Ten zuiden van Oostwold strekt zich het zogenaamde Meerland of Huininga-Meerland uit, genoemd naar één van der jonkers uit het vermaarde geslacht Huininga: Johannes Epius Huininga. Doorgaans wordt dit geslacht aangeduid met Huninga. Overigens luidt zijn volledige naam Jonker Professor Doctor Johannes Eppius Huninga van Oostwold. Hij wordt tussen april en mei 1584 in Oostwold geboren en is een van de burgemeesters van de stad Groningen van 1627 tot 1638. Verder is deze Huninga hoogleraar, raadsheer, lid van Gedeputeerde staten, lid van de Hoofdmannenkamer en curator van de Universiteit van Groningen geweest. Zijn vrouw, Anna Maria Tjarda van Starckenborgh, is een dochter van Ludolph Tjarda van Starckenborgh en Hidda Onsta. Zij is eerder gehuwd met Rembt ten Ham. Hun graf is te vinden in de kerk van Garsthuizen.

 

Huningameer
Een andere jonker uit dit geslacht, is de broer van Johannes, Jonker Sebo Huninga. Hij woont op een borg in het Meerland. Die borg is omgeven door grachten en ligt ten noorden van het Huningameer, ook wel Oostwoldermeer genoemd. Precies daar waar nu het Oldambtmeer is gecreëerd. Het is een grote stommiteit dat men dit meer niet de naam heeft gegeven die het toekomt, namelijk Huningameer, zoals het altijd al heeft geheten.
Deze Sebo Huninga, een broer van Johannes Epius, krijgt onenigheid met de stad Groningen door bij het graven van het Koediep partij te kiezen voor de Oldambtsters, die daartegen in verzet komen. Hij woont dat inmiddels op de borg te Beerta. Sebo Huninga, geboren in 1605 te Oostwold, trouwt met Tya Tiddinga uit Beerta. Haar volledige naam komen we in oude documenten tegen als Etke (Etta, Ettien) Doedes Tiddinga. Sebo wordt door zijn huwelijk eigenaar van de Tiddingaborg in Beerta. Deze borg komen we daarom daarna tegen als Huningaborg. Hij sterft op 15 april 1661 en wordt begraven in de Hervormde kerk te Beerta. Zijn grafsteen is daar nog steeds te zien. Op zijn grafsteen staat vermeld: ‘Anno 1661 den 15 aprillis is de Weledelgeboren en Gestrenge Joncker Sebo Huninga van Oostwolt out 56 jaeren in den Heeren Christelyck ontslaepen.’ De steen vertelt verder: ‘Ick heb op deser aard gestreeden, in ongemack en moeilickheeden, Ick heb geyvert voor ’t gemeen nu rust ick onder desen steen’. Over Sebo en Johannes is vrij veel bekend, maar daarover later meer. Wel kan ik het hier niet nalaten alvast te vertellen dat Sebo ook 12½ deimt land bezit aan de Ekamperweg te ‘de Eekamp’ bij huisnummer 5.

Geschiedenis
Het Meerland behoort in feite tot een van de noordelijkste uitlopers van het Bourtangerveen. Uit het Oostwolder veen omspringt het riviertje, de Finser Ee. Door de overstromingen tussen 1488 en 1513 worden grote gedeelten van het veen weggespoeld. Het meer dat daardoor ontstaat wordt in 1848 drooggemalen en in vruchtbaar land herschapen. Het meer is lange tijd het bezit geweest van de Huninga’s en ook zij zullen hier bezig zijn geweest met het ontginningswerk.

Watermolen en gemaal Huninga (Bron: Waterschap Hunze en Aa's).
Foto boven: Watermolen en gemaal Huninga (Bron: Waterschap Hunze en Aa's).

