Ennemaborgh -2-

 

Geschiedenis

 

De eerste bewoners Watersnood
De Ennemaborgh in Midwolda is eigenlijk geen echte Groninger borg, omdat de opkomende landadel zich hier na1600, in tegenstelling tot het Groninger Hogeland, niet heeft kunnen ontwikkelen. De stad Groningen, die in het midden van de 15e eeuw belangrijke rechten in het Oldambt verwerft, duldt geen lokale machthebbers. De twee meest vooraanstaande families in de regio, de Gockinga's te Zuidbroek en de Houwerda's in Termunten worden dan ook al in de 15e eeuw door de stad onttroond en hun stenen woontorens met de grond gelijk gemaakt. Maar niet alleen deze genoemde families bezitten een steenhuis of woontoren, ook vele grond bezittende boeren zijn in het bezit van een dergelijk verdedigbaar gebouw. De laatste jaren zijn er een aantal standplaatsen van middeleeuwse steenhuizen opgegraven, waaruit blijkt dat er ooit vele moeten hebben gestaan. In de meeste gevallen zullen ze deel hebben uitgemaakt van een boerderij waarbij have en vee in houten schuren wordt ondergebracht.


In 1565 wordt Midwolda omschreven als een rijk en groot dorp waar wel 'negen styghe steenhuesen' staan. Het aantal van 180 steenhuizen zal wat aan de hoge kant zijn, maar bewijst dat er alom in het gebied stenen huizen staan. Eén van de genoemde steenhuizen zal de Ennemaborgh zijn geweest. Vanuit de middeleeuwse situatie gezien staat dat steenhuis op een vreemde plaats. Voordat Midwolda in de 16de eeuw wegens overstromingen inUbbo Emmius zuidelijke richting opschuift, staat het steenhuis zeker anderhalve kilometer buiten het dorp, in een streek dat dan bestaat uit onontgonnen hoogveen en bos. De voorloper van de Ennemaborgh moet dus als een vooruitgeschoven post in de wildernis hebben gestaan, maar overleeft juist daardoor de catastrofale watervloeden van de Dollard. De naam Ennemaborgh is afkomstig van het Oldambtster geslacht Ennens. Sebo Ennens, een voorname hoofdeling die leeft omstreeks 1391, is mogelijjk ooit de bewoner van de borg. Hoewel ook Scheemda als zijn woonplaats wordt genoemd, weet de bekende geschiedschrijver Ubbo Emmius te melden dat hij uit Midwolda afkomstig is. Kennelijk heeft Sebo zowel in Scheemda als in Midwolda bezittingen liggen. Hij wordt door Ubbo Emmius aangeduid als Sebo Ennema Midwoldanus,

De borg Ennema naar een tekening van Stellingwerf.Over het stichtingsjaar van het eerste gebouw valt niets met zekerheid te zeggen. Als middeleeuws steenhuis zal de borg kunnen dateren uit het laatst van de 13e eeuw, de periode waarin tussen Eems en Lauwers de eerste woontorens verrijzen. Niets aan de huidige borg wijst echter nog op een middeleeuwse steenhuis. Wel wijzen de aanwezige kloosterstenen in de west- en zuidgevel, slechts duidelijk secundair van gebruik, over de afkomst van het vroegere steenhuis.

Pas in de 16e eeuw komen er bewoners in beeld. De borg wordt dan bewoond door het geslacht Diurcken. We zien dat kerkvoogd Reinold (Rinner) Diurcken en zijn vrouw Wya Sebes in 1600 een dochter laten dopen in de kerk van Midwolda. Als er ook nog een zoon wordt geboren krijgt hij de naam 'Sebe', waardoor het vrijwel zeker is dat Wya Sebes een nakomeling is van Sebo Ennens uit 1391. Ook het feit dat Wya eigenares van de borg is en Rinnelt Diurcken 'is ingetrouwd' wijst in die richting.

