogal wat landerijen in bezit. Voor een groot gedeelte betreft dit kwelderland. In 1728 kopen J. Wichers, Elisabeth S. Trip, A.E. van Bolhuis en Stijntje Cnols gezamenlijk 9 juk kwelderland, zo'n 4,5 hectare [12].
Het omvangrijke grondbezit vraagt om de nodige aandacht. Vooral de wegen, bruggen en sloten in de kwelderlanden vergen voortdurend onderhoud. Ook de verpachtingen van stukken landbouwgrond zijn regelmatig terugkerende gebeurtenissen. Inkomsten en uitgaven worden opgetekend in zogenaamde 'kwelderregisters'. Een aantal is bewaard gebleven, ze lopen van 1762 tot 1791. Michiel en Abel Eppo van Bolhuis zijn jaren achtereen gewikkeld in processen om deze gronden. Michiel procedeert diverse malen tussen 1686 en 1704 tegen ir. J. Tideman over aanspraken op bepaalde stukken kweldergrond. De juridische tegenstander van Abel Eppo tussen 1702 en 1714 is Johan Tamminga. Hier is het geschilpunt het al of niet verzwaren van de dijken [13].
Afb. links: De Breedenborg omstreeks 1625 naar een tekening van Stellingwerf.
Relatie met borgen Men heeft niet alleen contact met de bewoners van de aanzienlijke Warffumborg, maar ook met die op de kleinere Breedenborg bij Breede. Dit huis ten westen van Warffum is eveneens een tijdlang in handen van een Sickinghe. Hendrik Sickinghe (1650-1704) koopt het huis in 1682 van Johan Clant. De weduwe van Hendriks zoon Feijo Johan Sickinghe verkoopt de borg in 1706 aan Evert Joost Lewe en Unico Allard Alberda van Menkema [14]. Vier jaar later komt de Breedenborg in handen van Claes Alders en Hillichje Thewes. Claes Alders is een zoon van Aldert Jacobs en Beertje Cnols. De laatste is een zuster van Trijntje Cnols, de schoonmoeder van Abel Eppo van Bolhuis. Diens echtgenote Stijntje Cnols is dus een nicht van Claes Alders. Dit is ook de reden waarom een groot deel van de erfenis van de 'hoofdeling op Bredenborch' aan het echtpaar Van Bolhuis-Cnols komt. Ook de borg behoort hiertoe. De nieuwe eigenaren verkopen het huis in 1737, tezamen met de daaraan verbonden rechten en 25 hectare land. Het geheel wordt voor 8000 Car. gulden gekocht door Jan Jansen en Helena Lant.
De functies van Abel Eppo van Bolhuis Het meest actief in het uitoefenen van openbare functies is de al herhaaldelijk ter sprake gekomen Abel Eppo van Bolhuis. Hij is in maar liefst 14 (!) jurisdicties rechter, een tijdlang (vice-)secretaris voor de arbiters uit de Ommelanden en secretaris-ontvanger van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest [15]. Bovendien is Abel Eppo secretaris-ontvanger-advocaat-fiscaal van het Winsumer en Schaphalsterzijlvest. Al deze functies hebben hun neerslag gehad in het familiearchief.
Abel Eppo huwt in 1705 met Stijntje Cnols, een dochter uit een vermogend en omvangrijk boerengeslacht. De bruiloft wordt naar goed gebruik zowel in Groningen als in Warffum gevierd, al is die in de stad wel uitgebreider met meer gasten [16]. Door al zijn functies wordt Abel Eppo een man van aanzien. Hij speelt als administrateur een belangrijke rol in de afhandeling van de omvangrijke nalatenschap van Hindrik Ferdinand baron Van In- en Kniphuizen, heer van Ulrum en Jan Carel Ferdinand baron Van In- en Kniphuizen, heer van Nienoord [17]. Bewaard gebleven archiefstukken, zoals bijvoorbeeld verzamelde jurisprudentie van de Hoofdmannenkamer, wekken de indruk dat Abel Eppo zijn verantwoordelijkheden niet licht opneemt. Culturele interesse is hem overigens zeker niet vreemd, getuige een fraaie bibliotheek en een collectie schilderijen, die in zijn Staatboek is vermeld [18].