De vervening van het overgebleven veen begint in het begin van de 19e eeuw. Na vervening wordt de bovenste laag (bolster) teruggestort en een deel wordt bezand vanuit de gegraven wijken. Deze wijken zijn op de kaart van Kuyper (zie verder) duidelijk zichtbaar. Voor zover bekend is hier altijd met handkracht verveend. Blauwestad is in feite het nog verder afgegraven geworden van hetgeen de turfgravers zijn begonnen. Vroeger is het hoogveengebied tussen de keileem en de zandheuvels waarop Midwolda en Oostwold, maar ook Winschoten, het zogenaamde eiland van Winschoten, gelegen zijn. Dit hoogveen is voor een groot deel het bezit geweest van de heren van de Ennemaborgh en wordt in de loop der jaren steeds verder afgegraven. De afgraving, de verdere afwatering en ontginning komt echter aanvankelijk gebrekkig en langzaam op gang, feitelijk pas na WOII. Het vroegere Huningameer, omdijkt en omsloten door de Noorderingdijk en de Zuiderringdijk (het huidige Meerland) wordt daarbij ook drooggelegd en sluit naadloos aan bij het vroegere hoogveengebied. Het is dus eigenlijk het in het hoogveengebied gelegen Huningameer, het enige water tussen Winschoten en Midwolda/Oostwold, afgezien van slechts een aantal poelen in het veengebied. Dit is de kern geworden van Blauwestad, waarvan het (Oldambt)meer veel groter is geworden dan het oorspronkelijke Huningameer.

Gemaal Huninga (Bron: Waterschap Hunze en Aa's).
Foto onder: Gemaal Huninga (Bron: Waterschap Hunze en Aa's).

Vanaf 1828 heeft men al watergangen naar het Koediep (zie de kaart van Kuyper, verderop) gegraven en primitieve watermolens geplaatst. Vanaf 1840 wordt er echter pas serieus met de bemaling begonnen als Gedeputeerde Staten toestemming geeft voor de bouw van een watermolen. In 1886 wordt het waterschap 'Huninga-Meerland' opgericht en wordt begonnen aan de bouw van een stoomgemaal die de watermolen, via een aandrijfas, moest assisteren bij windstil weer. In 1921 wordt alles afgebroken en vervangen door een nieuw stoomgemaal. Door de schaarste aan brandstof is er in de Tweede Wereldoorlog nog weer op grote schaal turf afgegraven op de restanten van het veen. Achter de voormalige strokartonfabriek ‘de Toekomst’ staat in het verleden een stoombaggerpers, waar ook het veengereedschap en de turf ligt opgeslagen.

Theodorus Beckeringh
Mr. Theodorus Beckeringh, Assessor van het Krijgsgerecht in Groningen heeft in 1781 een kaart van Stad en Ommelanden gemaakt, met daaromheen tekeningen van borgen. De ‘Huininga’ borg van Beerta wordt wel in tekst op de kaart aangegeven, maar helaas niet als tekening. De borg van de Huninga’s te Oostwold staat er zelfs niet als tekst op, terwijl er bij de Ennemaborgh ‘Ennema’ en ‘Hora Siccama’ staat aangegeven. De naam Ennema duikt voor het eerst op in 1391 in ‘Sebo Ennema Midwoldani’. Als in 1681 Anna Maria Clinge trouwt met Wilhelmes Hora, een zoon van de rijke Mozes Aaron (Hora), komt het landgoed in het bezit van de Siccama's. Een dochter uit dit huwelijk trouwt in 1737 namelijk met Wiardus Siccama, waardoor de naam Hora-Siccama ontstaat. De bewoners schrijven rond 1800 over het leven op de Ennemaborgh, waarin ook het meer wordt genoemd:

's Morgensvroeg kwamen de meesterknecht, de tweede knecht, de meid, arbeiders en vrouwen, de veenbaas, boswachter, timmerlui, metselaars, schilders, de opzichter, de tuinman, tuinlieden, bosarbeiders en wiedsters allemaal op de borg. Ze brachten verslag uit van hun werkzaamheden en kregen dan van Johan Hora nieuwe orders. Mevrouw Hora werd om 6 uur gewekt door de meid. Ze ging dan eerst een uur in de Bijbel lezen. Om 8 uur kwam ze in zijde gekleed, ontbijten. Hierna besprak ze het werk met haar personeel. Daarna ging ze naar de leerkamer van de meisjes. De meisjes kregen les op de borg van een Zwitserse gouvernante. De jongens gingen meestal naar een kostschool. Soms gingen ze zwemmen in het Huningameer, of varen. Mevrouw ging 's zondags altijd trouw naar de kerk. Elke zaterdagmiddag werd haar door de onderwijzer een schriftelijke opgave gebracht van de tekst en psalm als voorbereiding op de godsdienstoefening.’