De borg Ennema in de 17e eeuwDe toegangsdeur van de Ennemaborgh.
In de 17e eeuw komt de borg door vererving in handen van de familie Clinge en het is Anna Maria Clinge, één van de vijf kinderen, die de borg tenslotte erft. Zij is in 1681 gehuwd met Wilhelmus Hora, stadssecretaris in de stad Groningen. Ennema zal als buitenhuis en zomerverblijf tot 1817 in handen van de familie Hora blijven. Uit een 17e eeuwse tekening van Stellingwerf is te zien hoe de borg er in die tijd uit moet hebben gezien. Het gebouw is afgebeeld als een zogenaamde 'waterborg'. Centraal staat het hoofdgebouw, vrijwel zeker het onderste deel van een middeleeuws steenhuis. Aan weerszijden een zes of achtkantige hoektoren met een uivormige spits. Verder wijzen twee korte torenspitsen vermoedelijk op de aanwezigheid van een poortgebouw. De uitbreiding van steenhuis tot borg zal zijn ontstaan in de 16e eeuw.

De Hora's
Wilhelmus Hora, die als stadsregent in de hoogste kringen verkeert en veel met Ommelander jonkers te maken heeft, doet er alles aan om zich te kunnen meten met de allure van de landadel. In de 17e eeuw komt de Hogelandster landadel met hun prachtige borgen en schitterend aangelegde tuinen tot grote bloei. Om ook de Ennemaborgh die uitstraling te geven kopen Wilhelmus Hora en zijn vrouw in omliggende plaatsen als Eexta, Finsterwolde, Oostwold, Woldendorp en Midwolda landerijen. Ten slotte wordt in de periode 1681-1695 het hele gebouw afgebroken en verrijst er een nieuwe. De oude verdedigingstorens zijn bouwvallig en het leefcomfort in het donkere vochtige steenhuis is naar 'Hogelandse opvattingen' ver onder de maat. De toenmalige adel ontvangt hun gasten in een tuinhuis met grote kamers, waar door grote vensters veel daglicht naar binnen kan komen en waar men kan wandelen in een mooie in stijl aangelegde tuin. Zo verrijst geheel naar de eisen van die tijd een modern vierkant landhuis met een symmetrische gevelindeling. Ook de gracht waarin de oude borg staat wordt grotendeels gedempt.
Als de Ennemaborgh in 1709, na de dood van Wilhelmus Hora (overl. in 1696) en Anna Maria Clinge(1650-ca 1709), in het bezit komt van de nog ongehuwde zoon Johan (1683-1744), is er sprake van de 'nieuw getimmerde Borgh tot Midwolda met een Heerdt landts daerronder gehoorich'. Johan Hora doet in voornaamheid niet onder voor zijn vader. Hij huwt op 10 mei 1716 met Catharina Wolthers (overl. 1775', een kleindochter van de beroemde Groninger historicus en hoogleraar Ubbo Emmius. Tijdens zijn leven is Johan Hora raadsheer van de stad Groningen en lid van Gedeputeerde Staten. Het echtpaar krijgt twee dochters, Anna Catharina, gedoopt in 1718 in de kerk van Midwolda en Anna Maria die in 1722 te Groningen geboren wordt. Daaruit blijkt opnieuw dat ze de borg in de eerste plaats hebben gezien als een buitenhuis, die slechts in de zomer wordt bewoond. Ofschoon ze dus ook in de stad wonen, is de familie heel nauw met Midwolda verbonden. Anna Catharina Hora trouwt op 30 maart 1737 te Groningen met Wiardus Siccama (1713-1779). Uit het huwelijk wordt een zoon geboren, Johan Hora Siccama (overl. 1812).

Kerkelijk leven
Vooral in het kerkelijk leven heeft Johan Hora een heel directe rol gespeeld. Als kerkvoogd en stadsmagistraat heeft hij een stevige vinger in de pap bij de beroeping van dominee Schortinghuis in 1734. Deze Ds. Schortinghuis is één van de grootste voormannen van de zogenaamde piëtistische richting waarin de bevindelijke vroomheid een grote rol speelt. Met steun van Johan Hora, waarmee Schortinghuis in latere jaren innig bevriend zal raken, komt de
veelbesproken predikant naar Midwolda. Landelijk wordt Schortinghuis bekend met het lijvige boek 'Het innig Christendom ... ', een theologische verhandeling die in 1640 in druk verschijnt, maar die bij de gevestigde theologen met kritiek wordt ontvangen. Het zijn de invloedrijke Hora's die de omstreden dominee meer dan eens in bescherming nemen. Geen wonder dus dat Schortinghuis zijn boek opdraagt aan het echtpaar Hora.