Michiel van Bolhuis Heel anders van aard is zijn zoon Michiel jr. (1713-1764). Hij is het enige kind van het echtpaar Abel Eppo van Bolhuis en Stijntje Cnols dat in leven zal blijven. Twee zoontjes sterven op zeer jonge leeftijd. Michiel krijgt een gedegen opvoeding, onder meer door een preceptor, een onderwijzer die hem het Latijn bijbrengt [19]. In 1731 laat de jonge Van Bolhuis zich inschrijven aan de Universiteit in Groningen. Het stadsleven moet hem bijzonder zijn bevallen. Hij verwerft het groot- en klein burgerrecht en woont vermoedelijk meer in de stad dan in Warffum. Michiel heeft enkele openbare functies, zoals advocaat, lid van de gezworen meente en rechter van Ellerhuizen. Opvallend is dat hij in de laatste hoedanigheid nogal eens te maken krijgt met 'klandizie' uit Warffum.
Michiel van Bolhuis is in hoge mate cultureel ingesteld. Enige bekendheid heeft zijn dichtkunst gekregen, vooral de 'dichtmatige brieven' die hij uitwisselt met studiegenoot P. Muntinghe. Van Bolhuis huwt in 1738 met Alagonda Beckeringh, een dochter uit een vooraanstaand regentengeslacht. Dit huwelijk is een aanwijzing dat de familie Van Bolhuis een behoorlijke status heeft verworven, ook in de stad Groningen.
De literaire producten van Van Bolhuis dateren voor een belangrijk deel uit zijn jonge jaren. De beslommeringen van het dagelijkse leven hebben Michiel daarna steeds meer in beslag genomen [20]. Op een geven moment, hij is dan 27 jaar oud, schrijft hij zelfs over het 'lang uitgedoofd dichtvuur'. Het staatboek dat Van Bolhuis heeft aangelegd, geeft veel informatie over zijn interesses en belangen. Hierin wordt bijvoorbeeld aangetekend wat de kosten zijn geweest om tot gezworene van de stad te worden gekozen, maar ook prijzen van het rundvee, lonen van het personeel, recepten en gegevens over de kinderen [21]. De zonen Abel Eppo, Lambertus en Jan gaan op de Latijnse school. De schoolresultaten worden door de vader zorgzaam opgetekend. Verder heeft Michiel bijvoorbeeld alle schilderijen vermeld, die in het huis aan de Noorderhaven in de stad en in het huis te Warffum hangen. Hieronder zijn enkele (tegenwoordig) kostbare werken, zoals een Rembrandt, een Breughel en een Ruysdael. Tussen 1755 en 1764 besteedt de regent Van Bolhuis voor meer dan 3000 gulden aan boeken en schrijfgerei. Na zijn dood blijkt zijn bibliotheek uit 3000 boeken te bestaan. De catalogus van de goederen die na zijn dood zijn geveild, toont een grote verscheidenheid aan titels uit vele eeuwen en over allerlei onderwerpen [22].
Het echtpaar Van Bolhuis-Beckeringh krijgt vijf kinderen, drie zonen en twee dochters. Zoon Lambertus wordt predikant. De jong gestorven Abel Eppo is medicus, en zoon Jan treedt in de voetsporen van zijn vader en grootvader. Jan van Bolhuis bekleedt enkele openbare functies als bijvoorbeeld zijlrechter en secretaris-ontvanger van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest. Dit gebeurt tijdens de Franse Tijd. Het is dus goed mogelijk, dat Jan van Bolhuis geheel andere politieke opvattingen heeft gehad dan zijn vader, maar dit blijkt helaas niet direct uit archiefstukken.
Jan van Bolhuis Jan van Bolhuis probeert de kwaliteiten van zijn vader en grootvader enigszins te combineren: behalve politieke interesse heeft hij ook culturele belangstelling. Het is opvallend dat hij nogal wat gedichten en brieven van zijn vader heeft gekopieerd. Zou hij niet het talent van Michiel hebben geërfd? Zijn bibliotheek is in ieder geval indrukwekkend.
Jan van Bolhuis huwt in 1784 met Trijntje Jans, zuster van de schepper van Warffum. Zij is als dochter van een dagloner niet afkomstig uit een aanzienlijke familie. Dit kan opgevat worden als een bewijs temeer dat Jan van Bolhuis een eigenzinnig man is geweest, die zich niet richt op een rol binnen de regentenstand waartoe de familie behoort.
Na het overlijden van Jan van Bolhuis in 1803 neemt zijn schoonzoon Jan Arkema de bestuurlijke rol van de familie over. Arkema, die gehuwd is met Catharina van Bolhuis en van beroep weliswaar chirurgijn, brengt het tot burgemeester van Warffum. Minder belangrijk is de rol van de familie van Zeeburgh, verwant door het huwelijk van Alagonda van Bolhuis met Doje Pieters van Zeeburgh. De laatste is weliswaar eveneens burgemeester van Warffum geweest, maar zowel hij als zijn echtgenote sterven op jonge leeftijd.
