Een verloren vriend ....
Jaren zestig van de vorige eeuw
In de jaren 1965 tot 1969 woon ik met mijn ouders op de boerderij van Piet Westers te Heveskesklooster E1. Tot diep in de nacht breng ik door op het kamertje dat uitziet op de bunker. Als ik iets verder naar het westen kijk, kan ik de Akkema Heerd zien liggen, waar de familie Doornbos woont. Na mijn studie aan de kweekschool te Winschoten ben ik in de kost gegaan in Nieuw Buinen om een loopbaan te gaan volgen in het onderwijs. In de eerste paar jaar ga ik in de weekeinden naar huis in Heveskesklooster. Mijn ouders hebben daar tot 1975 gewoond. Daarna gaat het niet meer. De overlast van de ESD fabriek, een paar honderd meter verderop, wordt te groot. Schapen worden dood aan de dijk gevonden. Vader vindt op een gegeven moment mijn moeder in de kamer met een koolmonoxide vergiftiging. Regelmatig vindt in bij de fabriek een soort ontploffing plaatst, waardoor niet alleen het wasgoed buiten zwart wordt, maar ook het gehele huis moet van binnen worden ontdaan van een soort zwarte roet.
Op de kweekschool raak ik verstrikt in de historie van Groningen. In die tijd wordt een en ander aangezwengeld door leraar Lammert Buning die zo nu en dan een verhaal over de regio de klas in praat, waardoor ik enigszins geboeid raak. Veel daarvan is niet zonder meer te onthouden omdat het meestal gaat om feiten met daaraan gekoppelde jaartallen, waarmee ik grote moeite heb om ze te onthouden. We zijn enigszins vrij in het maken van keuzes voor een scriptie en derhalve laat ik me leiden door historische artikelen die ik in de Eemsbode lees, geschreven door een zekere Bronsema en iemand die zijn verhalen besluit met de naam W.J. Eelssema. Als ik het besluit genomen heb om over oude Groninger kerken te gaan schrijven, probeer ik in contact te komen met beide heren. Inmiddels ben ik me ook gaan verdiepen in het feit dat we op de fundamenten wonen van een oud klooster en als arbeiders mij vertellen dat ze wel eens scherven en stenen vinden, wordt mijn belangstelling steeds meer gewekt. Nog groter wordt de opwinding als arbeiders mij vertellen dat ze bij het leggen van een waterleiding op het borgterrein van Farmsum op een graf zijn gestuit en ik waarlijk denk dat dit mogelijk een verloren graf zou kunnen zijn van een Ripperda.
Inmiddels zijn er geen contacten tot stand gekomen met de heer Bronsema. Zijn adres krijg ik wel van De Eemsbode, maar hij reageert niet op mijn brieven. Geheel anders is het wat Eelssema betreft. Hij nodigt me uit om bij hem langs te komen in Nieuwolda, waar ik gretig gebruik van maak. Hij is daar in de kost en ik onmoet hem daar voor het eerst in een klein zolderkamertje, waar nog net plaats is voor twee stoelen en een tafeltje. De rest bestaat uit stapels boeken, tijdschrijften en kranten, heel veel kranten, her en der verspreid door de hele beperkte ruimte. De boekenkasten langs de muur zijn bijna onherkenbaar als zodanig en de planken hangen gevaarlijk door. Eelssema is vrij groot van postuur, vriendelijk en heeft spierwit haar. Hij zetelt statig op een stoel met een doorgezakte zitting en mij wordt eenzelfde stoel aangeboden. We raken aan de praat over van alles en nog wat. Hij is erg geïnteresseerd in mijn studie en mijn wensen en zegt me toe wel het enige materiaal aan te willen leveren voor mijn scriptie.
Ik raak bevriend met deze man, hij in de zestig, ik nog geen twintig jaar. Regelmatig breng ik hem een bezoek en het duurt niet lang voordat op een zondagmorgen in de verte een grote man aan komt fietsen, alpinomuts op. Het blijft niet bij die ene keer. Elke zondagmorgen kijken we uit over de Kloosterlaan of Wiert ook komt. Het eerste wat hij doet als hij binnenkomt is het optrekken van zijn neus. Vervolgens loopt hij door naar de keuken en kijkt wat moeke die middag onder de deksels van de pannen klaarmaakt voor het middageten. Steevast zit hij regelmatig bij ons aan tafel en eet mee.