Vanuit de Ennemaborgh is het veen richting het zuiden afgegraven, zoals dat ook door de Huninga's gebeurde.

Van een Huningaborg te Woldendorp wordt evenmin op de kaart van Beckeringh gerept. De naam van deze plaats ben ik op een kaart uit deze periode overigens nog nergens tegen gekomen. Nu is dit niet allemaal zo vreemd, want deze meneer Beckering zal in 1771 waarschijnlijk niet overal in de Ommelanden geweest zijn en bovendien is de kaart juist in een tijdperk tot stand gekomen waarin veel borgen gesloopt zijn.

Beckeringh die tussen 1771 en 1774 aan de kaart heeft gewerkt, heeft ‘de Eekamp’ duidelijk op de kaart aangegeven, evenals Hardenberg bij Finserwold, Oostwold, Midwolde en de Beerte. Onder de Beerte staat 'Huininga' met daaronder een schets van wat een borg zou kunnen zijn. Verder wordt het meer tussen Oostwold en de Beerte aangegeven met 'Huininga of Oostwolder Meer', waarbij tevens nog wordt geschreven dat deze ‘somers’ bijna droog is. Rondom het meer is een dijk aangelegd, de Noorderringdijk en de Zuiderringdijk. Overigens bestaat de Noorderringdijk nog steeds, maar is deze inmiddels onder water verdwenen. In Oostwold is dat nu een weg die nog deels langs de noordelijke dijk rond het Oldambtmeer loopt. Meer lezen: Lees meer over de Beckering kaart.

Het Huningameer op de kaart van Beckeringh

Afb. boven: Een klein deel van de Beckeringh kaart (1774) met in in midden duidelijk zichtbaar het Huininga of Oostwolder Meer 'somers bijna droog', met daaromheen de Noorderringdijk en de Zuiderringdijk.
Bij Beerte staat 'Huining' met aan de zuidkant daarvan de schets van iets wat op een borg lijkt.


Coenders
Dit meer wordt ook een eeuw eerder genoemd op de Coenderskaart uit 1678 van de gebroeders Coenders. Oostwolt, Finserwolde en Beerte, met daartussen het ‘Oostwolster Meer bed’, lezen we op de kaart. Nergens komen we iets tegen wat op de Huninga’s zou kunnen duiden, behalve misschien net ten zuiden van het meer waar we een schets zien van wat een borg zou kunnen zijn. Een dergelijke schets zien we ook ten westen van de kerk te Oostwolt, daar waar inderdaad de borg van de Huninga's heeft gestaan.

Na veel speurwerk ben ik op slechts één nog oudere kaart, namelijk die van Bartholdo Wicheringe uit 1631, een borg van de Huninga’s tegen gekomen en wel die ten westen van de kerk te Oostwold met als bijschrift ‘Huninga’. Het meer wordt op deze kaart aangeduid als ‘Oostwolter meer bed’. Meer lezen: Lees meer over de persoon Coenders en zijn werk.

Het Oostwoldermeer op de kaart van Coenders
Afb. boven: Een klein deel van de Coenderskaart (1678), met ook hier in het midden tussen Oostwolt en Beerte, het Oostwolder meer. Bij Oostwold is een schets te zien van de kerk (rechts) en de borg (links).

 


Klein deel van de kaart van Bartholdus Wicheringh, Groninga (1645).
Afb. boven: Klein deel van de kaart van Bartholdus Wicheringh, Groninga (1645). Met daarop bij Oostwolt de naam Huninga met daarboven (rechts) de kerk en (links) de borg. Het meer wordt op deze kaart aangegeven als 'Oostwolter meer bed', met daaromheen een dijk.


Een derde kaart waarop we gegevens vinden van de Huninga’s is die van Bartholdus Wichering uit het jaar 1645. Ook hierop is het 'Oostwolter meer bed' duidelijk ingetekend tussen Oostwolt in het noorden, Beerte in het zuiden, Finserwolde in het oosten en Scheemte in het westen. De kleine schetjes geven de kerken, de molens en de borgen weer. Bij Oostwolt is links naar de kerk de Huningaborg zichtbaar.