Van Bolhuis en de families Arkema en Zeeburgh De goederen en bezittingen van de familie Van Bolhuis zijn na het overlijden van Jan van Bolhuis vererfd op de families Arkema en Van Zeeburgh. Hierbij moet opgemerkt worden, dat natuurlijk al eerder belangrijke boedelscheidingen hebben plaatsgevonden, zoals na het overlijden van Alagonda van Bolhuis-Beckeringh. Na de dood van Jan Arkema gaan zijn bezittingen over op zijn vier dochters en zoon. De laatste sterft kort na zijn vader. Drie dochters, Alagonda, Petronella en Trijntje blijven wonen in het huis te Warffum. Geen van deze dames is ooit getrouwd. Trijntje Arkema (overleden 1900) bepaalt in haar testament dat na haar overlijden een grote verzameling meubels, kisten, schilderijen en dergelijke eigendom zal worden van het Museum van Oudheden in Groningen. Hieronder behoort ook een groot gedeelte van het archief van de families Van Bolhuis, Arkema en Van Zeeburgh, dat in een drietal kisten is verpakt.
Geschiedenis van het archief en verantwoording van de inventarisatie De archiefkast van de familie Van Bolhuis, een fraai eiken meubel, is nog altijd in handen van een verre nazaat. Waarschijnlijk is het archief dus met enige zorg door de heren Van Bolhuis behandeld. Restanten van een met name door Abel Eppo Van Bolhuis gehanteerde ordening zijn nog duidelijk herkenbaar, onder meer in de stukken betreffende het eiland Rottumeroog. Deze orde is bij de huidige inventarisatie niet meer hersteld, daar dit tot te veel praktische problemen zou hebben geleid.
De verschillende functies van de heren Van Bolhuis hebben er toe geleid dat belangrijke segmenten van archieven van andere instellingen in het familiearchief zijn gevonden bij de eerste inventarisatie in 1901. Deze bescheiden zijn volgens de toenmalige inzichten uitgelicht en overgebracht naar de archieven waar ze volgens de inventarisator zouden behoren, zoals het archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest en het conglomeraat Oud Rechterlijke Archieven. Beide archieven zijn door deze toevoeging van het 'legaat Arkema' ongetwijfeld rijker geworden. Gelukkig wordt in de inventarissen van deze archieven vrij zorgvuldig aangetekend dat bescheiden uit het genoemde legaat afkomstig zijn. Deze stukken zijn (voor zover bekend) in de huidige inventaris vermeld in Bijlage 1 van de inventaris. Zo is het toch mogelijk een beeld te krijgen van het oorspronkelijke archief, zoals dat ooit is samengesteld. Bovendien bevinden zich in het kernarchief nog enkele als persoonlijk opgevatte stukken die een duidelijke band hebben met zich elders bevindende zakelijke stukken. Waarschijnlijk zijn ook nog enkele stukken toegevoegd aan het archief van de Hervormde gemeente Warffum, maar dat is niet met zekerheid te achterhalen [23].
De stukken die behoren tot het familiearchief Sickinghe (zie hierboven) zijn in het archief blijven berusten. Zij zijn gespecificeerd onder nummers 15 tot 30. Het gaat hier deels om zakelijke stukken, deels om persoonlijke. Overigens is ook hier niet meer na te gaan of stukken die nu gevoegd zijn bij een Van Bolhuis, niet ooit in het archief Sickinghe hebben behoord [24] .
Van het museum naar het archief Het archief dat in 1900 vanuit het museum naar het rijksarchief is overgebracht, is vrijwel direct door de commies-chartermeester C.P.L. Rutgers geïnventariseerd. De ordening naar persoon en functie, zoals destijds al is aangebracht, is gehandhaafd, zij het dat deze in vele opzichten is verfijnd en uitgebreid. Dit komt mede door een drietal in deze inventaris verwerkte aanvullingen. In 1985 heeft het rijksarchief door een ruil met het gemeentearchief tezamen met het familiearchief Cransen enkele stukken afkomstig van de familie Van Bolhuis ontvangen [25]. Deze stukken zijn door G.J. ter Kuile in één inventaris beschreven. In 1986 wordt het archief belangrijk uitgebreid door een schenking van een particulier. Later blijkt deze persoon nog een groot aantal belangrijke stukken in zijn bezit te hebben, die naderhand aan het Rijksarchief zijn geschonken. Van een aantal stukken is bekend, dat ze nog in particulier bezit zijn.