Eelssema wordt niet alleen mijn vraagbaak als het om de historie van Groningen gaat, maar ook en vooral mijn vertrouwens-persoon. Hem vertel ik alles en altijd heeft hij een goed luisterend oor. Met zijn mensenkennis slaagt hij er in mij zekerder te doen worden in mijn studie en leer ik ook mezelf beter kennen. Hij leert me waardering te krijgen voor kunst- en cultuuruitingen. Voor het eerst in mijn leven bezoek ik met hem de Stadsschouwburg in Groningen om een balletvoorstelling te aanschouwen en betreed ik de boerderij van boer Waalkens in Finsterwolde waar dames in het zwart als vlinders tussen de bezoekers door de stallen dwarrelen op muziek die m'n oren niet prettig vinden. De Finsterwolder boer Albert Waalkens haalt in 1962 de Amserdamse beeldhouwer Karl Pelgrom [1927-1994] over om naar Oost-Groningen te komen. Hij heeft in Beerta een leegstaande Boerderij waarin hij het Amsterdamse gezin onderdag biedt. Hiermee wordt voor Pelgrom een groot verlangen werkelijkheid. In de weidse leegte van het Oost-Groningse landschap, vol zware akkers, horizonnen met koren en kolossale bomen langs de weg die al maar leger wordt en dan oplost in de einder van de waddendijk. De Rotterdam Pelgrom, geboren in Amsterdam, vindt hier de ongereptheid die hij nodig heeft voor zijn kunst. In 1963 komt er een bescheiden tentoonstelling "Beelden in Finsterwolde", maar groot en meeslepend is het landschappelijk kunstproject "Beeld en Route" van 1967. We rijden de volledige route, dat zich slingert door de dorpen van Ter Apel naar de Waddenzee en de Grote Markt van Groningen. Ik zie voor het eerst uitingen van kunst die ik wel kan waarderen en voor het eerst kan ik erover praten met iemand die er zo zijn eigen meningen over heeft.
Zo nu en dan laat Wiert mij afbeeldingen zien uit het "Openbaar Kunstbezit", in de jaren zestig een middel van de "Stichting voor Esthetische vorming door middel van radio en televisie in woord en beeld" om kunst onder de mensen te brengen. We discussieren erover en ik begin al die schilderijen en vreemde voorwerpen te waarderen en de respecteren. De stichting geeft een losbladig werk uit met de gelijkluidende naam "Openbaar Kunstbezit". De delen 10 t/m 13 krijg ik van Eelssema en ze staan nog steeds in mijn boekenkast evenals ondermeer de vier dikke delen van de "Wereldspiegel der 20e eeuw", van H.J.J. Wachters over historie, politiek en economie van het wereldgebeuren tussen 1900 en 1950.
Afb. links: Late Oogst. Late Oogst is een kleine roman die Eelssema schrijft in 1944. Het wordt uitgegeven bij uitgeverij A.J.G. Strengholt te Amsterdam, geb. half linnen, 128p. 20 cm. Het is tevens deel II van de Bibliotheek van Groningerland, een reeks boeken over Groningen en Groningers, verschijnende onder auspiciën van de Vereniging Groningen en onder redactie van een commissie, bestaande uit de heren K. ter Laan, voorzitter, J.H. Riddering, J. Ubink, Mr. A.T. Vos en A.M. Deelman, secretaris. De eerste druk is van 1944. [NB: Deel I vdn de reeks heet Geschiedenis der Schilderkunst in Groningerland, door Johan Dijkstra.]
Eelssema vertelt me ook dat hij onder pseudoniemen schrijft. Ik heb hem echter nooit kunnen ontfutselen welke pseudoniemen dat zijn. Hij doet daar nogal geheimzinnig over en hij zal zijn redenen darvoor hebben gehad. Pas als ik bezig met met de site NazatenDeVries en ik me nog wat meer ga verdiepen in de historie van Stad en Ommelanden kom ik er achter. Er zijn wel meer zaken waarover Eelssema zwijgzaam doet. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe het zo is gekomen dat hij aan het schrijven is gegaan en ben benieuwd of hem dat voldoende oplevert om van te leven. Als ik hierover doorvraag, zie ik voor de eerste keer een boze Eelssema. Een volgende poging heb ik dan ook maar niet gewaagd.