De bouw van de kerk


De Ned. Herv. kerk van Midwolda.

Foto boven: De Nederlands Hervormde kerk van Midwolda is een zaalkerk
met twee zadeldaken en op de hoeken vier kleine torenspitsjes..

In het begin van de 18e eeuw is de oude middeleeuwse kerk van Midwolda zodanig in verval dat men besluit tot de bouw van een nieuwe kerk. De dorpskern van Midwolda is door eerdere Dollardvloeden naar het zuiden opgeschoven en het ligt dan ook voor de hand de nieuwe kerk weer midden in het dorp te stichten.
In 1708 wordt met de bouw van de toren begonnen en in 1738 is ook de grote zaalkerk gereed. Johan Hora heeft als kerkvoogd bij de bouw een belangrijke rol gespeeld. We vinden zijn naam vereeuwigd op een tekst bord (zie deel 1) boven de ingang, terwijl het zijn dochter Anna Maria is die de eerste steen legt. Voor de familie Hora komen er in de kerk twee monumentale gestoelten met de wapens van Hora en Wolthers. Vanuit die hoge positie luisteren ze elke zondag naar Ds. Schortinghuis.

Inscriptie bij plaatsing van het Hinsz-orgel te Midwolda.

De bouw van het Hinsz-orgel in Midwolda is destijds bekostigd door Johan Hora Siccama, de toenmalige bewoner van de Ennemaborgh. Het is een prestigieus project geweest, een groot instrument van wereldklasse wordt in de kerk geplaatst om te laten zien hoe rijk en welvarend men is. Het Hinsz-orgel in Midwolda telt 33 registers (2154 pijpen) verdeeld over twee klavieren en een vrij pedaal. De orgelkast en de balgenkamer is gemaakt door Lubbartus Bekenkamp, het snijwerk is van Anthony. Dz. Smit en de beelden zijn gemaakt door B. Kreemer. Op 30 augustus 1772 wordt het orgel ingewijd door ds. Wilm Ian van Eerten.

Het pijporgel is in 1972 gerestaureerd door de Fa. Flentrop. Hierbij is de dispositie hersteld naar de situatie in 1772. Halverwege de jaren tachtig, van de vorige eeuw, wordt de gelijkzwevende temperament opnieuw aangebracht. Dit werk wordt uitgevoerd door Winold van der Putten uit Finsterwolde, die het orgel in onderhoud heeft. In 2000 is het orgel verder in topconditie gebracht door orgelmaker van der Putten. Hij heeft de mechanieken van het orgel met leer ingevoerd zodat ze niet meer rammelen.

De pijpen van de Scherp van het rugpositief, het enige register dat bij de restauratie in 1972 opnieuw is gemaakt, heeft hij opnieuw geïntoneerd. Voorheen klonk dit register te schel, nu mengt het geluid weer met de klank van de overige pijpen en is dit register weer de klankkroon van het orgel. In 2002 is men begonnen aan de voorbereiding van de restauratie van de tongwerken en de orgelkast. Ondanks de wijzigingen zijn de kerk en het orgel sinds de bouwtijd heel goed bewaard gebleven. Ze vormen een dusdanig bijzondere stilistische eenheid dat de kerk (met het interieur en het orgel) is opgenomen in de lijst van de honderd meest bijzondere Nederlandse kerkelijke monumenten.

Vele jaren later, in 1772, is het Hora's kleinzoon Johan Hora Siccama die als kerkvoogd betrokken is bij de aanschaf van het vermaarde, door Antonie Hints, vervaardigde orgel.

Johan Hora en Catharina Wolthers hebben twee dochters: Anna Catharina huwt op 30 mrt 1737 met Wiardus Siccama van de borg Klinkema bij Zuidhorn en Anna Maria, die betrokken is bij de eerste steenlegging van de kerk, huwt in 1740 met een Ommelander jonker genaamd Onno Joost Alberda van Nijenstein (1709-1756). Als woning kopen ze het bekende buitenhuis Ekenstein bij Appingedam. Zij krijgen drie kinderen, Catharina Johanna, de latere jonkvrouwe Alberda van Ekenstein (1746-1836) , Anna Josina, ook jonkvrouwe van Alberda van Ekenstein (1749-1826) en Onno Reint, jonkheer van Alberda van Ekenstein (1752-1828).