 

Een van de Kuyperkaarten uit 1867 van de voormalige gemeente Midwolda
Afb. boven: Een van de Kuyperkaarten uit 1867 van de voormalige gemeente Midwolda met daarop ten zuiden van Oostwold
aangegeveen de 'Huninga meerlanden' en 'Meerland'.. De Noorderringweg en de Zuiderringweg zijn op deze kaart ook goed
zichtbaar. Ook het Koediep is op deze kaart goed zichtbaar. Deze loopt helemaal vanaf het Winschoterdiep bij Scheemda/Eexta
en loopt vervolgens achter Midwolda en Oostwold richting Goldhoorn. Het veen van de Hooge Veenen (Ennemaborgh) en de
Huninga meerlanden (Huningaborgh) via de wijken die uitmonden in het Koediep wordt afgevoerd. Onder de kaart lezen we
dat de gemeente in die tijd bestaat uit 4098 bunders en 3700 inwoners telt.

 

De laatste kaart is een van de Kuyper uit 1867, waar we ten noorden van AeKamp en Hardenberg de Huningameerlanden vinden op de kaart van Finsterwolde. Deze gegevens vinden we ook op de kaart Midwolda van Kuyper. In deze periode bestaat er al geen borg meer van de Huninga’s, want Johanna Groeneveld die in in 1857 eigenares van de Huningaborg te Beerta is geworden, laat in datzelfde jaar de burcht afbreken en een nieuwe boerderij bouwen op dezelfde plaats.

Eind april 2009 ben ik in het bezit gekomen van de beide delen Boerderijen in het 'Wold-Oldambt', deel 1 een deel 2. Iemand in Nietap bij Leek bleek de boeken dubbel te hebben. Tot mijn stomme verbazing blijkt deze persoon in het bezit te zijn van één van de vier ooit originele en immens grote Beckeringkaarten. Het betreft te gaan om een kaart in perfecte staat, waar een complete wand van een kamer voor nodig blijkt te zijn. De borgen die erop staan zijn voorzien van prachtige randen opgelegd met bladgoud. Een exemplaar waarvan de liefhebber van de Groninger geschiedenis van gaat kwijlen. Als troost heb ik van hem een afdruk meegekregen in kleiner formaat.

Archieven en boeken
Er is in oude archiefstukken en boeken nog wel meer te vinden over het gebied en met name over het Huningameer. Uit 1714 dateert een kaart van het Oostwolder- of Huningameer gemaakt door Arnoldus Tideman, ingenieur en geëxamineerd landmeter. (Register van het archief van Groningen, Volume 4, geredigeerd door Hendrikus Oktavius Feith, blz. 322).
In de ‘Geschiedenis der provincie Groningen’, door A. Smith, Med. Et Art. Obstetr. Doctor te Beerta, uitgegeven te Groningen door C.M. van Bolhuis Hoitsema in 1849, lezen we op bladzijde 113 en 114 een kort stukje over het ‘Huninga Meer’. Het boek is opgedragen aan ‘W.F.L. Baron Rengers, Staatsraad, Gouverneur van de Provincie Groningen, enz. enz.’ Op één van de eerste bladzijden lezen we een kort gedichtje van een zekere Helmers dat zeer toepasselijk is voor dit gedeelte van het boek:

O grond! In vroeger eeuw in schuimend nat bedolven!
O grond! Door ’t voorgeslacht gewoekerd uit de golven,
Gij dondert ons in ’t oor met onweerstaanbre kracht:
Bemint uw vaderland, vereert uw voorgeslacht
.