Op een keer, plotseling, zo uit het niets, vertelt hij mij dat ik al zijn boeken over de historie van Groningen zal krijgen 'als hij er niet meer is', hij wil dat testamentair laten vastleggen. Zijn huidige testament moet daar nog wel voor worden aagepast. Ook vertelt hij dat hij niet wil dat anderen na zijn dood met zijn lichaam moeten gaan zeulen en zegt dat hij zijn lichaam beschikbaar zal stellen aan de wetenschap. Zijn plotselinge dood op 20 oktober 1970 is ook voor hem schijnbaar wat te vlot en onverwachts verlopen. De boeken heb ik nooit gekregen, maar zijn lichaam is inderdaad door de wetenschap verder bestudeerd.
Wiert Jakob Eelssema wordt geboren op 25 januari 1902 te Nieuw Scheemda en overlijdt op 68-jarige leeftijd vrij plotseling aan hartfalen op 20 oktober 1970 in een klein kamertje van een boerderij waar hij in de kost is, te Nieuwolda. Hij gaat zijn hele leven lang ongehuwd door het leven en wordt ook bekend onder meerdere pseudoniemen zoals, Bibiane Gaaikema en Jan Hendrik Vos. Hij is een zoon uit een boerengeslacht uit Siddeburen en dankt zijn naam aan het Eelshuis, dat tegenwoordig een boerderij is aan de Oostwoldjerweg 25 te Siddeburen. Eelshuis is ook een buurtschap van twee boerderijen tussen Siddeburen en Nieuw-Scheemda. Vanaf Maria Eelssema, geboren te Siddeburen 1856 wordt de naam Eelssema ontleend aan het Eelshuis [6].
In het dorp Siddeburen hebben twee borgen gestaan, het Ufkenshuis, welke in 1705 wordt gesloopt en ten oosten van het dorp het Eelshuis. Deze laatste borg maakt eigenlijk deel uit van een volwaardig kerkdorp dat ten oosten van Siddeburen heeft gelegen en waarvan niets meer over is. Dit dorp heet in die tijd Oostwold en heeft naar alle waarschijnlijkheid een grote romanogotische kerk gehad. Ten zuiden van Siddeburen loopt de Siepsloot, die de grens vormt tussen Fivelingo en het Oldambt. Het bijzondere van deze middeleeuws politieke grens is dat deze tot op de dag van vandaag ook een taalgrens is. Ten zuiden van de Siepsloot wordt de Oldambtster variant van het Gronings gesproken, terwijl aan de noordkant een noordelijke variant van het Gronings wordt gesproken. Deze variant wordt eigenlijk op kleine verschillen na in het gehele Fivelingo gesproken. Van 1929 tot 1942 heeft Siddeburen een eigen station aan het Woldjerspoor gekend. Dit traject heeft van de stad Groningen naar Delfzijl gelopen.
Wiert Jakob Eelssema is een echte Einzelgänger, is journalist, criticus, recensist, toneelschrijver en schrijver van boeken. Hij publiceert in meerdere kranten, waaronder de Winschoter Courant, de Noord-Ooster en de Eemsbode, maar ook in Groninger en landelijke tijdschriften verschijnt zijn naam regelmatig. Hij hecht grote waarde aan de historie van Groningen, met name het Oldambt. In de jaren zestig van de vorige eeuw werkt hij op "maan-, woens- en vrijdagen", zoals hij dat verwoort, op het Nedersaksisch Instituut van de RuG [5]. Ooit heeft hij ook bij uitgeverij Jan Bakker in Drieborg een klucht uitgegeven. Bekendheid krijgt Eelssema vooral als auteur van Groninger, maar wel in het Nederlands geschreven, streekromans, met als inspiratiebron de Oldambtser plattelandssamenleving. Hieruit ontstaan "Late oogst", in 1944 en "Geluk gaat geen deur voorbij", in 1961. Vooral als volkstoneelschrijver is Eelssema zeer productief. Hij schrijft meer dan 50 stukken, vooral kluchten en een groot deel daarvan verschijnt in het Gronings. Een aantal van die stukken heb ik samen met hem zien opvoeren door de Rederijkers, o.a. in Nieuwolda. In 1960 wordt een van zijn grotere stukken bekroond met een prijs, uitgeschreven door de Grunneger Sproak met de titel " 'tBloud kropt waor t nait goan ken".