Het archief is feitelijk in drie hoofdafdelingen gesplitst: de belangrijkste zijn de stukken afkomstig van de diverse personen en de stukken betreffende de verwerving en beheer van onroerende goederen. Bij de ordening van de stukken afkomstig van de verschillende personen, is allereerst een verdeling gemaakt naar stukken betreffende het privéleven en stukken betreffende het openbaar leven. Daarna is een onderverdeling in beide gebieden gemaakt, voor zover het aantal stukken daartoe aanleiding geeft. Stukken betreffende een nalatenschap zijn onder de erflater geplaatst. Dit omwille van de vindbaarheid van deze stukken. De stukken afkomstig van verwanten (van met name de echtgenoten) zijn geplaatst onder het echtpaar waarvan man of vrouw de stukken heeft ingebracht. De stukken betreffende verwerving en beheer van de goederen van deze families (met name de familie Cnols) zijn in hoofdstuk 2 geplaatst, bij de overige stukken over goederen die langer dan een generatie in het bezit van de familie zijn geweest. Enkele vermoede familierelaties zijn ondanks intensief speurwerk niet bewezen. De stukken van deze personen zijn tezamen met enige andere te vinden onder 'stukken waarvan de band met het archief niet is gebleken'.
Ten behoeve van de gebruiker is een aantal genealogische tabellen, alsmede een concordantie op de inventarissen van Rutgers en Ter Kuile opgenomen.
Laatste wijziging van het bovenstaande bij het RHC GA op 22-09-2018, het betreft 625 beschreven archiefstukken, 22 gedigitaliseerd, totaal 1.198 bestanden.
Lijst van belangrijke personen uit het geslacht Van Bolhuis [26]
Afb. links: Abel Eppo van Bolhuis (1739-1780), zoon van Michiel Bolhuis en Alegonda Beckeringh, student medicijnen. Op de achtergrond vermoedelijk een Groningse borg, stadstuin of de Hortus Groningen. Een geraamte en flessen met slangen achter hem verwijzen vermoedelijk naar zijn studie medicijnen. Datering: 1761. Bron: Groninger Museum. Schilder: Lambertus Beckeringh (1716-1769). Licentie: Public Domain.
Abel Eppo van Bolhuis, 1676-1739 [28] [29]
Abel Eppo van Bolhuis (Warffum, gedoopt 3 september 1676 – aldaar, 26 juni 1739) is een Nederlands advocaat, rechter en regent. Van Bolhuis is een vermogend en vooraanstaand man. Naast het bekleden van functies in de rechterlijke macht en besturen is hij tevens cultureel actief. Hij bezit een grote bibliotheek en schilderijcollectie. In 1706 verkoopt hij het eiland Rottumeroog, dat indertijd door zijn vader samen met Louis Trip (1654-1698) is gekocht, aan de edelman Donough MacCarthy (1668-1734), graaf van Clancarty. Van Bolhuis speelt als administrateur een belangrijke rol in de afhandeling van de omvangrijke nalatenschap van Hendrik Ferdinand van In- en Kniphuisen, heer van Ulrum en van Hindrik Ferdinand baron Van In- en Kniphuizen, heer van Ulrum en Jan Carel Ferdinand baron Van In- en Kniphuizen, heer van Nienoord.
Van Bolhuis trouwt te Groningen op 16 september 1705 met Stijntje Cnols (1677-1747). Uit dit huwelijk worden drie kinderen geboren, waarvan twee jong sterven. Het volwassen geworden kind is Michiel van Bolhuis (1713-1764). Van Bolhuis overlijdt in zijn geboorteplaats in 1739.
Gerrit Hugo van Bolhuis (Breda, 16 oktober 1840 – Utrecht, 25 juli 1925) is een Nederlands advocaat, rechter en politicus.
Van Bolhuis is ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Hij trouwt op 17 juli 1873 te Utrecht met Catharina Maria van Hoijtema, dochter van de advocaat-fiscaal van het Hoog Militair Gerechtshof en Provinciale Statenlid van Utrecht Willem Jacob van Hoijtema. Hij overlijdt op 84-jarige leeftijd in de stad Utrecht. Van Bolhuis is begraven op de tweede algemene begraafplaats te Utrecht.