Op blz 113 en 144 lezen we het volgende: ‘Nog verdient het Huninga-Meer, naar dit geslacht genoemd, vermeld te worden, dat eene uitgebreide vlakte is van lagen en op vele plaatsen moerassigen grond, met meerdere of mindere hoeveelheid humus voorzien. Men gist, dat hetzelve door eene overstrooming van den Dollard ontstaan is, die misschien hier en daar stukken bovenveen heeft afgespoeld. Het konde voor 70-80 jaren nog met scheepjes bevaren worden, en verschafte aan menigen visscher zijn bestaan; thans is hetzelve droog, en op vele plaatsen golven des zomers korenaren of graast het vee, waar voorheen de visschen dartelden en voedsel vonden. Hetzelve is voormaals althans bewoond geweest, in het zuidelijk gedeelte stonden eenige huizen, en in het noordeinde strekte de bewoning zich nog verder uit, alwaar nog eene werf is met grachten omgeven, die Huninga-borg genoemd wordt. De dorpen Torperen en Merkhuizen, door den Dollard weggespoeld, waren niet ver van Oostwold af gelegen.’

Daar het boek in 1849 is geschreven, leert een eenvoudig rekensommetje ons dus dat het meer rond 1775 nog een echt meer genoemd kon worden, waar schepen voeren en vissers hun bestaan vonden. In de loop der jaren zien we op oude kaarten het meer telkens nog terug met de vermelding dat het meestal droog staat, tot het moment dat alleen het gebied nog ‘Huninga Meer’ wordt genoemd. De plaats waar het meer heeft gelegen is op de kaarten duidelijk zichtbaar en heeft slechts op een paar honderd meter ten zuiden van Oostwold gelegen, daar waar nu het Oldambtmeer ligt, met een minimale diepte van circa 1.30 meter. Daar waar echter het Huningameer heeft gelegen is het meer wel 2.50 meter tot 3.50 meter diep. Het is dan ook zonder meer terecht dat er in het jaar waarin dit meer zijn huidige naam heeft gekregen, stemmen waren te horen die duidelijk kenbaar maakten dat het meer Huningameer genoemd zou moeten worden. En terecht! Het is onbegrijpelijk dat het ‘Oldambtmeer’ is gaan heten. We hebben nu de landstreek Oldambt, het Oldambtmeer, een voormalig waterschap Oldambt, een korenmolen Oldambt (Heiligerlee) én de gemeente Oldambt. De historie zou er beter bij gediend zijn als het meer de enige juiste naam had gekregen: het Huningameer, zoals het altijd al heeft geheten.

 

In 1855 verschijnt het boek ‘De Dollard of geschied,- aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen .... Door Goswin Acker Stratingh, Gerard Azings Venema, C.A. Venema. Uitg. te Groningen door J. Oomkens, J. Zoon en R.J. Schierbeek, waarin we het volgende lezen: ‘Op de latere oude kaarten van de provincie wordt het meer verschillend voorgesteld, ook in den naam. Zoo droeg het mede den naam van Huningameer, naar de voorname en vermaarde Oldambtster familie Huninga , welke te Oostwolde haren hoofdzetel of stamplaats had; ook wel dien van Eeckelsmeer en van Fledder, zoo dit geene verwarring is met het Vledder of het dus genoemde land ten oosten van Finserwolde. Het komt dan eens als reeds droog gemaakt, dan weder als nog een meer voor, op zich zelf staand of uitwaterende door de oude Oostwolder zijl, ook wel in verbinding met de Tjam. Op de kaart van Beckeringh van 1781 wordt het nog als meer voorgesteld, waaruit zelfs de Tjam ontspruit. Deze voorstelling is zeker onjuist, daar de Tjam wel met het meer in verbinding mag gestaan hebben, gelijk nog heden, maar ten zuiden daarvan haren weg nam. De bodem van het meer geeft het waarschijnlijkste te kennen, dat het wel door den Dollard is overstroomd, maar niet gevormd geworden. Het meer vormt eene kom, welke aan de noord-, oost- en zuidzijde door hooge gaastgronden, die uit leem, potklei, zand met veel vuursteen vermengd, bestaan, is ingesloten, terwijl het aan de westzijde door de Midwolder hooge veenen (vooreen gedeelte reeds afgegraven) is begrensd en aan de zuid-westzijde ligt aan eene streek laag veen, waar nog gebaggerd wordt. De kom heeft van boven kleigrond (roodoorn), die meestal op darggrond ligt en het dikst wordt aangetroffen langs de oude grenzen van het meer, het minst in het zuiden, zoodat er, bij het gedurig ploegen, bijna geen klei is aan te treffen. Die klei nu is denkelijk met het Dollardwater aangevoerd, schoon het zoete water ook zijn aandeel daaraan zal hebben gehad, gelijk wij zullen zien, dat zich de oorsprong van den roodoorn ook daaruit Iaat verklaren. Men vindt vooral langs de noordzijde, waar het meer het naast met den Dollard, althans bij hooge vloeden, in verband zal hebben gestaan of ingebroken zijn, op den darg- of ouden veengrond klei, ook westelijk van het meer, en aan de noordoostelijke zijde van de Midwolder hoogeveenen tot digt naar de Groeve van zeer moeras- en dargachtigene grond, die vroeger zeker tot het meer heeft behoord en vrij veel diepte moet gehad hebben, zoodat het meer, waarvan nu de oppervlakte, of van het zoogenoemde Meerland, zooals het door zijne wegen is ingesloten, op ongeveer 450 B. geschat wordt, voorheen veel aanzienlijker van omvang zal geweest zijn. Dit meer, dat nog niet lang geleden voor een groot deel onbebouwd daarheen lag, levert nu, door een watermolen droog gehouden, goede vruchten op, en zou bij eene betere afwatering en drooghouding nog meer opbrengen. Behalve de Tjam, liep er, volgens de Dollardkaart, nog ten oosten een takje van de Reider Ee door het Oost-friesche gedeelte van het verdronken land. Dit nam op de hoogte van Bunde een begin, vloeide noordwaarts langs eene plaats Wijnemeer geheeten, waar het met een meertje in verbinding stond, en viel niet ver van Uterpawing in dien hoofdstroom. Dit takje is daarmede geheel verdwenen.’