Het echtpaar Anna Catharina en Wiardus krijgt in 1738 een zoon, Johan Hora, maar Anna Catharina overlijdt twee maanden na de kraam. Wiardus, die allerlei hoge betrekkingen in de stad Groningen vervult, laat de opvoeding van de kleine Johan over aan zijn grootouders op de Ennemaborgh te Midwolda.

Als grootmoeder Catharina Wolthers in 1775 als laatste overlijdt, krijgt Johan Hora Siccama, die inmiddels is gehuwd met Egberta Louisa Beckeringh, de Ennemaborgh toebedeeld.

Ook erft hij als enige zoon de borg Klinkema van zijn ouders. Johan Hora Siccama doet in voornaamheid dus niet onder voor de Ommelander jonkers van zijn tijd.

Hij heeft in de stad een goede positie en is even als zijn grootvader raadsheer en lid van de Staten Generaal.

In de winter woont het echtpaar met hun elf kinderen in Groningen, terwijl ze 's zomers vaak in de met lommerrijke bossen omgeven Ennemaborgh vertoeven.

 

Het leven in en om de borg 1775-1812

Helmparelhoenders
Ganzen
Peer
Kersen

De borg bestaat rond 1800 uit een groot vierkant gebouw van twee verdiepingen met acht kamers, enkele kleine vertrekken en keukens. Ten westen van de borg staat het koetshuis voor de vele rijtuigen. Er is verder stalling voor tien paarden, een ruime knechtenkamer, een waskamer voorzien van een ruime haard, fornuizen en een gemetselde kast voor het drogen van groenten en vruchten. Aan de oostzijde van de borg staat het schathuis voor de stalling van vee en de berging van gedorst en ongedorst koren. Rond de borg liggen grote tuinen, één voor keukengroenten, één beplant met diverse soorten vruchtbomen en een modern aangelegde tuin met bloeiende heesters en planten. Verder is er een grote tuin met uitgestrekte 'broeierijen trekkassen', omgeven door hoge schuttingen voor bescherming van de perziken, abrikozen en andere fijne vruchtbomen. Op het landgoed staan verder twee loodsen, de ene is de timmermanswerkpIaats met een berging voor timmerhout, de andere is het domein van de tuinman. Hierin worden zaden gedroogd en bewaard en wordt het tuingereedschap opgeborgen.


Ten noorden van de borg, aan de overzijde van de weg, wordt door het uitbaggeren van veen een meer van vijf hectare gegraven, waarop de kinderen zich vermaken met zwemmen, zeilen en vissen. Er zijn daar zwanen, pauwen, eenden, ganzen, parelhoenders en kalkoenen. Verder houdt men er 6 jachthonden.


Verder wordt op Ennemaborgh vanzelfsprekend royaal geleefd. Soms komt er zalm op tafel die de inwoners van Finsterwolde tegelijk met bot in hun netten op de Dollard vangen. Ze zijn verplicht deze zalm het eerst aan te bieden aan Johan Hora Siccama die eigenaar is van de kweldergronden. De vissers hebben immers vergunning van de borgheer om zonder huurvergoeding in het buitengebied te vissen, er vis te bewaren en er netten te drogen.

De publieke verkoop van de Ennemaborgh in 1817
Johan Hora Siccama, of oud raadsheer, zoals hij in de wandeling wordt aangesproken, overlijdt op 4 mei 1812 op de borg. Zijn vrouw Egberta Louisa Beckeringh is in 1810, op 6 december gestorven. Beiden worden ze in het familiegraf in de Groninger Broerkerk bijgezet. De borgheer heeft echter bepaald dat zijn oudste zoon Willem de borg met bijbehorende bossen, landerijen en huizen op taxatie mag overnemen. Maar noch Willem, noch een van de andere tien kinderen heeft belangstelling voor het landgoed.

Johan Hora Siccama (1738-1812)

Johan Hora Siccama
(1738-1812)

Egberta Louisa Beckeringh (1740-1810).

Egberta Louisa Beckeringh
(1740-1810).

Rustplaats van Oede de Leeuw en Iebeltje Bosgra.


Foto boven: Laatste rustplaats van Oede de Leeuw,
geb. 10 juli 1809, overl. 18 mrt 1892 en Iebeltje
Bosgra, geb. 24 febr. 1815, overl. 17 nov. 1851.