Afb. links: Portret (pastel) van Harm Jan van Bolhuis (1766-1824). Eind 18e begin 19e eeuw. Bron: Beeldbank Groningen. Licentie: Public Domain.
Harm Jan van Bolhuis, 1766-1824 [30] Harm Jan van Bolhuis, heer van Bierum, (Groningen, gedoopt 10 januari 1766 - aldaar, 5 oktober 1824) is een Groningse politicus. Hij is van 1811 tot 1812 maire (burgemeester) van de stad Groningen.
Van Bolhuis wordt in 1766 geboren als een zoon van de bakker en brouwer Abel Popko van Bolhuis en van Margien Alingh. Van Bolhuis is brouwer te Groningen. In 1786 wordt hij aangesteld als luitenant-kolonel van de infanterie in het achtste bataljon. Hij is van 1797 tot 1798 lid van de municipaliteit van Groningen.
Hij is achtereenvolgens lid van de Tweede Nationale Vergadering, de Constituerende Vergadering en van Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam. Vanaf 1803 is hij lid van de municipaliteit van Holwierde. Van 1811 tot 1812 is hij maire van Groningen en van 1812 tot 1813 van Bierum. Van 1812 tot 1820 is hij notaris in Middelstum geweest.
Van Bolhuis is grootgrondbezitter en bezit ook een houtzaagmolen bij Appingedam en een steenfabriek in Adorp.
Van Bolhuis trouwt op 13 april 1786 te Groningen met Geertje van Olst. In 1800 overlijdt zijn echtgenote. Hij trouwt twee jaren later met Elisabeth Reiding. Uit zijn eerste huwelijk worden drie kinderen, waaronder Hendrik van Bolhuis, geboren en uit zijn tweede huwelijk twee kinderen. Hij woont samen met zijn tweede echtgenote op de borg Luinga. De borg koopt hij in 1805. Van Bolhuis overlijdt in 1824 op 58-jarige leeftijd in Groningen. Kort voor zijn overlijden is hij in financiële problemen gekomen. Vanwege zijn schulden moet hij onder meer Luinga verkopen.
Hendrik van Bolhuis wordt op 6 februari 1787 in 1787 in Groningen geboren als een zoon van Harm Jan van Bolhuis en Geertje van Olst. Na zijn studie rechten is hij onder meer griffier van het vredegerecht van het kanton Winsum en van het departement Westereems. Mr. Van Bolhuis wordt in 1811 de eerste keizerlijke notaris te Winsum. In 1812 wordt hij aangesteld als notaris in Leens, een functie die hij tot 1861 vervult. Tevens is Van Bolhuis procureur bij de arrondissementsrechtbank te Appingedam geweest.
Hij kocht op 31 januari 1822 de borg en het landgoed Verhildersum voor ƒ 8.500 van jhr. mr. Edzard Tjarda van Starckenborgh Stachouwer. Hij laat de borg eerst bewoonbaar maken door het op te knappen alvorens er samen met zijn vrouw Jantien Houwing Oltkamp (1777-1840) te kunnen gaan wonen. Van Bolhuis en zijn echtgenote krijgen samen een dochter. Vanaf 1834 verkrijgt hij het collatierecht van Leens om de predikant te benoemen. In de Petruskerk te Leens is een overhuifde herenbank in de zuidbeuk van de kerk die herinnert aan Van Bolhuis.
Afb. links: Jan van Bolhuis (1750-1803), zoon van Michiel Bolhuis en Alegonda Beckeringh, op 12-jarige leeftijd. Datum: 1762. Bron. Groninger Museum. Schilder: Amateur-schilder Lambertus Beckeringh (1716-1769). Licentie: Public Domain.
Jan van Bolhuis, 1750-1803 [32] Jan van Bolhuis (Groningen, gedoopt 16 januari 1750 – Warffum, 19 juli 1803) is een Nederlands rechter en regent.
Hij bezit tevens verschillende boerderijen (heerdsteden) en is in de achttiende eeuw een bekend pornografiekenner in De Ommelanden.
Van Bolhuis trouwt te Warffum op 28 april 1784 met Trijntje Jans (1757-1838), dochter van een dagloner. Uit dit huwelijk worden twee kinderen geboren, Alagonda in 1784, gehuwd met Doje Pieters van Zeeburgh (1779-1820), en Catharina in 1789, gehuwd met Jan Arkema (1791-1863). Van Bolhuis overlijdt op 53-jarige leeftijd te Warffum. Zijn broer is de predikant Lambertus van Bolhuis en de historicus Jan Bolhuis van Zeeburgh is een achterkleinzoon van Jan van Bolhuis.