Kaart van Blauwe Stad
De zwarte lijnen geven de grenzen aan van de voormalige gemeentes Reiderland, Winschoten en Scheemda

Natuurreservaat
Het thans nog aanwezige natuurreservaat Meerland heeft een oppervlakte van 36 hectare en omvat 25 ha bos en hoogveenrestanten, verder 8 ha grasland en 2 ha overig natuurterrein, zoals heide, struweel en reigte. Sinds 1983 is het reservaat eigendom van Staatsbosbeheer. Hier liggen ook de laatste twee restanten hoogveen van Groningerland. Door verdroging is het hoogveen afgestorven maar de anderhalf meter hoge ruggen geven mooi aan hoe het terrein er oorspronkelijk heeft uitgezien. Dit uiterst kwetsbare gebied is voor publiek gesloten en er zijn dan ook geen recreatieve routes. Er zijn suggesties om vlakbij een Natuur- en Milieu Educatie centrum met uitleg over hoogveenvorming te maken, alsmede een ondergronds gebouw voor informatie over de bodem.

Het bosonderhoud beperkt zich tot het terugzetten van els, berk en eik. De Sportelswijk is aan de Noordzijde over een lengte van 75 meter uitgediept en er is bos aangeplant. Als waterconserverende maatregelen zijn enkele sloten afgedamd. Ook de Sportelswijk is in 1983 afgedamd met een hard houten damwand. Er zijn ruiterpaden aangelegd voor de paardensport. Het reservaat vormt landschappelijk gezien een overgang van een open landbouwgebied naar een kleinschaliger gebied met keileem in Ekamp, ten zuidoosten hiervan.

Op de hoogveen restanten komen veenmos, gagel en vossenbes voor. Het reservaat biedt voor diverse diersoorten, o.a. vossen, een geschikt woongebied. Vroeger is er wel eens wateroverlast in het Meerland geweest, vooral als de twee watermolens van Oostwold het water niet snel genoeg kunnen lozen. Dan stroomt het water de huizen binnen. Sommigen hebben 's winters uit voorzorg stro op de vloer gehad. Wordt het te gevaarlijk dan evacueert men naar het gebouw Eben Haëzer in Oostwold. In 1886 wordt het waterschap Huininga Meerland opgericht.