Het gerucht dat Eelssema onder de speudoniem Tsjang Wei Foe erotische boeken zou hebben geschreven [4] wordt al snel ontkracht. In “De Boekenwereld”, tijdschrift voor boek en prent, Jaargang 23, nr. 5 [augustus 2007], pag. 291 staat het artikel “Communisme en pornografie gaan hand in hand”: Tsjang Wei Foe: de mystificatie en haar uitgever, van de hand van Heinz Wallisch. Die beschrijft de gang van zaken rondom een artikel in Elseviers Weekblad van 27 februari 1960 met een fel betoog tegen uitingen van erotische en politieke voosheid als waarschuwing tegen rood-Chinese propaganda. Binnen een week worden de beweringen al gerelativeerd door Vrij Nederland, waarbij de uitgever de naam van de auteur heeft vrijgegeven: Herman Nicolaas van der Voort. Het artikel beschrijft ook hoe de uitgever, Jan Bloemsma, aan deze werken is gekomen [7].
Discussie over Eelssema en de NSB In "Het wonderland achter de horizon. Groninger Regionaal besef in nationaal verband 1903-1963", door Daniël Boersma, uitgegeven in 2005 bij Van Gorcum in Assen [ISBN 9023241878], komt Eelssema even in een kwaad daglicht te staan. Het gedeelte waarop ik doel gaat over de periode net na de tweede wereldoorlog. Men discusieert dan over het begin van een hoofdstuk in de 'ouderwetse Groninger Almanak'. Aanvankelijk is het de bedoeling deze voor het eerst te laten verschijnen in 1945. Gedurende de bezettingsjaren zijn er allerlei stukjes voor de almanak verzameld die nu gebundeld worden voor een proefversie. Deze versie wordt opgezonden aan het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming, maar na de bevrijding blijkt de kopij niet meer van dit inmiddels opgeheven nationaal-socialistische departement terug te krijgen en staat het bestuur met lege handen. Men begint opnieuw met het verzamelen van stukjes voor de almanak die volgens plan nu in 1947 moet verschijnen. Vereiste is dat de Nederlandse overheid papier voor de almanak moet toewijzen en daarom richt Deelman zich names de organisatie medio 1946 schriftelijk en mondeling tot het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen met de verklaring dat de folkloristische, geschiedkundige en literaire inhoud van hun werk meewerken aan de culturele opbouw van het volk. Maar dan gaat het fout. Bij het naoorlogse verzamelen van stukjes voor de almanak let het bestuur er goed op of de schrijvers de juiste politieke overtuiging hebben gehad gedurende de oorlog. Op de vergadering van het hoofdbestuur van 15 juni 1946 verklaart Steenhuis welhaast zeker te weten dat almanakmedewerker W.J. Eelssema uit Nieuw Scheemda NSB-er is geweest. Besloten wordt om een en ander na te gaan door te vragen bij de burgemeester van de gemeente Scheemda. Het antwoord van de burgemeester is kort maar duidelijk: Steenhuis heeft zich vergist en Eelssema is geen lid geweest van de NSB. Wel ontdekt het bestuur dat verenigingslid mr. Torringa NSB-er is geweest en daarvoor gevangen zit. Hij wordt geschrapt als lid van de vereniging [1]. Hoewel de naam van Eelssema dus zuiver is, is er enige tijd na de oorlog rondom hem enige onterechte argwaan ontstaan die slechts in de loop der jaren in de vergetelheid raakt. Als ik hem erover in de jaren zestig vraag hoe een en ander is verlopen, antwoordt hij daarop kort en gepikeerd. Hij heeft er niets mee te maken en het zal wel een andere Eelssema zijn geweest. Omdat ik zie dat de vraag hem pijn doet, heb ik het er daarna nooit meer met hem over gehad. Hoe het werkelijk in elkaar zit, heb ik inmiddels gevonden en toevertrouwd aan zijn uiteindelijke biografie.