Joan Hugo van Bolhuis wordt in 1805 in Baambrugge geboren als zoon van de predikant Gerrit Hugo van Bolhuis en Maria Francina Verschuur. Hij volgt de Latijnse school en nadien studeert hij letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. In 1826 promoveert hij tot doctor op een proefschrift. Hij begint zijn carrière als praeceptor (leraar, leermeester) bij het gymnasium te Utrecht. In 1839 wordt hij benoemd tot hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Naast zijn hoogleraarschap heeft Van Bolhuis artikelen en boeken gepubliceerd.
Hij is getrouwd met Agneta Johanna Broers. Gerrit Hugo van Bolhuis is een zoon van hen en deze is onder andere advocaat en voorzitter van het Hoog Militair Gerechtshof. Van Bolhuis overlijdt op 38-jarige leeftijd in 1844 te Ginneken. Hij overlijdt aan de gevolgen van letsel hem toegebracht in een duel. Hij is het enige dodelijk slachtoffer van een sinds 1813 in een Nederland uitgevochten regulier duel. Hij wordt op 19 februari 1844 begraven in zijn woonplaats Breda. Het Hoog Militair Gerechtshof veroordeelt op 13 juni 1844 de dader, de luitenant E.J. van Lidth de Jeude, tot vijf jaar gevangenisstraf en beide getuigen, vanwege medeplichtigheid, tot drie jaar gevangenisstraf. Koning Willem II scheldt de straffen kwijt en verleent hun gratie. De secondant van Van Bolhuis, de kapitein Knoop zal later generaal en minister van oorlog worden.
Hij vervult tevens diverse bestuurlijke nevenfuncties. Vanaf 1914 is hij voorzitter van de 'Haagsche Journalistenvereeniging'. Ook is hij voorzitter van de Comité Persbelangen. Hij is officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Van Bolhuis heeft verschillende publicaties op zijn naam staan. In 1922 publiceert hij 'Geheime diplomatie'. Ook werkt hij mee aan de vierdelige uitgave 'Onderdrukking en verzet', 'Nederland in oorlogstijd' die in de periode van 1947 tot 1954 verschijnt. Samen met Coenraad Dirk Jan Brandt, Hendrik Mattheus van Randwijk en Barend Cornelis Slotemaker vormt hij de redactie van deze uitgave. Hij trouwt te Leiden op 20 augustus 1908 met Johanna Cornelia Planjer. Uit dit huwelijk worden twee kinderen geboren. Hij overlijdt in 1965 te Den Haag. Afb. links: Pastelportret van Lambertus van Bolhuis (1741-1826) door waarschijnlijk geschilderd door Lambertus Beckeringh tussen 1760 en 1769. Bron: Groninger Museum. Licentie: Public Domain.
Lambertus van Bolhuis, 1741-1826 [35]
Lambertus van Bolhuis (Groningen, 20 november 1741 - aldaar, 26 augustus 1826) is een Nederlandse predikant, taalkundige en dialecticus.
Van Bolhuis schrijft de bekende, door de 'Maatschappij tot Nut van 't Algemeen' bekroonde, praktische en normatieve Beknopte 'Nederduitsche Spraakkunst' (1793) die ook aan de Universiteit van Franeker wordt behandeld in de colleges in de Nederlandse taal van de geleerde Everwinus Wassenbergh. Hij is betrokken bij de oprichting van een Kweekschool voor onderwijzers in Groningen en doceert het Nederlands aan Groninger studenten
Van Bolhuis studeert theologie aan de Hogeschool van Groningen. Tevens volgt hij colleges in geschiedenis, talen, wijsbegeerte en het 'natuurregt'. Van Bolhuis is vanaf 1766 predikant van de Nederduits Gereformeerde Kerk. Zijn kerkelijke gemeenten zijn Marssum, Noorddijk (vanaf 1767), Oostwold (vanaf 1772), Leeuwarden (vanaf 1783) en Groningen (1786-1823).
Daarnaast is Van Bolhuis een verdienstelijk taalkundige. Hij bezorgt onder andere de tekst van de beknopte spraakkunst van de onderwijzer Klaas Stijl. Hij schrijft - aanvankelijk alleen voor onderwijzers - een beknopte Nederlandse spraakkunst. Ook verzamelt en beschrijft hij Groningse woorden. Van Bolhuis ijvert, samen met Hendrik Wester voor goed onderwijs. Hij is medeoprichter van de Kweekschool voor Onderwijzers in Groningen en doceert gedurende enkele jaren het Nederlands aan Groninger studenten.