Laatste rustplaats van Okko de Leeuw.

 

Foto boven: Laatste rustplaats van Okko de Leeuw, geb. 30 okt. 1848, overl. 16 mei 1879, geliefde echtgenoot van Jantje Kreiter.

Lambertus ziet meer in de verdeling van het landgoed, hetgeen aanleiding geeft tot een proces dat zelfs in Den Haag voor het Hoge Gerechtshof wordt gevoerd.
Uiteindelijk is men het procederen moe en volgt men het oordeel van vertrouwenscommissie. Deze adviseert de algehele verkoop van het landgoed. Zo worden in 1817 de borg, de boerderijen, het gestoelte in de kerk, de bossen, venen, enz. publiek verkocht.
Op de veiling van 2 april 1817 komt de borg met de landerijen in handen van twee Friese beleggers: mr. Isaàc Telting (1831-1895) die zich opwerkt van raadsheer tot hoogleraar in het Romeins recht en tot slot tot raadsheer in het provinciaal Gerechtshof van Friesland en Jonkheer Mr. Petrus Johannes van Beijma (1839-1911) uit Weidum, lid van de Provinciale Staten van Friesland. Deze Van Beijma wordt geboren op 11 mei 1839 en wordt na zijn promotie in 1863 griffier bij het kantongerecht te Beetsterzwaag, in 1867 subst. officier van justitie en Sneek, in 1870 officier van justitie aldaar, in 1876 ref. bij het departement van justitie en vanaf 1885 secretaris generaal bij het departement. Beide heren wonen zelf niet op de borg, maar stellen een rentmeester aan om het bezit te exploiteren. Dit wordt in 1817 Jacob Piers Bosma, afkomstig uit Friesland, die voor een jaarsalaris van 600 gulden rentmeester van Ennema wordt. Vanaf 1817 moet er geld in het laatje komen. Vandaar dat de produktie van turf flink wordt opgevoerd en er met de regelmaat van de klok houtveilingen plaatsvinden. De rentmeester bewoont de borg en heeft een groot aantal mensen in dienst. Van al zijn verrichtingen houdt hij aantekeningen bij die de edele Heren bij hun bezoeken aan de borg ter hand worden gesteld. In 1837 legt Bosma zijn functie als rentmeester neer. De Friese heren zoeken in hun omgeving naar een goede opvolger en hun keus valt op de 26-jarige boer en vervener Oeds Oedes de Leeuw uit Ureterp. Ondanks zijn jeugdige leeftijd is het een man met veel ervaring en daadkracht. Ze hebben dan ook alle vertrouwen in hem. Oeds Oedes de Leeuw is gehuwd met Iebeltje Bosgra en ze komen op 4 juni 1837 met hun veertien dagen oud dochtertje op de Ennemaborgh aan. Het salaris van de nieuwe rentmeester bedraagt 600 gulden, één procent van de zuivere inkomsten, twee koeien vrij, hooi en gras, vrije woning en brandstof, vrij tuinprodukten en vrij van gemeentelijke omslag.
De Leeuw heeft als rentmeester 50 jaar lang de gang van zaken rond de borg bepaald. In die periode wordt het landgoed met voortvarendheid geëxploiteerd. Het bos achter de borg is in alle opzichten een produktiebos. Op gezetten tijden vinden er omvangrijke houtveilingen plaats, terwijl de bosarbeiders weer zorgen voor nieuwe aanplant. Ook de vervening wordt in de vorige eeuw grootschalig aangepakt. Behalve de Friese beleggers, deelt ook de rentmeester in de winst. Oeds de Leeuw behoort bij zijn dood tot de ca. 350 rijkste mensen van de provincie.

De vervening
Kort voor de publieke verkoop van de borg in 1817, zijn de Hora's in 1801 begonnen met de exploitatie van ca. 60 hectare hoogveen. De Friese beleggers gaan grootschaliger te werk als in 1819 een terrein van 300 hectare hoog- en baggerveen wordt aangesproken. Voor de afvoer van turf wordt dan een hoofdwijk gegraven, de Turfwijk. Zo kan de turf uit het hoogveengebied naar het Winschoterdiep worden gebracht om te worden overgeladen in grotere turfschepen. Bij het turfsteken heeft men gedurende de zomermaanden weinig last van oppervlaktewater. Anders is dat als het gaat om de verwerking van de dieper liggende baggerveen. Om het baggeren mogelijk te maken, maakt men vanaf 1839 gebruik van een kleine draagbare handschroefmolen. Daarmee kunnen de veenarbeiders in hun werkgebied tijdelijk een lager waterpeil scheppen. In 1841 wordt een tweede handschroefmolen ingezet.