De laatste restjes ...
De laatste overgebleven winkel van Berend Boneschans geweest, in 1940 overgenomen door schoonzoon Kobus Naaijer. Deze wordt in 1975 gesloten. Twee andere kruideniers, Nicolaas Bos en Iepo Oosterhuis, zijn al eerder gesloten, terwijl in het nabij gelegen Ekamp bakker Poepjes en café Hut worden opgedoekt. In 1950 wordt de postduivenvereniging ‘Snelvliegers’ opgericht. De school in het Meerland heeft in 1957 nog 75 leerlingen, maar moet in de jaren tachtig wegens gebrek aan leerlingen worden gesloten. Het verdwijnen van de school is een grote klap voor de gemeenschap, ook voor het verenigingsleven, omdat alle activiteiten in de school plaatsvinden. Gelukkig kan het verenigingsgebouw ‘Veenvlamke’ worden gesticht. Een grote aanwinst voor het gebied is manege ‘De Driesprong’, in 1987 gestart door de familie Kuiper.

Meerland is Meerland niet zonder een eigen lied. Meerland heeft er zelfs twee:

Meerlandlied
Hoe lang is het geleden,
dat hier nog water was.
Hoeveel is hier gestreden
toen was het nog moeras
.

Maar nu zijn hier de velden klaar
misschien komt dan de weg hierna
en groeit hier prachtig goudgeel graan
zie je hier de mooiste bloemen staan.

Er is een tijd van komen
er is een tijd van gaan.
Wie had dat durven dromen
als je onze school ziet staan.
Meerland gaf in oorlogstijd
een grote schat, was steeds bereid,
aan brandstof en aan arbeidskracht
daaraan wordt nooit genoeg gedacht.

 

Refrein.

Meerland, kleine fiere Meerland
met je huisjes zo knus en zo klein.
Meerland, kleine fiere Meerland
schitterend in de zonneschijn.
Nooit zal ik jou vergeten gaan
al ga ik hier zo ver vandaan.

Ja, eenvoud is de deugd.

Blauwe Stad in vollop in ontwikkeling.

't Meerland
Aan het pad mit paaltjes ligt,
paaltjes kört en wit,
aal zo wied as 't oogje zucht
'n aibels mooi gehucht.
Hongerige Wolf dat is ja de inriepoort
Woar ons ol Meerland ligt
Meerland zegend oord.
Waar ons ol Meerland ligt
Meerland, zegend oord.

Woont gain börgemeester hier
stait ook gain bioscoop
en naar de kerk en naar het loug
is 't 'n haile loop.
Vrouger het 't aal wotter west
vrouger was 't een meer
Moar dat is al hail laank heer
't heugt ons ja nait meer
Moar dat is al hail laank heer
't heugt ons ja nait meer.

 

Is 't er ook wat ainzoam en
bin'n de hoezen klain
ik begeer gain aander stee
'k mag mie der nait zain.
Naargens is het ja zo vrij
naargens zo gezond
as waar het Meerland ligt
op de lichte grond
as waar het Meerland ligt
op de lichte grond.

 

Blauwe Stad in vollop in ontwikkeling.

 

Meer lezen over Meerland: Meer lezen over Meerland: De lagere school van Meerland.

 


Bronnen:
01. De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Dr. W.J. Formsma, R.A. Luitjens-Dijkveld Stol, A. Pathuis. Van Gorcum & Comp. B.V. Assen 1973.
02. De digitale dorp Midwolda, Smaragd van Blauwestad.
03. De digitaole toesbladziede van Piet Remeijer.
04. Noorderbreedte: Natuurbeheer van konik-paarden.
05. Groninger Landschap: Gebiedsvisie Ennemaborgh, diamant aan de Groene Ring.
06. Officiële site van de gemeente Reiderland.
07. Officiële site van BlauweStad.

09. De Dollard of geschied,- aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen .... Door Goswin Acker Stratingh, Gerard Azings Venema, C.A. Venema. Uitg. te Groningen door J. Oomkens, J. Zoon en R.J. Schierbeek, 1855.

10. Geschiedenis der provincie Groningen’, door A. Smith, Med. Et Art. Obstetr. Doctor te Beerta, uitgegeven te Groningen door C.M. van Bolhuis Hoitsema, 1849.


 

Deze pagina maakt deel uit van de site NazatenDeVries.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten

voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...

geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.

Hoogeveen, 5 mei 2009
Hierziening: 15 mrt 2012
Verhaal: © Harm Hillinga

 

HomePage Menu Artikelen. Menu Genealogie.