Afb. links: Twee Hollandse jongens dwars door Amerika, wordt gedrukt door drukkerij West Friesland in Hoorn en uitgegeven bij uitgeverij De Steenuil in Amsterdam in 1932. Het boek telt 196 pagina's en de platen en bandtekening is van L. Hanff. Eelssema noemt dit boek "Een oorspronkelijk avonturenverhaal voor jongens van 12 tot 16 jaar." Eelssema claimt dat het boek een waar gebeurd verhaal is, naverteld naar aanleiding van twee jongens die ene reis maken door Canada. Of dit inderdaad op waarheid berust is echter nooit bewezen.
De bevrijding Over de oorlog heb ik niet veel met Eelssema gesproken. Waarschijnlijk is dit meer geweest omdat ik me er zelf toen niet voldoende voor interesseerde. Een enkele keer noemt hij een dagboek dat hij ergens heeft liggen, en belooft mij, dat ik dat later van hem zal krijgen. Om wat voor een dagboek het gaat, vertelt hij niet. Pas veel later, Wiert is dan al lang overleden, verschijnt er een boek waarin gegevens uit dit dagboek worden gepubliceerd [2].
Bij de bevrijding in april 1945 bevindt Eelssema zich in Hoogezand. Hij besluit op 14 april echter zijn geboortedorp 't Waar terug te keren in de hoop daar niets van de oorlogshandelingen te zullen merken. Hij schrijft dan: "Ik ben weer thuis. Als 't ware gevlucht uit Hoogezand, waar het de laatste dagen angstig was te zijn. 's Avonds en den heelen nacht trokken troepen, geschut, motoren en wagens voorbij in de richting van de stad Groningen. De sfeer door dit alles meegebracht is in één woord gezegd: onheilspellend. Overdag zien wij troepen en Duitschers in de richting van Nieuweschans gaan. De gedachte dat Hoogezand in de vuurlinie zal komen te liggen is algemeen. Ik vlucht dan ook naar mijn dorpje 't Waar. Niet vermoeden kon ik, dat juist daar de strijd zou ontbranden en dat Hoogezand zonder slag of stoot bevrijd zou worden." [3]
Het is hier in zijn geboortedorp dat Eelssema zijn dagboek bijhoudt en aan de hand waarvan hij in 1946 een serie artikelen schrijft in de Scheemder Courant.
Mijn boekenkast Ook mij heeft Eelssema nooit verteld wie deze beide jongens zijn geweest, die een rondreis maken door Canada, anders dus dan door Amerika, zoals de titel suggereert. Zijn geheim, blijft geheim, zoals ook mijn geheimen bij hem altijd in veilige handen zijn gebleven.
Slotwoord - 15 nov. 2010 Oorspronkelijk is het mijn bedoeling de biografie van Wiert hier in NazatenDeVries volledig te plaatsen, waarvan bovenstaande dan het eerste deel zou moeten worden. Er komt echter zoveel informatie tot mijn beschikking dat ik heb besloten om zijn biografie uit te geven in twee boekwerken. Het ene deel zal de volledige en vernieuwde stamboom van de Eelssema's omvatten, als een vernieuwing, uitbreiding en voorzetting van de kwartierstaat van D. Bos en D. Poortinga. Hierin zullen een aantal belangrijke ontdekkingen worden onthuld. Het andere deel omvat de eigenlijke biografie van Wiert Jakob Eelssema, met daarin tevens de beschrijving van zijn geslacht, als eerbetoon aan deze bijna vergeten Groninger schrijver en journalist.
De biografie van Eelssema is uiteindelijk in eigen beheer uitgegeven in 2016. De eerste druk was binnen drie weken uitverkocht.
Verder lezen: Bibliografie van Wiert Jakob Eelssema
Bronnen: 1. 'Het wonderland achter de horizon. Groninger Regionaal besef in nationaal verband 1903-1963', door Daniël Boersma, uitgegeven in 2005 bij Van Gorcum in Assen [ISBN 9023241878]; pag. 137. 2. 'Tussen Zieldaip en 't Grootmoar. Vier eeuwen leven en werken in Nieuw-Scheemda en 't Waar', Commissie Fotoboek Nieuw Scheemda/ 'tWaar, gebonden, 1e druk 1985. 3. Scheemder Courant. 7. Kees Buis, De Boekenplank [www.deboekenplank.nl]
|