Turfsteken is zwaar werk.In 1845 is de hoofdwijk al enkele kilometers in oostelijke richting gevorderd en zijn er volgens de principes van de vervening een aantal zijwijken ontstaan. Langzamerhand ontstaat op de uitgeveende dalgrond een akkerbouwgebied. Daarvoor is het nodig tot een planmatige waterbeheersing te komen. In 1845 ontstaat het waterschap 'Ennemaborgh' en wordt er een grote windwatermolen geplaatst. In 1863 wordt de molen vervangen door een karakteristieke spinnenkopmolen met een vlucht van ruim 15 meter en een vijzeldiameter van een meter.

Twee rentmeesters De Leeuw
We zijn bijzonder goed ingelicht over de vele aspecten van het rentmeesterschap omdat Oeds Oedes de Leeuw gedurende een groot deel van zijn leven uitvoerige notities heeft bijgehouden. Er zijn zakelijke, over de houtveilingen, de lonen van verveners, de kosten van het dagelijkse leven op de borg, etc en meer informatieve, persoonlijke notities. In de dagboeken vinden we berichten over cholera, runderpest, de wereldbevolking, waterstanden, landbouw en over het maken van rode wijn uit aalbessen. Bovendien vinden we in 1859 zelfs het gewicht van de kinderen opgeschreven!
Nadat het eerste kind van het gezin De Leeuw in 1837 te Ureterp is geboren, zien nog zes kinderen op Ennema het levenslicht. In 1851 heerst er diepe rouw op de borg als in oktober het jongste kind van één jaar oud aan tering of Engelsche ziekte overlijdt, aldus een notitie in het dagboek. Een maand later ontvalt hem ook zijn geliefde vrouw Iebeltje Bosgra. Beiden worden op het kerkhof van Midwolda begraven. Rentmeester de Leeuw heeft twee zoons, Oeds en Okke. Beiden bezoeken ze het gymnasium in Winschoten: een half uur lopen door het bos en dan via Heiligerlee naar Winschoten. Oeds gaat daarna in de handel, terwijl Okke voorbestemd is zijn vader op te volgen. Dat gebeurt als de oude rentmeester in 1872 zijn functie neerlegt. Okke is inmiddels gehuwd met Jantje Kreiter uit Midwolda en ze hebben twee dochters. Okke komt naar voren als een veelzijdig en kunstzinnig persoon. Hij speelt viool, heeft veel boeken, een microscoop, een elektiseermachine en een verrekijker. Bovendien maakte hij geheel in de geest van die tijd gelegenheidsgedichten. Van allerlei hoogte- en dieptepunten zijn een dertigtal gedichten bewaard gebleven.
Op 5 juni 1878 meldt Okke aan de Edele Heeren dat zijn vrouw ziek is. Maar, zo laat hij de heren weten, het periodiek bezoek aan de borg hoeft er niet om over te gaan. Wel deelt hij mee dat zijn vrouw, die de gasten traditiegetrouw bedient, daartoe niet in staat is en of de heren willen laten weten 'wat voor vleesch ongeveer er aangeschaft moet worden .. .'.