Afb. links: Huwelijk Lambertus van Bolhuis en Rika Cranssen, Noorddijk 25 augustus 1767.
Bibliografie *'Beknopte aanleiding tot de kennis der spelling, spraakdeelen, en zinteekenen van de Nederduitsche taal; ten dienste van mingevorderden, naar den nieuweren smaak, ter uitgave opgesteld door Klaas Stijl: na des schrijvers tusscheninvallenden dood uitgegeven, aangeprezen in eene voorrede, en voor de helft vermeerderd met bijgevoegde aanmerkingen ... door Lambertus van Bolhuis .., Groningen: Jan Oomkes ) (medeauteur Klaas Stijl (1724-1774)) (1776) (Tweede, en nauwkeuriger, druk in 1778; Derde druk, verbeterd, en vermeerderd met een aanhangsel over de geslachten der zelfstandige naamwoorden, en ene grotere geslachtlijst 1787; 4e dr. ... vermeerderd met bijgevoegde aanmerkingen, die den weg openen tot dieper en uitgestrekter onderzoek, met een aanhangsel over de geslachten der zelfstandige naamwoorden en ene geslachtlijst (1802).
*Eerste Verzameling van Groninger-landsche Woorden welke men in de gemeene landstale van Groningen, en deszelfs omliggende Landen gebruikt, en die in Halma's Woordenboek niet voorkomen, door Lambertus van Bolhuis, Predikant te Oostwold [...] (1783)
*Beknopte Nederduitsche spraakkunst, opgesteld door Lambertus van Bolhuis ... in het jaar 1792. Met den gouden eerprijs bekroond, en uitgegeven, door de Nederlandsche Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Leyden, Deventer, Groningen: D. du Mortier en zoon, J.H. de Lange, J. Oomkens (1793); 'Tweede' druk in 1799; Derde druk in 1803; Vierde druk in 1804.
Lidmaatschappen en Onderscheidingen
Hij wordt in 1780 lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. In 1792 wordt zijn 'Beknopte Nederduitsche Spraakkunst door de Nederlandsche Maatschappij tot Nut van 't Algemeen' bekroond met de 'gouden eerprijs'. In Groningen is hij bestuurder van diverse onderwijsinstellingen. In 1809 wordt hij corresponderend lid van de 'Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlands Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten' (Koninklijke Akademie van Wetenschappen).
Michiel van Bolhuis, 1644-1704 [36] Hij is gehuwd met Sibrigien Lamberts (1655-1678). Uit hun huwelijk worden twee kinderen geboren.
Afb. links: Michiel van Bolhuis in 1739. Bron: Groninger Museum. Schilder: Johannes Antiquus (1702-1750). Licentie: Public Domain.
Michiel van Bolhuis, 1713-1764 [37] Michiel van Bolhuis (Groningen, 22 december 1713 – Warffum, 3 april 1764) is een Nederlands advocaat, rechter en regent.
Hij bezit een uitgebreide en gevarieerde bibliotheek met 3.000 boeken. Hij bezit schilderijen en tekeningen van Brueghel, Ruysdael, Rubens en Rembrandt van Rijn. Eveneens heeft hij een grote verzameling muziekinstrumenten en muziekboeken. Van Bolhuis trouwt te Groningen op 24 december 1738 met Alagonda Beckeringh, zus van Theodorus Beckeringh. Uit hun huwelijk worden vijf kinderen geboren, waaronder Lambertus van Bolhuis en Jan van Bolhuis. Van Bolhuis en zijn echtgenote worden respectievelijk in 1739 geportretteerd door Johannes Antiquus.
Van Michiel van Bolhuis is in de Groninger Archieven een boekje met bladmuziek bewaard gebleven. Het blad draagt het jaartal 1739. De verzameling omvat 100 marsen en een aantal aria's, tweehonderd menuetten, en tientallen andere dansen zoals gigues, gavottes, bourrées. Het betreft korte dansen van vaak zestien tot hoogstens veertig maten muziek. Dergelijke korte partituren zijn geschikt om op een dansavond door een orkestje of door amateurs te laten spelen.
Afb. links: Michiel van Bolhuis en zijn echtgenote Alagonda Beckeringh.