Op 21 juni komen de Friese heren op bezoek. Voor het diner die dag bestelt Okke een beste kalverborst van 5 kilo, ruim een kilo rundvlees en ruim drie kilo rundersoepvlees. Zoals gebruikelijk worden bij die gelegenheid allerlei zaken besproken en wordt de uitgebreide administratie doorgenomen.
Met de gezondheid van de rentmeestersvrouw gaat het snel bergafwaarts. Op 9 september overlijdt Jantje Kreiter op de borg, juist 29 jaar geworden. Het verlies van zijn jonge vrouw is voor Okke een zware slag geweest. In januari 1879 horen we ook dat de dertigjarige rentmeester last heeft van 'koortsachtigheid'. De ziekte neemt allengs ernstiger vormen aan, zodat op 16 mei 1879 ook Okke sterft. De twee kleine kinderen worden opgevoed door hun tante in Finsterwolde, terwijl de oude Oeds de Leeuw opnieuw het rentmeesterschap op zich neemt.
Op 17 juni 1879 bezegelt de veiling van de borginventaris het trieste lot van het jonge gezin De Leeuw. In 251 kavels komt alles wat los en vast zit onder de hamer. Meubilair, huisraad, vaatwerk, maar ook de persoonlijke dingen als boeken, de viool, portretten, gezangboek, enz. Oeds de Leeuw vervult het rentmeesterschap daarna tot 1886. Zijn kleinzoon Marten Tiddens, zoon van zijn dochter Tjitske en logementhouder Pieter Tiddens uit Finsterwolde volgt hem als rentmeester op. Oeds de Leeuw overlijdt op 11 maart 1892 op Ennema, waar hij sedert 1886 voor 5 gulden in de week als kostganger woont.

Van exploitatie tot recreatie
In het begin van de 19e eeuw zijn het de rentmeesters Maarten Tiddens en vervolgens Jan Renge Tiddens die Ennema bewonen en de laatste fase van de vervening uitvoeren. Het hoogveen is nagenoeg verdwenen en de produktie van zwaar paal- en zaaghout loopt belangrijk terug. En na twee generaties Tiddens wordt de borg nog slechts bewoond door de veenbaas, genaamd J. Bos. In die tijd wordt de exploitatie vrijwel beëindigd. De Nederlandse Heidemij neemt het landgoed vanaf 1946 onder haar beheer. Voor de erven Telting en Beijma, die hun eigendommen al in 1886 hebben ondergebracht in de NV Ennemaborgh, is er weinig meer te verdienen aan het landgoed.


Maya Wildevuur is een kleurrijke persoonlijkheid.Borg en bos krijgen gaandeweg een meer recreatieve functie en sedert 1965 is het geheel eigendom van de stichting Het Groninger Landschap. Het landgoed omvat bij de aankoop 362 ha landerijen, waaronder 80 ha bos, de borg en een vijftal boerderijen. Sinds de overdacht in 1965 is er veel geld en energie in het landgoed gestoken. Het geheel verkeert in een verwaarloosde staat en restauratie wordt onmiddellijk in gang gezet. In 1970 zijn de borg en het koetshuis praktisch geheel gerestaureerd. In de vorige 19e worden er tegenover de borg twee kleine arbeiderswoningen gebouw. Ook deze worden door de stichting gerestaureerd. Tenslotte bouwt Het Groninger Landschap op het borgterrein een nieuwe werkschuur en wordt een karakteristieke ophaalbrug herbouwd en er volgt een facelift met betrekking tot de borgtuin die weer in de barokstijl wordt teruggebracht.
Het bos achter de borg wordt sedert 1981 begraasd door uit Polen afkomstige Konikspaarden, afstammelingen van de wilde Tarpan-paarden. Ze helpen op hun manier mee bij het natuurlijk onderhoud van bos en akkers. In 1985 wordt het landgoed door aankoop uitgebreid tot 427 ha. Rond het bos, in het voormalige landbouwgebied is een groot natuurgebied ontstaan met een recreatieplas en een natuurplas. Een en ander is nog meer versterkt door de aanleg van Blauwe Stad.

De borg tenslotte is sedert 1992 de woning en atelier van de gerenommeerde kunstenares Maya Wildevuur. Opnieuw is de borg het decor van kunst en antiek en voegt het opnieuw een hoofdstuk toe aan de lange geschiedenis van de Ennemaborgh.

Bronnen:
1. Midwolda. Vrouger, Ennemaborg.
2. De Ommelander Borgen en Steenhuizen.
3. NRA borgen. Groninger Borgen. Kastelen van het Hoge Noorden.
4. Trouw, 24 juni 2005. Statussymbool Ennemaborg wordt oerbos en keurig paleisje.
5. Natuurbos in Nederland van Hans van der Lans en Gerben Poortinga.

6. De boerderijen in het Wold Oldambt (deel 1 en 2).

 


Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten

voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...

geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.

Hoogeveen, 8 mei 2009.
Update: 14 december 2022.
Verhaal: © Harm Hillinga

 

Menu Artikelen.HomePage.