Onder de opgenomen werken vindt men: *Een menuet met daarbij de naam van Locatelli In het boekje wordt ook een Guernini genoemd. Waarschijnlijk de Italiaan Francesco Guernini die als violist en componist voor de Prins van Oranje werkt en ook in Groningen optreedt. Het boek is later door Michiel's zoon Jan van Bolhuis aangevuld met in 1773 gedateerde dansmuziek. Delen uit het muziekboek van Michel van Bolhuis zijn in 2013 opgevoerd in de Groninger Archieven.
Jan Bolhuis van Zeeburgh [38] Jan Bolhuis van Zeeburgh (voornamen zijn: Jan Bolhuis, de geslachtsnaam is: Van Zeeburgh) (Warffum, 11 januari 1836 – Den Haag, 18 oktober 1880) was een Nederlands historicus.
Van Zeeburgh wordt in 1836 in Warffum geboren als derde zoon van de landbouwer Pieter Dojes van Zeeburgh (1809-1842) en Eilke Mennes Beukema (1801-1840). Zijn grootvader Doje Pieters van Zeeburgh (1779-1820), burgemeester van Warffum, is getrouwd met Alagonda van Bolhuis (1784-1816), dochter van Jan van Bolhuis (1750-1803). Van Zeeburgh wordt op 15 september 1855 aan de Universiteit van Groningen ingeschreven bij de faculteit voor letteren en rechten.
Op 15 maart 1859 vertrekt hij naar de Universiteit van Leiden. Hier promoveert hij op 2 juni 1870 tot doctor in de letteren met een studie naar de eerste graven van het Hollandse Huis. In het begin van 1877 volgt een aanstelling als tijdelijk ambtenaar bij de Koninklijke Bibliotheek. Hier werkt hij aan een catalogus van de handschriften die zich daar bevinden. Deze kan hij niet voltooien door toenemende ziekelijkheid. Hij overlijdt op 18 oktober 1880 in de hofstad.
Zijn werk * (1870). Over de geschiedenis der eerste graven uit het Hollandsche huis (dissertatie). Leiden. Digitaal beschikbaar via www.books.google.com. * Verscheidene artikelen, onder andere in 'De Nederlandsche Spectator'.
Lijst van Nederlandse personen met de familienaam 'Bolhuis' Alex Bolhuis (1951), politicus Of het geslacht Bolhuis een relatie heeft met de geslachtsnaam Van Bolhuis is verder niet door mij uitgezocht. Drie van deze personen zijn wél geboren in de provincie Groningen. Dit is aangegeven.
De buitenplaats Bolhuis 'Bolhuis' is ook een edele heerd in het Groningse gehucht Eekwerd nabij Wirdum in de gemeente Loppersum geweest. Aanvankelijk is Bolhuis een edele heerdstede, een boerderij waaraan rechten zijn verbonden. De eigenaar is niet van adel, maar een zogenaamde eigenerfde. De boerderij bezit ruim 'zeventig grazen land' (bijna 40 hectare). In de zestiende eeuw woont daar de kroniekschrijver Abel Eppens. Een aantal van zijn nakomelingen gebruikt Van Bolhuis als familienaam. De laatste telg uit de familie Van Bolhuis, die op Bolhuis heeft gewoond, verkoopt de boerderij in de zeventiende eeuw aan viceadmiraal Enno Doedes Star. Hij zal er een buitenplaats van gemaakt hebben. In de achttiende eeuw groeit Bolhuis uit en wordt er gesproken over Het Bolhuis. Het bestoaat uit een behuizing, schathuis en schuur met bijbehorende landerijen. Het huis is kort na 1843 gesloopt. Alleen het koetshuis, dat nu als woonboerderij dient, aan de Bolhuislaan te Loppersum, herinnert nog aan de voormalige buitenplaats. Het terrein met overblijfselen is erkend als beschermd rijksmonument (monumentnummer 45747).
Noten/bronnen: 1. Formsma e.a. (red), Historie, 236
Algemene bron: RHC GA (Groninger Archieven), 493 Families van Bolhuis, Arkema en van Zeeburgh, 1603 - 1927 Literatuurlijst en referenties: - Bolhuis, J. van, en P.J.C. Elema, "Genealogie Van Bolhuis". 3-delige voorlopige uitgave, aanwezig in het Rijksarchief in Groningen. - *Jonxis, J.H.P., "Toerisme in de pruikentijd" Voedingsnieuws (uitgave Nutricia) 66 (1971). - *Veen, D.W. van, "Michiel van Bolhuis. Een 18e eeuws herenbestaan in Groningen", doct. scriptie R.U.G. Groningen 1988.
|